Contactpersoon
-
Datum
29 november 2005
Ons kenmerk
DGP/ZZL U.05.02546
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
4
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Stand van zaken probleemanalyse Zuiderzeelijn
Geachte voorzitter,
Op 10 oktober jl. heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de
Structuurvisie Zuiderzeelijn. Ik heb toegezegd u eind november na het
bestuurlijk overleg met de regio's, te informeren over de
conceptprobleemstelling en de criteria voor nut en noodzaak. Met deze brief
informeer ik u, mede namens minister Dekker en staatssecretaris Van Gennip,
over de stand van zaken.
Probleemanalyse
In het plan van aanpak Structuurvisie Zuiderzeelijn is aangegeven dat de
probleemanalyse een essentieel onderdeel van de Structuurvisie is. De
probleemanalyse zal een concreet, betrouwbaar en actueel inzicht geven in
de huidige en verwachte ruimtelijk-economische situatie in Noord Nederland
en de Noordvleugel van de Randstad.
De probleemanalyse zal aansluiten bij de ontwikkelingen die de afgelopen
jaren hebben plaatsgevonden op ruimtelijk en (ruimtelijk-sociaal)-
economisch vlak en bij de uitgangspunten die zijn vastgesteld in de
nationale beleidsnota's Nota Ruimte, Pieken in de Delta, de Nota Mobiliteit
en Agenda Vitaal Platteland. Op basis van de probleemanalyse worden de
projectdoelen herijkt.
Voor de probleemanalyse zijn vier onderzoeken/analyses uitgevoerd:
kwantitatief ruimtelijk-economisch onderzoek;
ruimtelijke analyse en uitwerking van ruimtelijke toekomstperspectieven
voor Noord Nederland en de Noordvleugel;
analyse van het vigerend beleid;
omgevingsanalyse.
Deze onderzoeken/analyses zijn op dit moment in concept gereed.
Om te komen van probleemanalyse tot een conceptprobleemstelling wordt een
synthese uitgevoerd o.b.v. de onderzoeken. De volgende stappen worden
doorlopen:
analyseren van de huidige en verwachte (ruimtelijk/economische)
ontwikkelingen van de regio Noord-Nederland en de Noordvleugel
formuleren van de (ruimtelijk/economische) ambities voor zowel de regio
Noord-Nederland als de Noordvleugel (mede op basis van de kabinetsnota's
Nota Ruimte, Pieken in de Delta, Nota Mobiliteit en Agenda Vitaal
Platteland)
inventariseren van knelpunten die het realiseren van de ambities
belemmeren.
analyseren in hoeverre het oplossen van de knelpunten de opgave vormt voor
de Structuurvisie Zuiderzeelijn.
Tijdens een bestuurlijk overleg op 23 november jl. zijn de concept-
onderzoeken/analyses met de betrokken regionale bestuurders besproken.
Tevens zijn door de regio's ontwerp-gebiedsvisies aangeboden. Het betreft
verschillende complexe onderzoeken, die elk een andere invalshoek van de
probleemanalyse belichten. Het is op dit moment nog niet gelukt om
inhoudelijke conclusies te trekken. Ik heb daarom met de regionale
bestuurders afgesproken om in januari opnieuw een bestuurlijk overleg te
voeren, waarin conclusies worden getrokken ten aanzien van de concept-
probleemstelling, projectdoelstelling, de scope van de alternatieven en de
criteria voor nut en noodzaak (zie bijlage 1 voor eerste aanzet). Spoedig
na dit bestuurlijk overleg zal ik u over de inhoud van deze conclusies
informeren.
Ik acht het van groot belang dat in deze fase van het proces een breed
maatschappelijk draagvlak voor onze aanpak kan ontstaan. Daarom zal de
probleemanalyse niet alleen met de regio, maar ook met onze bredere
projectomgeving worden besproken. In een consultatieronde zullen de regio's
en maatschappelijke organisaties om een reactie worden gevraagd. Daarnaast
wordt de probleemanalyse besproken met het Centraal Planbureau, het College
van Rijksadviseurs, de Commissie m.e.r. en het Critical Review Team. Over
de aandachtspunten die dit oplevert zult u, gelijk met de conclusies uit
het bestuurlijk overleg, in januari 2006 ook worden geïnformeerd.
1. Te onderzoeken alternatieven
In het Algemeen Overleg van 29 juni jl. heeft de Tweede Kamer aangegeven
dat de Structuurvisie op 1 april 2006 gereed moet zijn. Toen heeft u ook
ingestemd met een initiële scope van te onderzoeken alternatieven (te weten
magneetzweefbaan, hogesnelheidslijn, intercity, Hanzelijn+ en Hanzelijn++)
en het inrichten van een proces waarin parallel aan de probleemanalyse die
alternatieven worden uitgewerkt. We hebben toen ook bepaald dat op basis
van de probleemanalyse de scope van de alternatieven nog kan worden
uitgebreid.
Nu de inhoudelijke conclusies aan de probleemanalyse nog niet zijn
getrokken, hecht ik eraan - vanwege uw harde deadline voor het gereedkomen
van de Structuurvisie - u te informeren over een concreet planningsrisico.
Indien een verdere uitbreiding van de scope van alternatieven noodzakelijk
zal blijken, zal de uitwerking van een dergelijk extra alternatief niet
mogelijk zijn vóór 1 april.
Thans loopt de uitwerking van huidige scope van alternatieven volgens
planning. In de uitwerking wordt ook nadrukkelijk aandacht besteed aan
mogelijke optimalisaties en faseringen. Voorts ben ik voornemens om de
Superbus aan de scope toe te voegen.
Superbus
Tijdens het Algemeen Overleg van 29 juni 2005 heeft u verzocht te
onderzoeken of mogelijk ook de Superbus, een initiatief van de Technische
Universiteit Delft in de structuurvisie kan worden uitgewerkt. Inmiddels is
geconcludeerd, dat er voldoende aanleiding en informatie is om het
alternatief - binnen de planning - uit te werken in het kader van de
Structuurvisie. In bijlage 3 is deze conclusie nader toegelicht.
Hanzelijn++
Zoals u tijdens het debat van 29 juni jl. heeft voorgesteld, wordt het
alternatief Hanzelijn++ nader uitgewerkt in de Structuurvisie
Zuiderzeelijn. De definitieve invulling van het pakket voor de
onderzoeksfase van de Structuurvisie komt in samenspraak met de regio's tot
stand. Hierbij is de door u voorgestelde invulling als vertrekpunt
gehanteerd. Aan de regio's Noord-Nederland en Noordvleugel is gevraagd een
voorstel te doen voor de invulling van het pakket. Hiervoor zijn door de
regio's voorstellen ingediend, inclusief een aantal amendementen ten
opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Hanzelijn++ door uw kamer
(zie bijlage 2). De voorstellen van de regio's zal ik zelf nog toetsen op
onder meer robuustheid.
Omdat het voorstel voor dit alternatief oorspronkelijk van uw Kamer
afkomstig is, verneem ik graag uw reactie op deze conceptinvulling van het
Hanzelijn++ pakket zoals de regio's deze voorstellen.
De invulling geldt voor de onderzoeksfase van de Structuurvisie. Indien
medio 2006 wordt besloten om de Hanzelijn++ in een volgende fase mee te
nemen, dan zal op dat moment de definitieve invulling bepaald worden.
Vervolg
Op woensdag 30 november a.s. wordt een Technische Briefing verzorgd over de
planstudie Amsterdam-Schiphol- Almere. Uw inhoudelijke vragen naar
aanleiding van deze brief kunnen dan nader worden toegelicht.
Zoals gezegd zal in januari 2006 opnieuw een bestuurlijk overleg over de
structuurvisie Zuiderzeelijn met de regio's plaatsvinden. Na dit overleg
zal ik u inhoudelijk informeren over onder meer de conceptprobleemstelling.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
Bijlage 1 Criteria voor nut en noodzaak
Op basis van de concept-probleemstelling worden criteria voor nut en
noodzaak bepaald in de vorm van een beoordelingskader. Dit zodat straks op
transparante wijze nut en noodzaak van de verschillende uitgewerkte
alternatieven in beeld kunnen worden gebracht en worden afgewogen. De
aspecten die in het beoordelingskader een plaats krijgen hebben o.m.
betrekking op:
financiële aspecten;
maatschappelijk-economische effecten;
vervoersaspecten;
milieueffecten;
ruimtelijke aspecten;
projectdoelen.
Het beoordelingskader voor nut en noodzaak zal aan het eind van de
Structuurvisiefase worden ingevuld met de belangrijkste uitkomsten van de
uitwerkingen per alternatief. Het overzicht is feitelijk en kent geen
weging.
Het op deze wijze operationaliseren van nut en noodzaak heeft de volgende
functies:
ordenen en structureren van beslisinformatie;
onderscheidend vermogen tussen alternatieven expliciteren;
tezamen met de projectomgeving de belangrijkste aspecten identificeren;
standpunten inzichtelijk maken;
transparantie aanbrengen in het proces van Structuurvisie naar
kabinetsbesluit.
Om meer inzicht te krijgen in het krachtenveld zal aan de projectomgeving
worden gevraagd aan welke aspecten zij de meeste waarde hechten in hun
beoordeling van nut en noodzaak. Op het moment dat de opbouw van het
beoordelingskader nader is uitgewerkt zal hier ook met de regio's overlegd
worden.
Bijlage 2 Voorstel Hanzelijn++ pakket
Naar aanleiding van debat in de Tweede Kamer over de Tijdelijke Commissie
Infrastructuurprojecten heb ik aangegeven dat er een Hanzelijn++-pakket zal
worden meegenomen in de Structuurvisie. De inhoud van dit '++-pakket' zal
de komende tijd nader worden gespecificeerd.
Hierbij worden, conform het plan van aanpak Structuurvisie ZZL, in
beschouwing genomen (zie plan van aanpak Structuurvisie ZZL, d.d. 17 juni
2005):
"optimalisatie van dienstregelingen en infrastructuur op het spoor (dit
valt onder de 1e plus van het pakket) alsmede projecten in de Noordelijke
regio en projecten in de Noordvleugel (dit behoort tot de 2e plus van het
pakket). Voor de Noordelijke regio gaan de gedachten uit naar projecten
zoals: A7/Kolibrie, N33, knooppunt Joure, Groningen-Oldenburg en lightrail
Fryslân. Ook kunnen nog andere projecten een rol spelen.
Per project zullen kwantitatief kosten, baten en effecten, zowel voor
bereikbaarheid als economische structuurversterking, in kaart worden
gebracht."
In de uitvraag naar de regio's voor hun voorstel is aangegeven dat voor de
beoordeling van de in te dienen projecten de volgende criteria gelden:
1. projecten zijn in lijn met het integrale kabinetsbeleid zoals verwoord
in de grote beleidsnota's Nota Ruimte, Nota Mobiliteit en Pieken in de
Delta;
2. er is een verkennend onderzoek waarin de realiteitswaarde van het
project is getoetst (in lijn met de MIT Spelregels);
3. projecten hebben een robuust karakter en komen alleen boven een bepaalde
financiële grens in aanmerking voor een eventuele rijksbijdrage (in lijn
met huidige regelgeving);
4. een regionale bijdrage is verplicht;
5. projecten worden beoordeeld op de totale projectkosten en de totale
projectbaten en - effecten, ongeacht de thans geldende financiële
dekking.
Het voorstel van de regio SNN+ betreft een concept dat begin december
definitief zal worden gemaakt. De regio SNN+ heeft in haar reactie
nadrukkelijk aangegeven dat het om een projectenlijst gaat die relevant is
voor deze fase van het project, namelijk voor de beleidsmatige uitwerking
van de Hanzelijn++ in de Structuurvisie. Dat betekent dat de regio op dit
moment niet in onderhandeling gaat met het rijk over de daadwerkelijke
invulling van de Hanzelijn++. Concreet heeft het SNN+ het volgende
voorgesteld:
Realisatie spoorlijn Heerenveen - Drachten - Groningen, met inbegrip van
transferia bij Heerenveen en Drachten (aanvullend ten opzichte van voorstel
in plan van aanpak).
Verdubbeling spoorlijn Leeuwarden - Groningen, inclusief doorkoppeling naar
en realisatie van station Werpsterhoek (aanvullend ten opzichte van plan
van aanpak).
Partiële verdubbeling van de spoorlijn Emmen - Zwolle, inclusief de
verplaatsing van het station Emmen naar Emmen-zuid (aanvullend ten opzichte
plan van aanpak).
Bereikbaarheid Leeuwarden (aanvullend ten opzichte plan van aanpak).
A7 Zuidelijke Ringweg Groningen, 2e fase.
Kolibri, spoorgerelateerde projecten.
NB: De Noordelijke provincies hebben A7 en Kolibri als aparte projecten
beschouwd. De noordelijke provincies gaan er van uit dat onder het project
Kolibri worden verstaan de spoor-gerelateerde projecten, waaronder ook
vallen de stations Euroborg en Assen-zuid, alsmede de HOV-assen, waaronder
begrepen de tramkwaliteit van de HOV-assen in de stad Groningen.
Als kanttekening bij de invulling van het pakket in het plan van aanpak is
door de regio SNN+ aangegeven dat:
1. de N33 geen onderdeel van dit hoort pakket te zijn, omdat dit project al
elders is belegd en zijn eigen traject kent;
2. het opwaarderen van de spoorlijn Groningen - Oldenburg niet urgent is,
vanwege de geringe verwachte bijdrage aan de economische
structuurversterking;
3. de realiteitswaarde van het project Light Rail Fryslân op dit moment van
een dusdanige aard is, dat ook voor dit project opname in de HZL++
variant niet zinvol is.
4. A7 Knooppunt Joure betreft de eindoplossing, waarbij in samenhang ook
het Klaverblad Heerenveen dient te worden betrokken.
Ook de regio NVL heeft een voorstel voor invulling van het pakket gedaan.
De regio geeft daarbij wel nadrukkelijk aan geen voorkeur te hebben voor
dit alternatief omdat de HZL+ geen capaciteit toevoegt aan het spoor in de
NVL, maar mogelijk zelfs de capaciteit doet afnemen. De NVL wil inzetten op
een kwalitatief hoogwaardig OV product, met oog op ontsluiten en verbinden
van (grote) bestaande en nieuwe woon- en werkgebieden en inspelen op nieuwe
ontwikkelingen. Daarbij is uitgegaan van een groei van Almere 2010-2030 met
in ieder geval 45.000 woningen. Concreet wordt het volgende voorgesteld:
Nieuwe regionale OV-verbinding vanuit de nieuwe stadsdelen in Almere (met
name Pampus) naar Amsterdam. De voorkeur gaat hierbij uit naar een
IJmeerverbinding;
capaciteit regionaal OV knooppunt Amsterdam Zuidas/Zuid WTC;
hoogwaardig OV naar de 2e terminal Schiphol, waarbij de voorkeur uitgaat
naar het doortrekken van de NoordZuidlijn (indien de 2e terminal voor 2030
wordt gerealiseerd).
De voorstellen van de regio's zullen op basis van de genoemde criteria
beoordeeld worden voor verdere uitwerking. De definitieve samenstelling van
het alternatief Hanzelijn-++ zal bij de besluitvorming in 2006 worden
vastgesteld.
Bijlage 3 Superbus
De uitwerking van het concept van de Superbus heeft in de afgelopen maanden
in samenwerking met de TU Delft plaatsgevonden. De uitwerking was er met
name op gericht om meer zicht te krijgen op een mogelijke toepassing van
het concept Superbus voor het project Zuiderzeelijn. Doel van deze
uitwerking was om vast te kunnen stellen of de Superbus voor de
Structuurvisie een reëel in beschouwing te nemen alternatief is.
Bij aanmelding van de Superbus als alternatief voor de Structuurvisie
Zuiderzeelijn in juli van dit jaar is aan de TU Delft kenbaar gemaakt welke
onderdelen van het concept met name op korte termijn zouden moeten worden
uitgewerkt, om een gefundeerd besluit te kunnen nemen over het volwaardig
opnemen van dit concept:
kosten voor aanleg, onderhoud en exploitatie als integraal concept
(vervoer+infra+beheer);
vervoerconcept en directe baten daarvan, zowel maatschappelijk als
bedrijfseconomisch;
indirecte effecten op wonen en werken (ruimtelijk-economische ontwikkeling
regio's);
risico's en onzekerheden;
mogelijke financiering.
Deze onderdelen zijn afgeleid van de effecten / criteria, waarop alle
projectalternatieven in de Structuurvisie uiteindelijk zullen worden
onderzocht t.b.v. besluitvorming over nut en noodzaak. Samenvattend kan
worden gesteld dat het criterium voor het al dan niet opnemen van de
Superbus is: kan het concept een daadwerkelijke toepassing voor de
Zuiderzeelijn zijn?
Op basis van de uitwerking tot dusverre kan worden geconcludeerd dat het
mogelijk is om een op de Zuiderzeelijn toegesneden invulling van de
Superbus te ontwikkelen en dat er voldoende aanleiding is om de Superbus in
de Structuurvisie Zuiderzeelijn nader te onderzoeken.
Bovenstaande conclusie is gebaseerd op o.a. de volgende resultaten van de
afgelopen maanden:
Belangstelling bedrijfsleven: in het kader van de marktverkenning
Zuiderzeelijn werken Connexxion, Volker Wessels en Evens Logistics Research
mee aan de uitwerking van de Superbus.
Gefaseerde ontwikkeling: het concept gaat uit van een Superbus die met
snelheden tot 250 km/u op grotendeels vrije 'busbanen' rijdt, maar kan ook
stapsgewijs worden ontwikkeld, te beginnen bij snelheden van 100 tot 150
km/u. Hiermee kan het concept zich ontwikkelen vanuit 'proven technology'.
Vervoerconcept: redenerend vanuit het basisidee voor volledig
vraagafhankelijk en door-to-door vervoerdiensten is het mogelijk om een
meer op de Zuiderzeelijn toegepast vervoerconcept te ontwikkelen dat
(deels) gebaseerd is op dienstregelingen en een beperkt aantal vaste
stations.
Uit nadere uitwerking van en onderzoek naar de Superbus in de
Structuurvisie zal uiteraard - evenals voor de andere projectalternatieven
- moeten blijken in welke mate de Superbus daadwerkelijk een goede
invulling van de Zuiderzeelijn kan zijn.
Bijlage 4 Planning
Ministerie van Verkeer en Waterstaat