Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van minister Dekker tijdens het congres 'Omgaan met klimaatverandering in bestuurlijk Nederland' op 29 november 2005

Dames en heren,

We zijn hier bijeen in het besef dat we vandaag een belangwekkend onderwerp bespreken. In het land waar boerderijen trots namen dragen als Graan voor Visch , moeten we op een nieuwe manier over onze relatie met de elementen leren nadenken. Van de strijd tegen het water gaan we naar leven met het water. Senator Lemstra heeft ons daarover een aantal prangende vragen voorgehouden. Ik zal kort ingaan op de motie Lemstra en zoals ik nu hoor de agenda Lemstra. Het is fijn dat de heer Schouw vandaag de naamgever van de motie heeft willen vervangen en diens naam ook aan de voorgestelde agenda heeft verbonden.

Ik ben het geheel met de heer Schouw eens, dat wij als kabinet ver vooruit moeten kijken. Daar zijn we dan ook druk mee bezig, bijvoorbeeld waar het gaat om de gevolgen van de klimaatverandering. Ik kom daar zo op terug. Ik wil echter eerst reageren op zijn opmerkingen over de korte termijn en het gebrek aan samenwerking met de andere departementen. In mijn optiek ontslaat het vooruitkijken ons niet van de plicht om ook voor de kortere termijn (2010- 2020), beleid te formuleren, vast te stellen én uit te voeren. En dat hebben we met de Nota Ruimte gedaan.

U kunt daar schamper over doen, maar het is voor het eerst, sinds lange tijd, dat er door bewindspersonen van verschillende departementen is gewerkt aan één nota als basis voor al het ruimtelijk beleid en de uitvoering daarvan. De Nota Ruimte is dan ook echt een coproductie geworden die ligt onder de nota Pieken in de Delta, de Nota Mobiliteit en de Agenda Vitaal Platteland. Die samenwerking houdt ook niet op bij het beleid. Ook in de uitvoering geven we daar invulling aan. Dat doen we via de programma-aanpak. Met een heldere taakverdeling rond de belangrijkste projecten en sturing op versnelde uitvoering. Een concreet voorbeeld daarvan is de groei en ontsluiting van Almere, daarover zullen wij het komend jaar een aantal belangrijke beslissingen nemen. Dat is mogelijk nog niet genoeg, maar het is wel een échte stap voorwaarts. Ook een goed uitgangspunt voor reactie op klimaatverandering.

Die uitvoering kan echter niet zonder langetermijnbeleid, en daarmee reageer ik op een ander punt van de vorige spreker. Ik ben van mening dat ook in de Nota Ruimte, zoals die nu bij de Eerste Kamer ligt, wel degelijk naar de toekomst wordt gekeken. Door niet alleen oog te hebben voor de Mainports als belangrijke motor van onze economie maar ook voor de kenniskant van die economie. Voorbeelden daarvan zijn het opnemen van de Brainport Eindhoven en de high tech kastuinbouw in de Greenport van Zuid-Holland. Ook op het gebied van water en veiligheid kijken we naar de toekomst. Voor het eerst is water integraal opgenomen in het ruimtelijk beleid. Denk aan de kustverdediging, ruimte voor rivieren, de watertoets. Collega Schultz zal daar zodirect uitgebreid op ingaan. Natuurlijk moeten we gaandeweg wel de vinger aan de pols houden en zo nodig onze koers bijstellen. Bijvoorbeeld op grond van de toekomstscenarios van de planbureaus die komend jaar zullen verschijnen.

Zijn wij als kabinet qua investeringen voorbereid op de opgaven van de lange termijn?
Het antwoord op dat eerste deel van de Motie Lemstra is dus: We kijken op onderdelen wel degelijk naar de lange termijn, maar moeten tegelijkertijd nu al slimme besluiten nemen om investeringen zeker te stellen. Het is goed om het no-regret-gehalte van die beslissingen te doordenken in het licht van bijvoorbeeld klimaatverandering. Het is heel evident dat 2020 daarvoor niet ver genoeg vooruit is! De Eerste Kamer wijst terecht op dat punt.

Zijn we dus niet voorbereid op de effecten van de komende klimaatverandering?
Nog niet voldoende, maar we zijn ons als kabinet wel bewust van de noodzaak antwoorden te geven. De presentatie van staatssecretaris Van Geel over het klimaatvraagstuk in het kabinet is door de collegae zeer goed ontvangen. We zijn in de sfeer van een klimaatbestendige investeringsstrategie nog lang niet ver genoeg. We stellen ondertussen wel de juiste vragen. Bijvoorbeeld: Wat is het effect van de klimaatwijzing op regionaal niveau, (want de verschillen kunnen aanmerkelijk zijn). Wat betekent het voor de inrichting van onze steden? En wat betekent het voor onze concurrentiepositie?

De gevolgen van klimaatverandering voor ons land zijn heel complex. Zoveel is inmiddels wel duidelijk. Daarom is het kabinet bezig met het opstellen van het Adaptatieprogramma Ruimte en Klimaat. Geen nieuw Deltaplan, maar wel een programma van LNV, VenW, EZ en VROM samen. Een programma dat zal focussen op 3 pijlers:

1. Bewustwording: U, de maatschappij en het bedrijfsleven hebben baat bij het besef dat er iets gaat veranderen en wat de mogelijke gevolgen zijn;

2. Onderzoek: We weten nog niet precies wat de gevolgen zullen zijn, maar kunnen dat steeds beter inschatten, dat gaan we dus verder uitbouwen.

3. Oplossingen in beleid en praktijk: Aan de ene kant beleidsaanpassingen en aan de andere kant het uitproberen van (innovatieve) oplossingen in de praktijk. Om het vraagstuk dichter bij u, dichter bij de maatschappij te brengen. Om overheden, bedrijven en burgers een concreet handelingsperspectief te geven. Alleen zo kan ieder zijn eigen verantwoordelijkheid nemen.

Laat ik u een aantal concrete voorbeelden geven waar u aan kunt denken:

1. Als eerste het voorbeeld Meerstad (bij Groningen). In dat gebied zullen 10.000 woningen worden gebouwd. Het plan voorziet zowel in woningbouw als ruimte voor water in de brede ontwikkeling van een groter gebied. Het meer dat zal worden aangelegd biedt namelijk een bergingscapaciteit voor 3 miljoen kubieke meter water. Als zich in de toekomst een vergelijkbare situatie voordoet als in 1998 - toen verschillende wijken van de stad Groningen onder water liepen - zal dat geen problemen meer opleveren. Een dergelijke manier van bouwen biedt in mijn ogen een kijkje in de toekomst en laat zien hoe we in Nederland klimaatbestendig en aantrekkelijk kunnen bouwen. Het adaptatieprogramma zal straks kunnen bijdragen aan de invulling van meer dergelijke plannen.
2. Ten tweede. Gezien de hogere temperaturen zullen soorten van koude klimaten in Nederland verdwijnen en soorten van warme klimaten verschijnen. Om in Nederland en in internationaal verband de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te versterken kunnen robuuste verbindingen tussen delen van de EHS een belangrijke rol spelen. Soorten kunnen zich dan vrij bewegen tussen die verschillende gebieden. Die doelstelling moet nadrukkelijk en concreet uitgewerkt mee in onze integrale ruimtelijke afwegingen. Dat kan bijvoorbeeld door de Rivieren en de gebieden direct langs de rivieren zo in te richten dat ze een verbinding mogelijk maken tussen grote natuurgebieden in Duitsland, de Veluwe en de Oostervaardersplassen in Nederland. VROM/DGR heeft daarom op verschillende manieren bijgedragen aan het project Renkumse Beek. Een verbinding tussen Nederrijn enerzijds en Veluwe en Utrechtse Heuvelrug anderzijds. Een dergelijk project sluit in mijn ogen concreet aan bij het anticiperen op de komende Klimaatverandering.
3. Een laatste voorbeeld veel dichter bij huis. Ook voor de stedelijke ontwikkeling zal de klimaatverandering gevolgen hebben. De temperaturen in het stedelijk gebied zullen namelijk hoger kunnen zijn dan die daarbuiten (omdat de warmte tussen de gebouwen blijft hangen). Wat kunnen we daar aan doen? U kunt dan denken aan het versterken van groenstructuren in de stad: Die dragen nu al bij aan het sociale welzijn en aan sport en spel. U kunt ook denken aan energie-efficiënte oplossingen voor het gegeven dat koeling in nieuwbouw een groter probleem begint te worden dan verwarming.

Dames en heren,

Ik ben ervan overtuigd dat de klimaatverandering een factor van belang zal worden bij de ruimtelijke ontwikkeling van ons land. Het adaptatieprogramma is een vervolg op de stappen die al zijn gezet. Zijn wij daarmee voorbereid op de opgaven van de lange termijn? Het antwoord is: niet met een pasklare strategie. Wél met een aanpak om de maatschappelijke en ruimtelijke gevolgen scherp in beeld te krijgen. En dat is onontbeerlijk voor verstandige besluiten. Voor nu, straks en de lange termijn. Laat de traditie van: Land voor Zee een inspiratie zijn voor een zelfverzekerde en vernieuwende aanpak van deze nieuwe uitdaging.

Ik dank u voor uw aandacht.