- Amnesty International
Afdeling Nederland
t.a.v. de heer H. Hummel
Postbus 1968
1000 BZ Amsterdam
- Den Haag,- november 2004
-
In uw brief van 11 oktober 2004 vraagt u mij een toelichting te geven op de voorstellen over migratie via de Middellandse Zee van de Duitse minister van Binnenlandse Zaken, de heer Schily. Daarnaast verzoekt u mij in te gaan op het beleidsconcept bescherming in de regio en de veilige derde landen-exceptie. Ik zal deze onderwerpen hieronder achtereenvolgens aan de orde stellen.
Ik schrijf u deze brief mede namens de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris voor Europese Zaken.
Tijdens de JBZ Raad van 19 juli 2004 kaartte de Duitse minister van Binnenlandse Zaken, de heer Schily, de problematiek van migratie over de Middellandse Zee aan. Voorkomen zou moeten worden dat migranten de gevaarlijke oversteek over de Middellandse Zee wagen en vluchtelingen zouden zo dicht mogelijk bij huis bescherming moeten kunnen vinden. De heer Schily stelde verder de Europese samenwerking met Noord-Afrikaanse landen in de strijd tegen illegale migratie te willen opvoeren en deze landen
te willen ondersteunen bij het versterken van hun asielcapaciteit. Volgens minister Schily zou ook overwogen moeten worden Europese centra buiten de EU te plaatsen voor de behandeling van asielaanvragen.
Tijdens de besprekingen over het nieuwe JBZ meerjarenprogramma (het Haagse Programma) heeft de Europese Unie uitvoerig aandacht besteed aan de migratieproblematiek aan de buitengrenzen van de EU. Hierbij zijn ook de voorstellen van minister Schily aan de orde gekomen. Op 5 november heeft de Europese Raad het Haagse Programma aangenomen en afgesproken dat zij maatregelen ter bestrijding van illegale migratie wil nemen. Daarnaast zou de Unie ook moeten samenwerken met derde landen bij de opbouw
van hun asielsystemen. Daarvoor is het nodig dat deze landen hun verplichtingen onder het VN Vluchtelingenverdrag naleven. Samenwerking met derde landen op het gebied van migratiebeheer en de bescherming van vluchtelingen wordt daarmee integraal onderdeel van de buitenlandse betrekkingen van de EU. De Commissie is verzocht een studie uit te voeren naar de haalbaarheid van een gezamenlijke verwerking van asielaanvragen, zowel binnen als buiten de grenzen van de EU.
Ten aanzien van bescherming in de regio vraagt u in uw brief naar de inzet van de Nederlandse regering. Deze inzet is neergelegd in verschillende gezamenlijke brieven van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en mijzelf aan de Kamer. Meest recent blijkt de inzet van de Nederlandse regering uit het Haagse Programma en uit conclusies over duurzame oplossingen voor vluchtelingen die op 3 november 2004 door de EU-ministers van Buitenlandse
Zaken zijn aangenomen. Laatstgenoemde conclusies stellen onder meer dat vluchtelingen zo snel mogelijk na hun vlucht effectieve bescherming moeten krijgen en dat regionale beschermingsprogramma's vanaf het eerste begin moeten worden uitgewerkt in partnerschap met de landen in de regio en in samenwerking met UNHCR. De Commissie is uitgenodigd om uiterlijk in juli 2005 met voorstellen voor een of meerdere pilots voor een regionaal beschermingsprogramma te komen. Hervestiging van uitgenodigde
vluchtelingen zal hier ook deel van uitmaken, zij het dat lidstaten zelf zullen kunnen kiezen of ze aan deze hervestiging zullen deelnemen. De conclusies stellen verder dat een beleid ter versterking van duurzame oplossingen voor vluchtelingen complementair zal zijn aan de verdere ontwikkeling van een Europees asiel- en migratiebeleid. Naast de meer algemene inzet ten aanzien van bescherming in de regio heeft u ook gevraagd naar enkele specifieke projecten die de regering op dit vlak
ondersteunt.
Nederland ondersteunt een project van UNHCR gericht op duurzame oplossingen voor Somalische vluchtelingen. Dit project, waarbij Kenia, Ethiopië, Jemen en Djibouti zijn betrokken, wordt behalve door Nederland ook door de Europese Commissie, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken gefinancierd.
Sinds 1990 zijn er reeds meer dan een miljoen Somalische vluchtelingen en ontheemden teruggekeerd. Het is van belang dat deze terugkeer ordelijk en vreedzaam verloopt en vooral ook duurzaam is. Ook andere duurzame oplossingen als lokale integratie en hervestiging zullen in dit project worden besproken. Tegen het einde van dit jaar gaat een ander UNHCR project van start, eveneens met steun van de Europese Commissie, Nederland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Dit project is gericht op het
in kaart brengen van hiaten in de bescherming van vluchtelingen in Benin, Burkina Faso, Kenia en Tanzania, in nauwe samenwerking met deze landen. Maatregelen zullen worden voorgesteld om de beschermingscapaciteit te verbeteren en vluchtelingen zelfstandiger en onafhankelijker te maken, bijvoorbeeld door onderwijs, werk en micro-kredieten. Het project voorziet daarnaast in een dialoog tussen de betrokken landen over de mogelijkheden van een versterkte bescherming van vluchtelingen in de regio.
Beide projecten bevinden zich nog in de startfase en hebben een looptijd van een jaar. De verdere invulling ervan zal in de komende maanden gestalte moeten krijgen en is mede afhankelijk van de inzet en samenwerking tussen de landen in de regio's van herkomst, de westerse bestemmingslanden en UNHCR.
UNHCR heeft recentelijk een hernieuwd voorstel ingediend voor een project gericht op de opbouw van asielsystemen in Noord-Afrika. U refereert hieraan in uw brief. Nederland en de Europese Commissie zullen aan dit project een financiële bijdrage leveren. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om het overdragen van verantwoordelijkheden van EU-lidstaten voor asielaanvragen naar Noord-Afrikaanse landen, maar om ondersteuning bij de verdere opbouw van asielcapaciteit in deze landen. Dat gebeurt onder
andere door training en ontwikkeling van wetgeving op het gebied van asiel, maar ook door het opleiden van grensbewakers in het herkennen van asielverzoeken en adequaat handelen.
In uw brief wijst u verder op reeds bestaande opvangcentra in Tunesië. Het is de Nederlandse regering bekend dat Tunesië personen die illegaal in Tunesië verblijven, opvangt in tijdelijke centra ten behoeve van identificatie en terugkeer naar het land van herkomst. Van IOM is vernomen dat in samenwerking met de Tunesische autoriteiten 1 november 2004 een project gestart is ter verbetering van de infrastructuur en capaciteit van deze centra. Nederland heeft het IOM om meer informatie verzocht.
Met betrekking tot de veilige derde landen-exceptie wijst u op de wenselijkheid van een gemeenschappelijke Europese beoordeling van de situatie in derde landen door middel van een gezamenlijk documentatiecentrum en van Europese ambtsberichten. Op de JBZ-Raad van 25 en 26 oktober 2004 is afgesproken dat informatie over landen van herkomst gezamenlijk moet worden verzameld, geanalyseerd en toegepast. De Nederlandse regering acht een Europese benadering van landeninformatie een belangrijk
onderdeel van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel.
- -
Dr. B.R. Bot
===
Ministerie van Buitenlandse Zaken