Ministerie van Buitenlandse Zaken

Hierbij hebben wij het genoegen u het verslag te doen toekomen van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 21 en 22 november 2005.

De Minister De Minister

van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking,

Dr B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

De Staatssecretaris
vooor Europese Zaken,

Mr Drs. A. Nicolaï

Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 21 en 22 november 2005

Voorbereiding Europese Raad 15-16 december
Aan de Raad lag een geannoteerde ontwerp-agenda van de Europese Raad voor, waarin het Brits voorzitterschap de beoogde onderwerpen kort uiteen had gezet. Het betreft een achttal thema's, te weten: Financiële Perspectieven, Afrika, een mondiale benadering van migratie, terreurbestrijding, banen en groei, duurzame ontwikkeling, klimaatverandering en externe betrekkingen. Tijdens de Raad bleek steun voor deze agenda te bestaan. Het voorzitterschap sprak de verwachting uit dat een groot deel van de beraadslagingen gewijd zal zijn aan de Financiële Perspectieven. Enkele lidstaten suggereerden agendering van additionele onderwerpen. Zo noemden sommigen uitbreiding, in het bijzonder de positie van Macedonië. Het voorzitterschap gaf aan dat dit mede beoordeeld zal worden in het licht van de mogelijke bespreking van dit onderwerp tijdens de RAZEB van 12 december a.s. Een andere lidstaat sprak zich uit voor een opdracht van de Europese Raad van december a.s. aan de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten om nationale debatten over de toekomst van de Europese samenwerking te coördineren. Het Oostenrijks voorzitterschap zou bovendien in het eerste halfjaar van 2006 een tussenbalans moeten opmaken. Nederland zei hierop dat het nuttig kan zijn om de verschillende activiteiten in de lidstaten te inventariseren. De Europese Raad zou in zijn conclusies ook melding kunnen maken van activiteiten die lidstaten gezamenlijk ondernemen, zoals de Brits-Nederlandse conferentie 'Sharing Power in Europe' op 17 november jl. Deze conferentie is een goed voorbeeld van de wijze waarop aan de bezinningsperiode gestalte kan worden gegeven, zo meende Nederland. Vanuit de Raad werd ook aangegeven dat er ten aanzien van een mondiale benadering van migratie een concreet actieplan aan de orde zou komen; ook werd gevraagd om aandacht voor het vervolg op de VN-millenniumtop te New York van september jl.

Financiële Perspectieven
Er was door het voorzitterschap geen inhoudelijk papier voorbereid voor de Raad. Wel had het voorzitterschap vooraf een kort procedureel papier verspreid, waarin werd aangekondigd dat op 7 december a.s. een extra Ministerieel Conclaaf zal worden gehouden. Ter voorbereiding van dit Conclaaf zal het voorzitterschap een eerste voorstel, inclusief cijfers, presenteren.

Het voorzitterschap gaf aan dat in dit voorstel grote aanpassingen zullen worden aangebracht ten opzichte van het voorstel van het Luxemburgse voorzitterschap op de Europese raad van juni jl. Ook gaf het voorzitterschap aan dat het Verenigd Koninkrijk als lidstaat niet akkoord kan gaan met een vermindering van de Britse korting op de afdrachten (de "rebate"), zoals destijds voorgesteld door het Luxemburgs voorzitterschap. Veel lidstaten hadden kritiek op de werkwijze van het voorzitterschap en met name het feit dat er nog steeds geen voorstellen en cijfers besproken konden worden. Ook was er veel kritiek op het Verenigd Koninkrijk als lidstaat voor zijn positie ten aanzien van de "rebate". Veel lidstaten zijn van mening dat de vermindering van de Britse korting de sleutel vormt voor een akkoord over de Financiële Perspectieven. Indien het Verenigd Koninkrijk niet kan instemmen met een redelijke vermindering van de "rebate", zal een akkoord zeer moeilijk worden. Nederland heeft steun uitgesproken voor het streven van het voorzitterschap om substantiële aanpassingen aan te brengen ten opzichte van het laatste voorstel van juni jl., met name om de begroting evenwichtiger en moderner te maken. Tevens heeft Nederland nogmaals aangegeven dat het een forse correctie op zijn netto-betalingspositie nodig heeft om akkoord te kunnen gaan.

Post-tsunami follow-up
De Raad, in samenstelling van ministers voor Ontwikkelingssamenwerking, stelde Raadsconclusies vast over de evaluatie van de follow-up van het EU tsunami actieplan. Er vond geen discussie over het actieplan plaats.

MOVP
Hoge Vertegenwoordiger Solana sprak zijn tevredenheid uit over de afspraken tussen en met Israël en de Palestijnse Autoriteit over de grensovergang bij Rafah. Ook ministers stemden in met deze concrete vorm van betrokkenheid van de EU bij het vredesproces, middels het monitoren van de grensovergang. Nederland wees daarbij op de verantwoordelijkheid voor Gaza die de EU nu via deze betrokkenheid op zich heeft genomen. Tevens werd door Nederland aangegeven een bijdrage van 250.000 euro aan financiële ondersteuning van de monitoring missie te voorzien, alsmede een bijdrage in personele termen te overwegen. De missie zal in totaal circa 70 personen omvatten. Onder meer door Nederland werd tijdens de bespreking gesteld dat Israël, ook in de komende periode van interne politieke onzekerheid, aan zijn toezeggingen en verantwoordelijkheden moet worden gehouden, onder andere betreffende de nederzettingen en de muur. Wat betreft de komende verkiezingen voor het Palestijns Parlement (PLC) deelde de Commissie mede dat het lid van het Europees Parlement Véronique de Keijser was benoemd tot hoofd van de EU-waarnemingsmissie, die uit 172 personen zou bestaan. Inzake de deelname van Hamas aan de verkiezingen werd de oproep herhaald af te zien van geweld, het bestaansrecht van Israël te erkennen en te ontwapenen.

Irak
De Raad sprak kort over de ontwikkelingen in Irak. Ten eerste werd nader in gegaan op de mogelijkheid van waarneming door de EU van de verkiezingen op 15 december a.s., naar aanleiding van een recent Iraaks verzoek daartoe. Bezien zal worden of op deze korte termijn in ieder geval EU-waarnemers kunnen worden gezonden naar de zogeheten groene zone. Ook werd gesproken over het belang van continuering van de politieke dialoog met Irak. Voorts spraken de ministers hun afschuw en onbegrip uit over de misstanden in de recent ontdekte gevangenis in Bagdad en stelden dat deze onacceptabel zijn. Tot slot werd door de Commissie de spoedige opening van haar kantoor in Bagdad aangekondigd.

Iran
De Raad wijdde zijn bespreking aan de nucleaire kwestie, met het oog op de bijeenkomst van de IAEA Bestuursraad op 24-25 november. Daarbij kwam met name aan de orde het IAEA-rapport 'Implementation of the NPT Safeguards Agreement in the Islamic Republic of Iran' welk op 18 november verscheen. Het algemene beeld was dat wel sprake is van een zekere beweging, maar dat over het geheel genomen onvoldoende vooruitgang is geboekt. Ondertussen lijkt de conversie met grote snelheid te worden voortgezet. Zorgen werden met name uitgesproken over mogelijke verrijking door Iran. In dit kader verdiende het Russische aanbod voor verrijking in faciliteiten op Russisch grondgebied nadere aandacht. Nederland gaf aan dat indien werd vastgesteld dat er sprake was van verrijkingsactiviteiten en er geen perspectief zou zijn op terugkeer naar de onderhandelingstafel, de mogelijkheid van de gang naar de VN-Veiligheidsraad op tafel hoort te liggen. Onder andere het voorzitterschap bevestigde dat terugkeer naar onderhandelingen het streven blijft, ook in het kader van de E3. De voorzitter van de Raad voegde hieraan toe dat het belang van eensgezind EU-optreden groot blijft. Het algehele beeld blijft zorgelijk en druk op Iran om te stoppen met verrijkingsgerelateerde activiteiten moet worden gehandhaafd. Evenwel is het aan de IAEA om verrijkingsactiviteiten al dan niet te constateren.

Migratie in externe betrekkingen
De Raad stemde in met conclusies die er op gericht zijn migratie nadrukkelijker in de externe betrekkingen te integreren. In de discussie werd gewezen op het belang van een dialoog tussen de EU en Afrika die zich ook tot migratie uitstrekt. In de samenwerking met derde landen zullen onderwerpen als capaciteitsopbouw, terugkeer, overmakingen van migranten naar landen van herkomst, het tegengaan van "brain drain", duurzame oplossingen voor vluchtelingen in regio's van herkomst, en bestrijding van mensenhandel aan de orde komen. In de discussie werd verwezen naar de besprekingen tijdens de Informele Top van regeringsleiders in Hampton Court. Als follow-up daarvan zal het onderwerp migratie door de Europese Raad van december worden besproken.

EU-strategie voor Afrika
De Raad nam conclusies aan over een EU-strategie ten aanzien van Afrika. Deze zullen de basis vormen voor een allesomvattende en geïntegreerde EU-Afrika strategie die naar verwachting wordt aangenomen tijdens de Europese Raad van 15-16 december a.s. Het Brits voorzitterschap kondigde aan dat de ontwerpstrategie kort en concreet zal zijn, met een accent op verhoging van de middelen voor vrede en veiligheid en financiering van de African Peace Facility. In de Raad bestond brede overeenstemming over het belang van vrede, veiligheid en goed bestuur voor ontwikkeling. Een geïntegreerde aanpak is noodzakelijk. De ministers spraken zich uit voor adequate financiering van de African Peace Facility op de korte en lange termijn. De Benelux-landen gaven aan migratie en ontwikkeling op de ontwikkelingsagenda te willen zetten en deden een voorstel voor een discussie op ministerieel niveau onder het komende Oostenrijkse voorzitterschap. België, gesteund door de Commissie, bepleitte oprichting door de EU van opleidingscentra in Afrika voor Afrikaanse vredeshandhavers. De Commissie gaf aan voornemens te zijn in april 2006 met een actieplan te komen voor de tenuitvoerlegging van de EU-Afrika strategie. Spanje en Portugal braken een lans voor het voorbereiden van een nieuwe EU-African Union (AU) Top, maar het inkomende Oostenrijks voorzitterschap tekende aan dat dit alleen zin heeft indien er een reële kans is op het houden van een dergelijke Top. Nederland onderstreepte dat het van groot belang is afspraken na te leven. Er is veel beloofd; de EU dient nu boter bij de vis te leveren. Een geïntegreerde benadering is hierbij gewenst. Vrede, veiligheid en ontwikkeling moeten ook in de EU sterker met elkaar worden verbonden. Het belang is evident: minder economische groei betekent meer kans op conflict. Goed bestuur heeft ook prioriteit. Capaciteitsondersteuning dient hierbij centraal te staan en in dit verband werd uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de ondersteuning van nationale, regionale en pan-Afrikaanse parlementen. Commissaris Michel zegde dit toe, met de toevoeging dat ook sociale actoren zoals de vakbonden en de NGO's moeten worden ondersteund. Nederland pleitte in het kader van goed bestuur voor milieumanagement en voor steun van de Commissie aan het African Peer Review Mechanism. Tegelijkertijd moet de EU voorzichtig zijn met inmenging in een Afrikaans geleid proces; het ownership moet worden gerespecteerd. Nederland onderschreef tot slot de aandacht in de strategie voor zulke uiteenlopende zaken als handel en de strijd tegen HIV/Aids, inclusief de inzet voor reproductieve gezondheid en rechten.

Verklaring OS-beleid
De Raad slaagde erin overeenstemming te bereiken over een Beleidsverklaring voor de ontwikkelingssamenwerking van de EU als geheel (deel een) en de EG in het bijzonder (deel twee). Dit was in zekere zin een historische gebeurtenis, aangezien het EU-deel van de verklaring het eerste gemeenschappelijke beleidskader vormt voor de ontwikkelingssamenwerking van de lidstaten en Commissie. Deel twee van de verklaring, dat uitsluitend van toepassing is op de EG (Commissie), betreft een herziening en actualisering van een eerdere Beleidsverklaring uit 2000. In het eerste deel van de verklaring worden armoedebestrijding en het behalen van de Millennium Development Goals als centrale doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking binnen de EU aangemerkt. Als gemeenschappelijke uitgangspunten worden onder andere ownership van de ontvangende landen, partnership, politieke dialoog en participatie van de civil society genoemd. Voorts wordt ingegaan op het volume en de effectiviteit van de hulp, op coördinatie en harmonisatie en op het belang van beleidscoherentie. Deel twee gaat over het beleid van de EG, dat een aanvulling vormt op dat van de lidstaten. Hier wordt aangegeven hoe de Commissie haar comparatieve voordeel en toegevoegde waarde in de praktijk dient te verwezenlijken. Differentiatie is, afhankelijk van het land en de regio, noodzakelijk, maar tevens wordt duidelijk gesteld dat de Commissie zich per land dient te concentreren op een beperkt aantal terreinen. Ook wordt ingegaan op de noodzaak van objectieve en heldere allocatiecriteria voor EG-fondsen en op verschillende hulpmodaliteiten, de uitvoering van de coherentie-agenda, en effectief beheer van de hulp door de Commissie. Over de Beleidsverklaring werd tot op het laatst onderhandeld. Dat de tekst toch kon worden aanvaard is te danken aan de inspanningen van het Brits voorzitterschap en de flexibiliteit van alle betrokken partijen, waaronder de Commissie, die in eerste instantie graag een meer centrale rol voor zichzelf had gezien bij de coördinatie van het beleid van de EU. Controversiële punten waarover in het laatste stadium overeenstemming werd bereikt, betroffen onder andere de definities van ontwikkeling en van ontwikkelingslanden (uiteindelijk zijn hier de OESO/DAC definities opgenomen), een referentie aan pre-accessie beleid (werd op aandringen van de nieuwe lidstaten opgenomen) en opname van een passage over de focus van het EG-beleid op de lage inkomenslanden. Spanje en de nieuwe lidstaten (gesteund door de Commissie) verzetten zich hiertegen. Maar doordat Nederland, Zweden, Denemarken en Ierland tegenwicht boden, kon het voorzitterschap uiteindelijk consensus bereiken over een tekst waarin duidelijk wordt gesteld dat bij de EG-middelentoedeling de minst ontwikkelde landen (MOL's) en de lage inkomenslanden prioriteit zullen krijgen. Op initiatief van Nederland werd hieraan nog een passage toegevoegd die aangeeft dat de Gemeenschap haar focus op de armste landen, in het bijzonder Afrika, dient te vergroten. De tekst van de Beleidsverklaring zal nu ter instemming worden voorgelegd aan het Europees Parlement (dat ook bij het onderhandelingsproces van de afgelopen maanden betrokken was).

Effectiviteit EU-hulp
Eerder dit jaar (gedurende de RAZEB in mei) werd in EU-verband reeds een doorbraak bereikt ten aanzien van de verhoging van het volume van de hulp. Tijdens deze RAZEB werden afspraken gemaakt over de wijze waarop de EU collectief de effectiviteit van de hulp verder kan verbeteren. Hiertoe aanvaardde de Raad operationele conclusies over harmonisatie en coördinatie (uitvoering van de Paris Declaration en het EU Actieplan), de allocatie van EG-middelen, het beheer van de hulp door de Europese Commissie en een duidelijker omschreven rol van de EU in midden inkomenslanden. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, intervenieerde om het belang van de effectiviteit van de hulp te onderstrepen. Nederland stelde dat de effectiviteit en de zichtbaarheid van de EU nog belangrijker worden nu de EU op ontwikkelingsgebied mondiaal een steeds belangrijker speler wordt. In dit verband spoorde Nederland de Commissie aan meer aandacht te besteden aan communicatie en voorlichting, ten behoeve van parlementen, het maatschappelijk middenveld en het bredere publiek. Nederland verwelkomde de positieve resultaten van de hervormingen van het beheer van de hulp die de Commissie het afgelopen jaar heeft doorgevoerd, maar wees daarnaast op zaken die in de toekomst aandacht behoeven: versterking van de capaciteit en de kwaliteit op hoofdkwartier- en veldniveau, decentralisatie van bevoegdheden en stroomlijning van procedures. Ook stelde Nederland nogmaals de armoedefocus van het EG-hulp aan de orde. Terwijl binnen de OESO/DAC het ODA-gemiddelde voor lage inkomenslanden op circa 65% ligt, geldt voor de Gemeenschap thans slechts een percentage van 45%. Dit dient verhoogd te worden. In het kader van de harmonisatie- en coördinatieagenda gaf Nederland aan te willen streven naar een aanpak waarin uiteindelijk sprake zal zijn van één lead donor per ontvangend land per sector. Dat vereist intensievere samenwerking in Europees verband. Het voortouw kan door een lidstaat of de Commissie genomen worden, afhankelijk van comparatief voordeel en aanwezigheid in een land.

Aid for Trade
De Raad sprak over het onderwerp Aid for Trade in de context van de WTO-onderhandelingen over de Doha Development Agenda. Willen armere ontwikkelingslanden daadwerkelijk profiteren van de handelskansen die bij een succesvolle WTO-ronde worden gecreëerd, dan zullen zij hun aanbodzijde en handelscapaciteit moeten verbeteren. Aid for Trade is de verzamelnaam voor initiatieven die worden ontwikkeld om deze landen daarbij te ondersteunen, in het bijzonder de MOL's. Het Brits voorzitterschap had in een paper ambitieuze voorstellen gepresenteerd op het terrein van Aid for Trade. Een belangrijke rol was daarbij weggelegd voor het Enhanced Integrated Framework (samenwerkingsverband van zes internationale organisaties IMF, WTO, Wereldbank, UNDP, UNCTAD, ITC en bilaterale donoren), dat een landenspecifieke methode voorstaat waarmee handel in het ontwikkelingsbeleid van de MOL's wordt geïntegreerd. Hoewel alle lidstaten en de Commissie het belang onderschreven van een gezamenlijk EU standpunt in Hong Kong, bleken de meningen over de inhoud van de Britse voorstellen uiteen te lopen. Het VK ontving steun van met name Denemarken en Zweden. Nederland stelde zich echter evenals Spanje, Tsjechië en Oostenrijk, kritischer op. Nederland legde er de nadruk op dat Aid for Trade geen substituut mocht zijn voor een ambitieus resultaat op het gebied van de handelsdossiers in de Doha Development Round: een dergelijk resultaat moest de inzet van de EU in Hong Kong zijn, niet het aanbieden van een hulppakket ter compensatie. De ontwikkelingslanden dienen meer toegang te krijgen tot het wereldhandelssysteem. In het kader van een dergelijk resultaat was Aid for Trade echter zeker van groot belang. Nederland draagt hieraan bij via bilaterale steun op het gebied van infrastructuur, energie, trade related technical assistance, capaciteitsontwikkeling, verbetering productietechnieken, kwaliteitscontrole en ook water. Nederland was evenwel niet voornemens bij te dragen aan het Enhanced Integrated Framework omdat Nederland grote twijfels heeft over de effectiviteit van dit instrument. Er kon derhalve niet worden ingestemd met afspraken die individuele lidstaten zouden verplichten tot steun aan het instrument. Nederland was evenmin voorstander van het nu al vastleggen van een toezegging van 1 miljard euro van de EU-lidstaten in 2010 voor handelsgerelateerde hulp. Hiermee zouden internationaal verwachtingen worden geschapen die wellicht niet waar gemaakt kunnen worden. Het voorzitterschap zal op basis van dit debat ontwerp-Raadsconclusies voorbereiden, die ter goedkeuring zullen voorliggen tijdens de RAZEB van 12-13 december a.s., teneinde een gezamenlijk EU standpunt op dit onderwerp naar voren te kunnen brengen tijdens de WTO/DDA Ministeriële Vergadering in Hong Kong.

WTO/"Doha Development Agenda"
De Raad besprak de stand van zaken in de WTO Doha Development Agenda aan de hand van een inleiding van Commissaris Mandelson. Mandelson constateerde dat sinds het aanbod van de Commissie van 28 oktober jl. - conform de wens van de EU - tussen WTO-leden niet alleen over landbouw maar ook over andere onderwerpen wordt gesproken: industrieprodukten, diensten, WTO-regels (in het bijzonder inzake anti-dumping) en de ontwikkelingsdimensie. De Commissie wil de ambities voor de Doha Development Agenda hoog houden en streeft naar "full modalities" in het voorjaar van 2006. De Commissie zal op de ministeriële conferentie in Hong Kong opereren op basis van drie beginselen: zo veel mogelijk vooruitgang boeken zonder de balans tussen en de mate van detail in de verschillende onderhandelingsonderwerpen te verstoren, het ambitieniveau van de onderhandelingsronde overeind houden, en de ontwikkelingsdimensie handhaven en daaraan richting geven. Tot slot riep Mandelson de lidstaten op eensgezind het pakket van 28 oktober jl. uit te leggen en te verdedigen in hun contacten met derde landen in de verdere aanloop naar Hong Kong. De Raad nam conclusies aan die verwijzen naar de eerdere conclusies van 18 oktober jl., het streven naar een alomvattend, gebalanceerd en ambitieus akkoord herbevestigen en steun uitspreken voor een ambitieus ontwikkelingspakket in Hong Kong. De Raad bevestigde ten slotte dat hij in Hong Kong bijeen zal komen om een standpunt in te nemen en, indien nodig, een besluit te nemen over een voorliggende slottekst. Nederland kon instemmen met deze conclusies, die dankzij Nederlandse inspanning herbevestigen dat nog steeds wordt gestreefd naar een ambitieus eindresultaat van de Doha Development Agenda, ondanks de lagere verwachtingen voor de Ministeriële Conferentie in Hong Kong.

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid
In de marge van de Raad vond de "Civilian Capabilities Improvement Conference"(CCIC) plaats. Dit markeerde een belangrijk punt in het proces leidend tot realisering van de tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap gelanceerde "Civilian Headline Goal" (CHG) 2008. De inmiddels bereikte vooruitgang werd geïnventariseerd ten aanzien van versterking van capaciteiten die EU-lidstaten kunnen inzetten in het kader van civiele crisisbeheersing, en een plan van aanpak voor opheffing van geconstateerde tekorten werd in het vooruitzicht gesteld. Tijdens de bespreking gaf Hoge Vertegenwoordiger Solana aan dat dankzij het CHG-proces de lidstaten inmiddels goed zicht hadden verkregen op diverse tekorten die nog moesten worden opgeheven. Op verschillende gebieden van civiele crisisbeheersing (politie, rule-of-law, bestuur, rampenbestrijding) slaagde de EU er nog niet altijd in de missies adequaat te bemensen met snel ontplooibaar en goed opgeleid personeel. Dit laatste veronderstelde betere synergie tussen alle betrokken spelers in dit proces, alsmede meer aandacht voor training, uitwisseling van best practices, logistieke ondersteuning en afdoende financiering van EVDB-missies. Verschillende lidstaten onderschreven de door de Hoge Vertegenwoordiger genoemde punten. Voorts werd gewezen op het belang van investering in samenwerking met andere spelers zoals derde landen,VN, OVSE en niet-gouvernementele organisaties. Door Commissaris Ferrero-Waldner werd nog toegevoegd dat de Commissie zal blijven werken aan haar snelle interventie-capaciteit, onder meer door vereenvoudiging van omslachtige aanbestedingsregels die nu nog slagvaardige lancering van missies belemmerden. De conferentie werd vervolgens afgesloten door aanvaarding van een ministeriële verklaring waarin een actieplan wordt aangekondigd ter voorbereiding van de volgende CCIC eind 2006.

Diversen: hulp aardbeving Pakistan
Op verzoek van Denemarken sprak de Raad over de effectieve inzet van de middelen van ECHO. De Deense minister voor ontwikkelingssamenwerking had geconstateerd dat de toegezegde hulpfondsen van ECHO zeer traag aan de VN werden overgemaakt en derhalve niet door de VN konden worden gebruikt in de door de aardbeving getroffen gebieden in Pakistan. De Commissaris voor Ontwikkeling en Humanitaire Hulp, Louis Michel, gaf aan de zorgen niet goed te kunnen plaatsen; ECHO opereert op basis van de geldende financiële arrangementen. Hij zou het onderwerp desondanks op korte termijn bespreken met de noodhulpcoördinator van de VN, Jan Egeland.

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan zowel in EU- als VN-verband sneller, adequater en flexibeler te willen reageren op humanitaire crises en noodsituaties. Dit was mede de reden geweest waarom diverse lidstaten groot voorstander waren van een Central Emergency Relief Fund (CERF), zoals onlangs besproken tijdens de VN Top in september jl. Afgesproken werd het onderwerp op de agenda te houden.

Diversen: Ethiopië/Eritrea
Nederland vroeg aandacht voor de oplopende spanningen tussen Ethiopië en Eritrea. Tijdens bespreking van de externe onderwerpen bij de Raad wees Nederland op het belang dat de VN Veiligheidsraad spoedig overeenstemming bereikt over een resolutie waarin de partijen worden opgeroepen tot een constructieve opstelling. Ethiopië moet worden opgeroepen het demarcatieproces serieus ter hand te nemen. Eritrea dient alle beperkingen ten aanzien van UNMEE in te trekken. Voor de EU blijft het zaak de ontwikkelingen nauwlettend te blijven volgen. Nederland achtte het om deze reden zinvol om Ethiopïe/Eritrea te agenderen voor de RAZEB op 12 december. Tijdens het OS-deel van de RAZEB stelde Nederland de spanningen tussen de twee landen aanvullend aan de orde. Vanwege de omstreden maatregelen in de nasleep van de verkiezingen in Ethiopië is het geloof in de democratische intenties van de regering bij de bevolking en de oppositie verder afgenomen. Ook in Eritrea is de binnenlandse situatie op het gebied van democratisering en mensenrechten verslechterd. Nederland stelde dat, in het belang van het vinden van een politieke oplossing voor het grensconflict, de suggestie van de SGVN ondersteund zou kunnen worden om de "Getuigen van Algiers" (VS, EU, AU, Algerije) te laten samenkomen alsmede een bezoek van de EU-trojka aan Asmara en Addis te laten plaatsvinden. Meer onorthodoxe maatregelen kunnen ook verkend worden, zoals het planten van vredesbomen op de grens.

Diversen: ASEM
Vzschap gaf ter informatie aan dat voor een volgende bijeenkomst van de Raad een rapport zal worden opgesteld over de stand van zaken met betrekking tot de kwestie Birma in relatie tot ASEM-evenementen.

Diversen: noord-Cyprus
Op verzoek van met name Zweden en Duitsland sprak de Raad tijdens de lunch over het voortduren van het (economisch) isolement van noord-Cyprus. Reeds in april 2004 beloofde de Raad maatregelen te treffen om dit isolement op te heffen. Sinds medio 2004 ligt een aantal voorstellen van de Commissie op tafel: een ontwerp-verordening over hulp aan noord-Cyprus gekoppeld aan een ontwerp-verordening over directe handel met noord-Cyprus. De handelsverordening is echter onbespreekbaar voor Cyprus. Intensieve pogingen van de opeenvolgende Nederlandse, Luxemburgse en Britse voorzitterschappen een oplossing te vinden zijn vooralsnog zonder resultaat gebleven. De Raad concludeerde dat gepoogd zal worden de kwestie op ambtelijk niveau tot een goed einde te brengen.


---- --