Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk 30 november 2004 MLB/JZ/2004/56.652

Onderwerp
Toezeggingen wetgevingsoverleg begroting OCW
onderdeel media d.d. 22 november 2004

Tijdens het wetgevingsoverleg begroting OCW onderdeel media d.d. 22 november jl. heb ik toegezegd om de tender van de Eredivisie CV (hierna ECV) door het Commissariaat voor de Media te laten toetsen aan de Mediawet en daarover de Kamer uiterlijk 30 november te rapporteren. Tijdens het overleg heb ik tevens toegezegd in een brief nader in te gaan op enkele (juridische) vragen over het onderwerp. Bij deze doe ik deze toezeggingen gestand.

Oordeel van het Commissariaat voor de Media

Tijdens het wetgevingsoverleg gingen veel kamerleden in op de mogelijke gevolgen van de in de tender opgenomen voorwaarden op de programmatische en journalistieke vrijheid van omroepinstellingen en werd er gewezen op de vergaande commerciële voorwaarden. Het is om deze reden dat ik het Commissariaat voor de Media gevraagd heb bij de toetsing aan de Mediawet in het bijzonder aan die aspecten aandacht te besteden. Tevens refereerden enkele kamerleden aan het voorkeursrecht van de publieke omroep. Ik heb het Commissariaat verzocht ook daar op in te gaan.

De brief van het Commissariaat voor de Media treft u hierbij als bijlage aan. Het Commissariaat stelt in zijn brief uitdrukkelijk voorop dat het oordeel een voorlopig karakter heeft omdat het tenderdocument niet meer is dan een onderhandelingskader. De uiteindelijke condities waaronder de omroepen de rechten verkrijgen en hun uitzendingen verzorgen, zullen vastgelegd worden in contracten met de ECV. Het Commissariaat heeft de omroepen, als direct belanghebbenden en als partij waar het toezicht op houdt, over zijn bevindingen geïnformeerd. De aan de omroepen verzonden brief treft u eveneens als bijlage aan.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl Contactpersoon: H. Zeinstra, T +31-70-4124252, E

blad 2/4

Het Commissariaat merkt op dat naar aanleiding van berichtgeving in de media een beeld is ontstaan dat de omroepen in het geheel geen zeggenschap zouden hebben over de vorm en inhoud van de programmering. Zo zouden zij bijvoorbeeld geen zeggenschap meer hebben over de persoon die het commentaar bij de wedstrijden verzorgt en zou er in de programma's geen plaats meer zijn voor andere sporten dan voetbal. Dergelijke voorwaarden heeft het Commissariaat echter in het tenderdocument niet aangetroffen. Het Commissariaat constateert echter wel dat het stuk de sfeer uitademt van zeer grote invloed van de rechthebbenden.

Garanties voor de journalistieke vrijheid van zowel de publieke als de commerciële omroep worden gegeven in de artikelen 48 en 71e van de Mediawet. Daarin is vastgelegd dat elke omroep zelf de vorm en inhoud van zijn programma bepaalt en daarvoor verantwoordelijk is. Naar het oordeel van het Commissariaat beschermen deze artikelen de omroep niet alleen tegen beïnvloeding door de overheid, maar ook tegen adverteerders, sponsors, producenten en de verkopers van rechten. Het Commissariaat is van oordeel dat gewaakt moet worden voor contracten die ingrijpen in inhoud, vorm en plaats in het programmaschema omdat daarmee al snel strijd met de genoemde artikelen van de Mediawet kan ontstaan. In de brief aan de omroepen noemt het Commissariaat voorbeelden van eisen in het tenderdocument waardoor de onafhankelijkheid van de publieke en commerciële omroepen in het geding kan komen.

Voor wat betreft de reclame- en sponsorregels heeft het Commissariaat op diverse plaatsen in het tenderdocument aanwijzingen gevonden dat, als de voorwaarden van het document worden gevolgd, de commerciële uitingen te overdadig worden en daarmee overtreding van de Mediawet tot gevolg kan hebben. In de brief aan de omroepen gaat het Commissariaat hier nader op in. Geconstateerd wordt dat, door hetgeen in het tenderdocument staat met betrekking tot het tonen van reclame-uitingen voor de Eredivisie, het mogelijk is dat de (sluik)reclameregels worden overtreden. In de brief worden daarvan voorbeelden genoemd.

In de Kamer zijn vragen gesteld over het voorkeursrecht. Dit recht brengt met zich mee dat de publieke omroep, ter uitvoering van zijn wettelijke taak om actuele sportverslaggeving te verzorgen, in staat moet zijn om een redelijke samenvatting van sportevenementen uit te zenden. Het Commissariaat geeft in zijn brief aan dat er vanuit dient te worden gegaan dat redelijke samenvattingen moeten kunnen worden uitgezonden op gangbare, voor het publiek redelijke dagen en tijdstippen.

Informele zienswijze van de NMa

Op verzoek van de ECV heeft de NMa op 18 november jl. een informele zienswijze gegeven over de manier waarop de ECV de exploitatie van de uitzendrechten wil vormgeven. De NMa heeft deze zienswijze tevens op haar website gepubliceerd. De NMa geeft aan dat de biedings- en gunningsprocedure transparant en non-discriminatoir moet zijn en dat de methode waarmee de diverse biedingen worden beoordeeld objectief, transparant en controleerbaar moet zijn. De NMa stelt dat de door de Eredivisie CV genoemde beoordelingscriteria hieraan niet geheel lijken te voldoen, temeer daar de Mediawerkgroep vrij is in de weging van deze punten bij de beoordeling van de

blad 3/4

biedingen en op ieder moment besloten kan worden tot een tweede biedingsronde. Bovendien bestaan er reeds vrij gedetailleerde voorwaarden voor de productie, te bieden commerciële zendtijd, kwaliteit, bereik zendgemachtigde, inhoud en tijdstippen van uitzendingen en dergelijke, zodat onduidelijk is waarom deze aspecten, naast de financiële waarde van het bod, als additionele beoordelingscriteria gelden. De NMa concludeert dat op basis van de op dat moment beschikbare informatie niet op alle punten een volledige mededingingsrechtelijke beoordeling kan worden gegeven en acht het op dit moment niet opportuun om nader onderzoek in te stellen, tenzij nieuwe feiten of een klacht bij de NMa daartoe aanleiding geven.

Nadere vragen over het onderwerp

Tijdens het wetgevingsoverleg werden er door de Kamer enkele (juridische) vragen gesteld met betrekking tot sportrechten en de positie van de publieke omroep. Ik heb toegezegd schriftelijk op deze vragen in te gaan.

Één van de vragen betrof de vrijheid om mondeling verslag te doen en of er in dat licht een basis is voor het verkopen van radiorechten. Het recht van vrije nieuwsgaring is iets dat geldt in het openbare domein. Bij voetbalevenementen is er geen sprake van het openbare domein maar van een toegangsrecht. Degene die de uitzendrechten van een voetbalevenement verwerft, heeft recht op toegang tot het stadion en het maken van opnamen. Dat geldt zowel voor televisierechten als voor radiorechten. Overigens loopt er op dit moment een proefproces over de exclusiviteit van radiorechten. Daarbij gaat het om de vraag of er in het kader van de vrije nieuwsgaring mondeling verslag mag worden gedaan, niet vanuit het stadion, maar op basis van de televisiebeelden.

Ook werd de vraag gesteld of de publieke omroep zich in een nadelige positie bevindt omdat zij zich aan bepaalde reclameregels moet houden die niet gelden voor commerciële omroepen. Voor zowel de publieke als de commerciële omroepen geldt dat reclame alleen mag worden uitgezonden tijdens gebruikelijke pauzes van sportevenementen en dat de integriteit, het karakter of de samenhang van het programma niet mag worden aangetast. De beleidslijn van het Commissariaat voor de Media ten aanzien van het vertonen van reclame-uitingen in sportuitzendingen (beleidslijn sportprogramma's) geldt zowel voor de publieke als de commerciële omroep. Het is wel zo dat het sponsorregime van de publieke omroep op onderdelen beperkter is dan die van de commerciële omroep. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de duur van het in beeld brengen van sponsors aan het begin en aan het eind van het programma en de wijze van het in beeld brengen van billboards.

Tijdens het overleg kwam ook de regelgeving inzake de evenementenlijst aan de orde. Één van de leden ging onder meer in op de mogelijkheid om in dat kader nadere regels te stellen die ertoe leiden dat degene die uitzendrechten verkoopt geen inhoudelijke eisen aan het programma mag stellen. Op de evenementenlijst zijn evenementen opgenomen die van aanzienlijk belang van de samenleving worden geacht en daarom op een open net moeten worden uitgezonden. In het Mediabesluit zijn nadere regels gesteld ten aanzien van de minimale uitzendduur van de evenementen en de aanvangstijden van de

blad 4/4

uitzendingen. Het wettelijke regime inzake de evenementenlijst richt zich tot omroepinstellingen en derhalve niet tot degene die uitzendrechten verkoopt.

Ten slotte ga ik nog in op mijn toezegging om schriftelijk aan de Kamer te melden uit welk budget de onder voorwaarden toegezegde 5 miljoen euro voor de sportrechten komt. De publieke omroep heeft extra budget gevraagd in verband met de stijging van de prijzen van sportrechten. In de brief over de mediabegroting 2005 (Kamerstukken II, 2004/05, 29800 VIII, nr. 71) heb ik aangegeven dat ik de huidige ontwikkelingen op de sportmarkt onzeker vind. Ik zal daarom een reservering maken voor dit extra gevraagde budget. De publieke omroep dient de noodzaak van dit bedrag nog voldoende duidelijk te maken. Het bedrag zal, indien daartoe wordt besloten, worden toegekend vanuit het totaal van de mediabegroting. Het bedrag wordt dus niet vanuit de algemene omroepreserve gefinancierd.

Slotsom

Zoals blijkt uit het bovenstaande heeft het Commissariaat voor de Media in zijn voorlopig oordeel duidelijk aangegeven op welke punten het huidige tenderdocument op gespannen voet staat met de Mediawet en kan leiden tot bestuursrechtelijke sancties bij overtreding van deze wet. Ik kan mij geheel vinden in deze zienswijze van het Commissariaat. Wel is het van belang op te merken dat de tender een onderhandelingsdocument is. Het Commissariaat voor de Media merkt daarom terecht in zijn brief op dat de omroepen er zelf zorg voor moeten dragen dat zij alleen voorwaarden van de ECV accepteren die hen in staat stellen in de uitzendingen de Mediawet te respecteren. Ik ga ervan uit dat de omroepen in het onderhandelingsproces rekening houden met de bevindingen van het Commissariaat. De uiteindelijke voorwaarden zullen worden vastgelegd in de contracten die de omroepen met de ECV afsluiten over de verwerving van de betreffende rechten. Ik zal daarom aan het Commissariaat voor de Media vragen de contracten die uiteindelijk zullen worden afgesloten, te toetsen aan de Mediawet.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

(mr. Medy C. van der Laan)