Gerechtshof Arnhem


Veroordeling voor doodslag in Nieuwegein op 6 februari 2004

Op 29 november 2005 heeft het gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, arrest gewezen in de strafzaak tegen Van O.

Het gerechtshof heeft, evenals de rechtbank, niet bewezen geacht dat verdachte de moord op zijn broer heeft begaan en heeft verdachte hiervan vrijgesproken. Het gerechtshof heeft verdachte wel veroordeeld voor de doodslag op zijn broer. Hiervoor heeft het gerechtshof, net als de rechtbank, verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

Zowel verdachte als het openbaar ministerie hadden hoger beroep ingesteld. In hoger beroep had de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 11 jaren met aftrek van voorarrest geëist.

Hieronder volgen enkele overwegingen uit het arrest met betrekking tot de strafmaat.

Overwegingen met betrekking tot de opgelegde straf

Het hof is van mening dat de strafoplegging in overeenstemming is met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Mede gelet op de persoon van verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen voor een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 8 jaren.

Verdachte is in de nacht van 5 op 6 februari 2004 meermalen op pad geweest om cocaïne te kopen. Dit blijkt uit printlijsten van mobiele telefoons, paallocaties en verschillende verklaringen waaronder verdachtes eigen verklaring. Hij heeft die cocaïne die nacht grotendeels verbruikt.

Aan het einde van de nacht heeft verdachte besloten, onbekend is gebleven waarom, naar de woning van zijn broer te gaan. Verdachte heeft zijn broer met een hakbijl en drie messen vreselijke verwondingen toegebracht.

Het slachtoffer is nog in staat geweest het alarmnummer 112 te bellen, maar de verbinding werd verbroken, onbekend op welke wijze, voordat het slachtoffer duidelijk kon maken dat hij hulp nodig had.

Verdachte heeft het slachtoffer aan zijn lot overgelaten. Het slachtoffer heeft nog enige tijd geleefd en heeft gedurende deze tijd getracht hulp te zoeken. Uit fotoâs die zich in het dossier bevinden blijkt dat het slachtoffer naar het trappenhuis is gekropen en dat hij op zijn eigen etage op verschillende deuren van medebewoners getracht heeft te kloppen. Als doodsoorzaak is vastgesteld dat het slachtoffer is doodgebloed.

Door de weerzinwekkende wijze waarop het slachtoffer is omgebracht, waarvoor het hof geen motief heeft kunnen vaststellen, is de rechtsorde in ernstige mate geschokt.

Deze schok is nog vergroot doordat het slachtoffer is omgebracht door zijn eigen broer. Mede in dat licht bezien moet zijn doodsstrijd, die nog enige tijd heeft geduurd, een vreselijke zijn geweest.

Verdachte heeft met dit misdrijf onvoorstelbaar leed aangericht bij zijn familie. Bovendien heeft verdachte geen opheldering verschaft omtrent hetgeen hij zijn broer heeft aangedaan.

De straf zoals geëist door de advocaat-generaal is op zichzelf beschouwd een passende straf.

Het hof houdt echter rekening met het feit dat ter zitting is gebleken dat verdachte ten gevolge van dit misdrijf ernstig lijdt en dat dit feit verdachte, naar mag worden aangenomen, zijn verdere leven zwaar zal belasten. Tevens is het hof zich bewust van de gevolgen die een veroordeling zal hebben binnen de familiekring.


De volledige -geanonimiseerde- tekst van het arrest is te vinden op Rechtspraak.nl. In het arrest zijn overwegingen met betrekking tot het bewijs en de daaromtrent gevoerde verweren opgenomen.

Voor meer informatie kunt u zich wenden tot mw. A.E.M. van den Brink-Blankvoort, persvoorlichter, telefoonnummer 026-3592315.

LJ Nummer

AU7044

Bron: Gerechtshof Arnhem Datum actualiteit: 30 november 2005 Naar boven