Gemeente Alkmaar


Rekenkamercommissie

Alkmaar, 30 november 2005

Rekenkamercommissie doet voorstellen voor verbetering van de programmabegroting

In haar evaluatie naar de Programmabegroting 2005-2008 acht de rekenkamercommissie flinke verbeterslagen nodig om de programmabegroting als sturingsinstrument voor de raad te versterken. Het rapport is op 30 november aangeboden aan de plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad.

Conclusies
Op basis van de bevindingen heeft de rekenkamercommissie een aantal conclusies op hoofdlijnen getrokken: . De raad heeft nog geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de programmabegroting naar eigen behoefte verder vorm te geven. . De uitwerking van de zogenaamde drie w-vragen ( wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag het kosten) is onvoldoende voor de raad om op maatschappelijke effecten te sturen en de voortgang te controleren. . De doorwerking naar de werkvloer is beperkt: de programmabegroting is nog weinig sturend. . De programmabegroting voldoet niet volledig aan de eisen die de wet daaraan stelt.

Samenvattend concludeert de rekenkamercommissie dat sturing van de raad op te bereiken maatschappelijke effecten in de huidige opzet van de begroting niet voldoende mogelijk is. De programmabegroting 2005-2008 biedt daarmee onvoldoende basis om een effectief instrument te zijn voor de kaderstellende en controlerende rol van de raad. Het is daarom niet verwonderlijk dat de programmabegroting door raadsleden en ambtelijke organisatie op dit moment niet als hét centrale instrument voor kaderstelling en controle wordt gebruikt.

In haar aanbevelingen adviseert de rekenkamercommissie de raad een verbetertraject met het college af te spreken, gericht op een stapsgewijze verbetering van de begroting en verantwoording. De rekenkamercommissie geeft de raad een aantal concrete verbetervoorstellen in overweging, alsmede een aantal aanvullende aanbevelingen voor het college en het management.

De programmabegroting
De programmabegroting is het belangrijkste instrument waarmee de raad zijn kaderstellende en controlerende taak jegens het college kan vormgeven. Het geeft de raad de mogelijkheid om vooraf speerpunten van beleid te formuleren als opdracht aan het college. Op basis daarvan kan de raad vervolgens achteraf aan de hand van voortgangsinformatie in onder meer de jaarrekening controleren of het college de afgesproken prestaties heeft geleverd en of de beoogde effecten zijn gerealiseerd.

De rekenkamercommissie schetst in haar onderzoek een beeld van de kwaliteit van de begroting 2005-2008, van de rol van de raad bij het begrotingsproces en van de doorvertaling van de begroting naar de werkvloer en de organisatie. De centrale vraag in het onderzoek was: 'is de kwaliteit van de programmabegroting 2005-2008 zodanig, dat verantwoording over het gevoerde beleid door het college en de controle daarop door de raad goed mogelijk is?'

Het onderzoek heeft bestaan uit drie fasen. In de eerste fase is het normenkader vastgesteld, aan de hand waarvan een oordeel wordt uitgesproken over de bevindingen. Vervolgens is op basis van diverse nota's een eerste analyse opgesteld van de programmabegroting, waarbij de begroting van 2005 ook met die van 2004 is vergeleken. Er zijn interviews gehouden met bij de begrotingscyclus betrokken ambtenaren en met raadsleden. In de derde fase zijn vijf programma's geselecteerd voor een gedetailleerde beoordeling.


---