Evaluatie vereisten
Algemeen Verbindend Verklaarde CAO-fondsen
(vorm)vereisten AVV'de CAO-fondsen en jaarverslagen boekjaar 2003
Directie Uitvoeringstaken
Arbeidsvoorwaardenwetgeving
Afdeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden (CAV)
12 mei 2005
Evaluatie (vorm)vereisten Algemeen Verbindend Verklaarde CAO-fondsen en
jaarverslagen boekjaar 2003
1. Algemeen
Als gevolg van een wijziging van het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaren CAO-
bepalingen (AVV) van 14 juni 2002 (Stcrt. 19 juni 2002) zijn op 1 januari 2003 een aantal
aanpassingen van de (vorm)vereisten voor het algemeen verbindend verklaren van CAO-
fondsen in werking getreden. Deze wijziging vloeide voort uit de toezegging van de
toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer (TK,
2001-2002, 28000 XV, nr 10) het Toetsingskader AVV aan te passen zodat de transparantie
van vooral de uitgaven van de fondsen wordt vergroot.
De nieuwe vereisten waaraan statuten/reglementen moeten voldoen om voor AVV in
aanmerking te kunnen komen betreffen in essentie de volgende punten:
- In de statuten en reglementen van het fonds moet een concrete en limitatieve
omschrijving opgenomen zijn van de bestedingsdoelen respectievelijk van de
activiteiten welker kosten uit de middelen van het fonds mogen worden gefinancierd;
- Ingeval van subsidieverstrekking moet zijn voorgeschreven dat de door de
subsidieontvangende instellingen ingediende begroting vooraf en de jaarlijkse
verantwoording over de besteding van de subsidiegelden achteraf moeten zijn
gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen/activiteiten zoals omschreven in de
statuten/reglementen. Daarbij moet bovendien zijn vastgelegd dat de (door een
accountant gecontroleerde) verantwoording onderdeel moet uitmaken van het financieel
jaarverslag van de Stichting;
- Voorgeschreven moet zijn dat het fondsbestuur jaarlijks een begroting en een door een
accountant gecontroleerd financieel jaarverslag opstelt welke ook weer moeten zijn
gespecificeerd volgens de in de statuten/reglementen omschreven
bestedingsdoelen/activiteiten. Verder vloeit uit de gewijzigde vereisten voort dat voor de
verantwoording van de uitgaven van het fonds een verklaring nodig is van de
controlerende accountant, waaruit moet blijken dat de uitgaven conform de
bestedingsdoelen zijn gedaan.
Deze nieuwe vereisten vergden wijziging van statuten en/of reglementen van de CAO-
fondsen. Daarbij is voorzien in een overgangsperiode. Op grond daarvan dienden statuten en
reglementen van CAO-fondsen waarvoor op grond van een voor 1 januari 2003 ingediend
AVV-verzoek een besluit tot AVV is genomen uiterlijk per 31 december 2003 te zijn
aangepast aan de (nieuwe) vereisten en met een verzoek tot AVV van de wijzigingen te
worden voorgedragen. Nagenoeg alle CAO-fondsen vielen onder dit overgangsregime. In
2004 is gebleken dat de nieuwe vereisten aan statuten en reglementen van AVV'de CAO-
fondsen zijn verwerkt in de desbetreffende CAO's.
Het besluit tot wijziging van het Toetsingskader AVV schrijft verder voor dat de
jaarverslagen vanaf het boekjaar 2002 aan de nieuwe vereisten dienen te voldoen. Hierbij zij
opgemerkt dat zolang de statuten/reglementen van een stichting nog niet zijn aangepast aan de
nieuwe vereisten de inhoudelijke invulling van dit voorschrift zijn begrenzing vindt in de
mogelijkheden die de vigerende statuten en reglementen van een stichting daartoe bieden. De
statuten en reglementen van AVV-de CAO-fondsen zijn in de loop van 2003 aangepast aan de
per 1 januari 2003 geldende nieuwe (vorm)vereisten fondsen. Dit impliceert dat de
jaarverslagen over het boekjaar 2004 volledig zullen moeten en kunnen voldoen aan de
nieuwe (vorm)vereisten.
1
Ten slotte is bepaald dat het jaarverslag en de accountantsverklaring binnen uiterlijk 6
maanden na afloop van het kalenderjaar waarop het verslag betrekking heeft aan de Directie
Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving (UAW) moeten worden toegezonden,
alsmede dat deze stukken voor een ieder ter inzage liggen bij het Ministerie van SZW.
2. Jaarverslagen
2.1. Toezending jaarverslagen boekjaar 2003
Het Toetsingskader AVV vereist dat CAO-partijen van in 2003 algemeen verbindend
verklaarde CAO-fondsen vóór 1 juli 2004 aan de Directie UAW het financieel jaarverslag
over het boekjaar 2003 en de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring toezenden.
Betrokken CAO-partijen zijn hierop geattendeerd via een gerichte mailing van 27 april 2004 .
Van de 195 CAO-fondsen met een jaarverslagverplichting hebben 156 CAO-fondsen het
jaarverslag voor 1 juli 2004 toegestuurd (80%). In 2003 waren er op 1 juli 81 jaarverslagen
over het boekjaar 2002 (41%) binnen (van de in totaal 194 jaarverslagplichtigen).Toen was
nog sprake van een overgangsjaar waarbij het mogelijk was om uitstel te verzoeken om
technische redenen.
Bij brief van 2 juli 2004 zijn de CAO-partijen die het jaarverslag niet tijdig hebben
toegezonden gerappelleerd om vóór 1 augustus 2004 alsnog het jaarverslag toe te sturen.
Daarbij is benadrukt is dat bij in gebreke blijven geen besluitvorming zal plaatsvinden op een
nieuw AVV-verzoek c.q. van een lopend AVV-besluit van de betrokken fonds-cao de
intrekkingsprocedure zal worden gestart. Na 1 augustus waren er nog 3 CAO-fondsen die niet
afdoende gereageerd hadden. Van deze fondsen liep geen AVV-besluit en is geen nieuw
AVV-verzoek ingediend. Inmiddels zijn alle 195 jaarverslagen ontvangen.
2.2. Ter inzage legging jaarverslagen boekjaar 2003
In het Toetsingskader AVV is vastgelegd dat in de statuten of reglementen van CAO-fondsen
moet zijn voorgeschreven dat het jaarverslag en de accountantsverklaring voor bij het fonds
betrokken werkgevers en werknemers wordt neergelegd ten kantore van het fonds en op een
of meer door de minister van SZW aan te wijzen plaatsen. Verder dient in de statuten of
reglementen geregeld te zijn dat het jaarverslag en de accountantsverklaring op aanvraag aan
de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers worden toegezonden (eventueel tegen
betaling van de daaraan verbonden kosten). Daarnaast is bij de aanpassing van het
Toetsingskader AVV van 14 juni 2002 geregeld dat de jaarverslagen van fondsen en de
accountantsverklaringen met ingang van de jaargang 2002 voor een ieder ter inzage liggen bij
het Ministerie van SZW (Directie UAW). De daarvoor geldende inzageprocedure kan worden
geraadpleegd op de website van de directie UAW.
Van de mogelijkheid tot inzage is door een commercieel adviesbureau en een bedrijfsschap
gebruik gemaakt. Door het commerciële bureau is een aantal malen van de inzage
mogelijkheid gebruik gemaakt.
2.3. Verkenning jaarverslagen boekjaar 2003
Bij de wijziging van het Toetsingskader AVV is onder meer voorgeschreven dat de financiële
jaarverslagen vanaf het boekjaar 2002 aan de per 1 januari 2003 geldende vereisten dienen te
voldoen. Voor wat betreft het boekjaar 2003 vindt de inhoudelijke invulling van dit
voorschrift gegeven het overgangsregime (zie paragraaf 1) uiteraard zijn begrenzing in de
mogelijkheden die de in 2003 vigerende statuten en reglementen van een stichting daartoe
bieden. Dit betekent dat niet in alle jaarverslagen en verantwoordingen van
2
subsidieontvangende instellingen de bestedingen gespecificeerd kunnen zijn naar de
bestedingsdoelen uit de statuten en dat nog niet expliciet uit het jaarverslag en de
accountantsverklaring kan blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.
De overige vereisten gelden onverkort, wat onder andere betekent dat de verantwoordingen
van subsidieontvangende instellingen een geïntegreerd onderdeel moeten uitmaken van het
jaarverslag.
Van de 195 toegezonden jaarverslagen is het (in voorkomend geval) opnemen van de
verantwoordingen van subsidieontvangende instellingen in het jaarverslag bij 91
jaarverslagen relevant. Bij de overige 104 jaarverslagen is sprake van concrete individuele
uitkeringen en niet van (mogelijke) subsidieverstrekking (zoals VUT-fondsen en fondsen met
betrekking tot de kinderopvang).
Na ontvangst van de jaarverslagen is op voorhand gebleken dat bij 67 van deze 91 ingediende
jaarverslagen in het geheel geen verantwoordingen van subsidieontvangende instellingen
waren bijgevoegd. Bij brief van 19 augustus 2004 is aan CAO-partijen betrokken bij deze 67
fondsen verzocht de verantwoordingen voor 13 september 2004 alsnog toe te zenden of indien
in het boekjaar 2003 geen sprake is geweest van subsidieverstrekking dit schriftelijk te
bevestigen. Uiteindelijk hebben alle CAO-fondsen de verantwoordingen toegestuurd of
schriftelijk bevestigd dat er geen sprake is geweest van subsidieverstrekking. Wel is
opvallend dat, alhoewel volgens de statuten vereist, in een enkel geval de verantwoordingen
niet direct beschikbaar waren en dat de betreffende CAO-fondsen alsnog de
verantwoordingen bij de subsidieontvangende instellingen moesten opvragen. In de
voorlichting met betrekking tot het jaarverslag 2004 zal extra de aandacht worden gevestigd
op het feit dat de verantwoordingen van subsidieontvangende instellingen een geïncorporeerd
onderdeel moeten uitmaken van het jaarverslag.
Volgens de Wet AVV vindt de naleving van de toepassingspraktijk van AVV'de CAO-
fondsen in de privaatrechtelijke sfeer plaats. Bij vermeend onrechtmatig handelen kunnen de
door AVV-gebondenen zelf hun zaak bepleiten en zonodig in laatste instantie een beroep
doen op de civiele rechter. De minister van SZW is ten aanzien van de AVV'de CAO-fondsen
geen toezichthouder (AVV doet namelijk niet af aan het civielrechtelijke karakter van CAO-
bepalingen). Wel worden alle ontvangen jaarverslagen binnen een taakstellende periode van 6
maanden door de directie UAW in globale zin bezien. Dit om te verkennen of deze in het licht
van het bepaalde in het Toetsingskader AVV evidente vragen mochten oproepen.
De toets op evidente vragen van de jaarverslagen over het boekjaar 2003 is onder te verdelen
in procedurele en inhoudelijke onderwerpen.
De volgende onderwerpen zijn gericht op het procedurele gedeelte van de toets:
1 het incompleet zijn van bijgevoegde verantwoordingen van subsidieontvangende
instellingen na controle van de winst- en verliesrekening;
2 onvolkomenheden in de manier van verantwoorden van subsidieontvangende
instellingen. De verantwoordingen van subsidieontvangende instellingen dienen bij het
jaarverslag gevoegd te worden. Indien er sprake is van een groot aantal subsidiënten
wordt het uit praktisch oogpunt toereikend geacht om in het jaarverslag een lijst op te
nemen van alle subsidieontvangers, met als absoluut minimumvereiste dat daarbij per
instelling wordt aangegeven wat de bestede gelden zijn en een specificatie naar de
activiteiten zoals deze zijn opgenomen in statuten en reglementen. In het jaarverslag
zal bovendien uitdrukkelijk vermeld moeten worden dat van elke subsidieverlening
een - door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met
3
certificerende bevoegdheid gecontroleerde - verklaring over de besteding van de
subsidiegelden bij het fonds ter inzage ligt.
De inhoudelijke toets heeft zich gericht op:
1 uitgaven die kennelijk in strijd zijn met de Wet AVV en het Toetsingskader AVV
(zoals de bekostiging van het CAO-overleg);
2 ongeclausuleerde uitgaven aan werkgevers- en werknemersorganisaties: dit zijn
uitgaven aan werkgevers - en werknemersorganisaties die niet gespecificeerd zijn naar
bestedingsdoelen;
3 indien relevant een vergelijking met eerder geconstateerde evidente vragen naar
aanleiding van het jaarverslag over het boekjaar 2002.
2.3.1 Uitkomsten toets jaarverslagen boekjaar 2003
Alle 195 ontvangen jaarverslagen over het boekjaar 2003 zijn in globale zin beoordeeld op de
in paragraaf 2.3 genoemde evidente vragen.
Naar aanleiding van 19 van de 195 jaarverslagen is in het kader van de procedurele toets
schriftelijk aan CAO-partijen gevraagd de ontbrekende verantwoordingen van
subsidieontvangende instellingen alsnog toe te sturen. Op basis van de volgende twee gronden
zijn de verantwoordingen opgevraagd:
1. Incompleetheid van de verantwoordingen van subsidieontvangende instellingen na
controle van de winst- en verliesrekening in het jaarverslag (9 x geconstateerd). Uit
de winst- en verliesrekening blijken de uitgaven van het fonds. Aan het fonds zijn
de verantwoordingen opgevraagd indien er uitgaven aan subsidieontvangende
instellingen zijn gedaan waarvan geen verantwoordingen aanwezig waren.
2. Onvolkomenheden in de manier van verantwoorden van subsidieverleningen (10 x
geconstateerd). Deze categorie heeft betrekking op het gebruiken van een lijst met
de subsidieontvangende instellingen in het jaarverslag in plaats van het opnemen
van de verantwoordingen van subsidieontvangende instellingen (zie verder
paragraaf 2.3). Gebleken is dat niet altijd voldoende invulling wordt gegeven aan
de (minimum)vereisten van een dergelijke lijst. Daarnaast bleek dat het aantal
subsidiënten in de meeste gevallen zeer beperkt was (tot ongeveer 5)1. Aan CAO-
partijen is gevraagd de verantwoordingen alsnog toe te zenden.
Naar aanleiding van 26 van de 195 jaarverslagen is schriftelijk aan CAO-partijen een reactie
gevraagd op één of meerdere inhoudelijke bevindingen. Het merendeel van de geconstateerde
inhoudelijke bevindingen in het jaarverslag heeft betrekking op de sociale en opleidings- en
ontwikkelingsfondsen. Van de 91 sociale fondsen en opleidings- en ontwikkelingsfondsen
zijn er 22 aangeschreven en van de 104 uitkeringsfondsen 4 (zoals VUT en vakantiefondsen).
De geconstateerde inhoudelijke bevindingen zijn als volgt onder te verdelen:
1. Uitgaven in strijd met de Wet AVV en/of het Toetsingskader AVV (21 x
geconstateerd). Hieronder valt onder andere de financiering van het CAO-overleg
die uitdrukkelijk in het Toetsingskader AVV zijn uitgezonderd van de
bestedingsdoelen die voor AVV in aanmerking komen. Een ander voorbeeld is de
financiering van de kosten van het vakbondsledenblad hetgeen niet toegestaan is
omdat volgens de Wet AVV geen onderscheid gemaakt mag worden tussen
1 Besloten is om een dergelijke lijst in het vervolg alleen nog toe te staan indien er sprake is van tenminste 25
subsidiënten.
4
georganiseerden en ongeorganiseerden. Tevens is het financieren van
internationale projecten geconstateerd. Internationale projecten kunnen in beginsel
niet gefinancierd worden als zij geen betrekking hebben op de
arbeidsverhoudingen tussen werkgevers en werknemers maar daarbuiten staande
derden.
2. Er zijn geen niet-gespecificeerde uitgaven aan werkgevers- en
werknemersorganisaties geconstateerd.
3. De eerder geconstateerde evidente vragen (jaarverslag 2002) zijn op een juiste
wijze in het jaarverslag over het boekjaar 2003 aangepast.
4. Enkele specifieke gevallen met betrekking tot de structuur van het jaarverslag,
zoals het ondoorzichtig zijn van de geldstromen in het jaarverslag en uitgaven
buiten de doelstelling van het fonds, zoals een blijkens het jaarverslag
gefinancierde activiteit die in de activiteiten van de statuten van het fonds
ontbraken (5x geconstateerd).
2.3.2 Reacties CAO-partijen
In eerste instantie zijn de CAO-fondsen aangeschreven met daarbij het verzoek om zo spoedig
mogelijk te reageren. Hierbij is in algemene zin aangegeven dat het in strijd handelen met de
vereisten van het Toetsingskader AVV kan leiden tot het niet in behandeling nemen van een
nieuw AVV-verzoek of het intrekken van een huidig AVV-besluit.
In totaal zijn 8 CAO-fondsen naar aanleiding van het uitblijven van een (afdoende) reactie op
zowel procedurele als inhoudelijke evidente vragen in gebreke gesteld. Hierbij is
aangekondigd dat indien binnen twee weken niet afdoende gereageerd zou worden, de
intrekkingsprocedure ten aanzien van het huidige AVV-besluit gestart zou worden. Van de 8
aangekondigde intrekkingsprocedures zijn er 7 niet gestart omdat 6 CAO-fondsen binnen de
gestelde termijn afdoende gereageerd hebben en 1 CAO-fonds per 1 januari 2005 is
opgeheven. Aan dit laatste fonds is uitdrukkelijk te kennen gegeven dat dit niet wegneemt dat
de ontbrekende verantwoordingen van subsidieontvangende instellingen alsnog toegestuurd
dienen te worden. In één geval is de intrekkingsprocedure gestart maar binnen een week
gestuit omdat alsnog een afdoende reactie van het desbetreffende CAO-fonds is ontvangen.
Alle CAO-fondsen - behoudens het hiervoor genoemde fonds - waaraan in het kader van de
procedurele toets gevraagd is om de nog ontbrekende verantwoordingen van
subsidieontvangende instellingen toe te sturen, hebben hier uiteindelijk gehoor aan gegeven.
Ten aanzien van de geconstateerde inhoudelijke bevindingen hebben 20 van de 26 CAO-
fondsen een afdoende reactie gegeven. Het merendeel hiervan had betrekking op een bepaalde
uitgave welke in eerste instantie leek te vallen buiten de volgens het Toetsingskader AVV
mogelijk te financieren activiteiten. Na een nadere uitleg van CAO-partijen bleek dit niet het
geval te zijn. In deze gevallen bleek de in eerste instantie gekozen omschrijving in het
jaarverslag van het fonds of de verantwoording van de subsidieontvangende vaak ongelukkig
te zijn gekozen.
Door 6 van de 26 CAO-fondsen is een reactie gegeven waaruit opgemaakt kan worden dat in
strijd met het bepaalde in het Toetsingskader AVV en/of de eigen statuten subsidies zijn
verstrekt.
In reactie hierop zijn, afhankelijk van de mogelijkheden om de onjuistheden te herstellen en
de ernst van de geconstateerde onjuistheden, gepaste maatregelen genomen waarbij telkens
het bestuur volledig verantwoordelijk wordt gehouden voor de geconstateerde onjuistheden.
5
Deze maatregelen lopen uiteen van het eisen van een toezegging dat dergelijke uitgaven in het
vervolg niet meer voorkomen tot het eisen van een toezegging dat de geconstateerde
onjuistheden hersteld worden. Alle 6 de CAO-fondsen hebben inmiddels afdoende
gereageerd.
2.3.3 Conclusies
Resumerend kan gesteld worden dat doorgaans op een goede manier invulling is gegeven aan
de nieuwe vereisten. Gebleken is dat de nieuwe (vorm)vereisten aan statuten en reglementen
van AVV'de CAO-fondsen zijn verwerkt in de desbetreffende CAO's. Gelet op het vigerende
overgangsregime betekent dit dat de jaarverslagen over het boekjaar 2004 volledig zullen
moeten en kunnen voldoen aan de nieuwe vereisten.
Vier op de vijf jaarverslagen van AVV'de CAO-fondsen over het boekjaar 2003 zijn tijdig
aangeleverd. Overigens is gebleken dat in veel gevallen niet altijd direct voldoende invulling
is gegeven aan het vereiste dat de jaarlijkse verantwoordingen van subsidieontvangende
instellingen over de besteding van de subsidiegelden een geïncorporeerd onderdeel moeten
uitmaken van het jaarverslag. Hier zal in de voorlichting via onder meer de website
(www.cao.szw.nl) extra aandacht aan besteed worden.
Ten aanzien van de inhoud kan gesteld worden dat de uitgaven van AVV'de CAO-fondsen in
nagenoeg alle gevallen gedaan zijn binnen de door het Toetsingskader AVV gestelde grenzen
aan activiteiten die voor financiering uit een AVV'd fonds in aanmerking komen. Slechts in 6
van de 195 jaarverslagen bleek dit niet het geval te zijn en zijn ter zake gepaste maatregelen
genomen.
6
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid