Ingezonden persbericht


Persbericht
29 november 2004

De musicoloog prof.dr. Louis Grijp heeft de vijfjaarlijkse Fondsprijs voor Oudere Taal, Literatuur en Cultuur van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde ontvangen (voor de periode 1999-2004). Op 20 oktober jl. werd hem de prijs overhandigd door de Vlaamse minister van Cultuur. Grijp heeft de prijs voor zijn gehele oeuvre ontvangen. Bij het grote publiek is Grijp vooral bekend geworden als redacteur van het in 2001 verschenen "Een muziekgeschiedenis der Nederlanden". De jury benadrukte vooral de grote betekenis van zijn werk voor de beoefening van cultuurgeschiedenis in het algemeen en voor de historische letterkunde van het Nederlands in het bijzonder. De prijs bedraagt 6150 euro.

Louis Grijp is bereikbaar op het Meertens Instituut 020 - 462 8500
louis.grijp@meertens.knaw.nl
Het Meertens Instituut is een onderdeel van de KNAW en richt zich op onderzoek en documentatie van de Nederlandse taal en cultuur www.meertens.knaw.nl

Bijlage: Juryrapport

KANTL, Openbare vergadering 20 oktober 2004.
Verslag commissie vijfjaarlijkse fondsprijs
De commissie voor de toekenning van de vijfjaarlijkse Fondsprijs voor de studie van oudere taal, literatuur en cultuur (periode 1999-2003) stelt aan de Academie voor de prijs toe de kennen aan de muziekwetenschapper Louis Peter Grijp. Zij wenst daarbij de aandacht te trekken op de grote betekenis van Grijps werk voor de beoefening van de cultuurgeschiedenis in het algemeen voor de historische letterkunde van het Nederlands in het bijzonder. Dat vak heeft hij niet alleen aanzienlijk verrijkt, maar hij heeft er tevens methodologisch en inhoudelijk de grenzen van helpen verleggen. Dat hij daarbij zowel een gespecialiseerd wetenschappelijk als een breder publiek wist en weet aan te spreken en op deze manier tegelijk het academisch onderzoek van een nieuwe generatie activeert én culturele initiatieven stimuleert, maakt zijn werk tot een van de aantrekkingspolen van het huidig cultuurhistorisch bedrijf. De laatste vijf jaar manifesteerde Louis Grijp zich vooral als de initiatiefnemer en hoofdredacteur van Een muziekgeschiedenis der Nederlanden (2001), een in menig opzicht door haar zin voor synthese en interdisciplinariteit indrukwekkend verbeterde toepassing van het model dat aan de basis lag van de nieuwe literatuur- en theatergeschiedenissen van de jaren negentig. In dit monumentale boek blijkt ten overvloede hoe de inzichten van Louis Grijp tot de grammatica van zijn eigen vakgebied zijn gaan behoren. Voor de beoefening van de Nederlandse literatuurgeschiedenis betreft zijn bijdrage voornamelijk de cultuurhistorisch gecontextualiseerde mechanismen van de contrafactuur, het functioneren, de receptie en de consumptie van Nederlandse liedboeken, de relatie tussen lied en religieuze, politieke, nationale en regionale identiteit, de rol van het lied op het zeventiende-eeuws toneel en bij de rederijkers, de relaties tussen zang en taalcultuur, de integratie van het populaire lied. Case-studies van Grijp bevinden zich in de handbagage van menig literairhistoricus. Als artistiek leider en luitspeler van het gezelschap Camerata Trajectina, een gezelschap gepecialiseerd in Nederlandse muziek van Middeleeuwen tot Gouden Eeuw, heeft Grijp de resultaten van zijn onderzoek tot nog toe in meer dan een dozijn CD's hoorbaar gemaakt. Ook voor het onderwijs in en de verbreiding van de oude Nederlandse teksten zijn deze uitvoeringen onmisbare instrumenten geworden. In de figuur en het werk van Louis Peter Grijp eert de Academie wetenschap én creativiteit, interdisciplinariteit én dienstbaarheid, diepgravend onderzoek én heldere, bevattelijke communicatie.

Geachte Collega Grijp,

Ik hoop dat u zich in de tekst van de commissie een beetje hebt herkend. Maar uw aangeboren bescheidenheid kennende, overvalt mij een soort vrees. Ik zie bijna dat u zich teweerstelt en hoor u denken: ach, het gaat om een 'perceptie', een 'academische' weliswaar, maar een perceptie. Om u van deze relativerende gedachte te bevrijden wil ik daarom, namens de Academie en bij wijze van huldeblijk, dit verslag nog kort aanvullen met een wat algemenere schets van uw werk en uw vele verdiensten. Het moge het applaus voor deze prijs vanwege collega's en toehoorders nog versterken.

Dames en Heren,

Louis Grijp is een dit jaar precies een halve eeuw jonge Hagenaar. En het blad van die halve eeuw heeft hij met zwier volgeschreven. Hij studeerde muziekwetenschap aan de Universiteit Utrecht en luit aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag. Dat een bijzonder geslaagde twee-eenheid tussen theorie en praktijk Grijps handelsmerk zijn geworden, is dus allesbehalve een toeval. Na een jarenlange ervaring als onderzoeker en docent in Utrecht en Leeuwarden, promoveerde hij in 1991 op een invloedrijke en ook cultuurhistorisch en literair zeer belangrijke studie over de contrafactuur de 'cover' als u dat wilt in het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw. Sindsdien is hij verbonden aan het Meertens Instituut, waar hij onderzoek verricht over orale cultuur, uiteraard in het bijzonder het lied. Zijn aldaar nog steeds groeiende en zich verfijnende 'voetenbank' heeft het mogelijk gemaakt veel teksten en in het bijzonder toneelteksten uit onze oude letterkunde als liederen te herkennen. Sinds 2001 is Louis Grijp hoogleraar in Utrecht waar hij de leerstoel bezet 'Nederlandse liedcultuur in heden en verleden'. Zijn oratie droeg de voor zijn werk zeer typerende titel Van Hadewijch tot Hazes.Hij illustreert Grijps evenwichtige aandacht voor elitaire en niet-elitaire muziek én literatuur. In mei 2003 werd hij lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en zou hij zich derhalve ook hier moeten thuisvoelen.

Het wetenschappelijk werk en de vaak daarbijhorende muzikale realisaties van Louis Grijp zijn bijzonder veelzijdig. Ze reiken van inventarisaties tot grondige detailstudies, van de muziektheorie van Aristóxenos en anderen, over Hooft, Huygens en Hadewijch tot de boerenrock en het kinderlied, van de psalmen en geuzenliederen tot lokale liedculturen en de smartlap, van vredesvieringen en nationale hymnen tot de dodendans, van salon- tot straat- en marktliederen, van Nicolas Vallet naar Coornhert, van oude Hollandse madrigalen tot Pierlala, van de citer en de luit tot de rommelpot, van ketters tot papen,... van de muziek tot de literatuur. De studie van de Nederlandse liedcultuur situeert hij op een snijvlak van disciplines: de literatuurgeschiedenis, de muziekgeschiedenis en de etnologie. In de neerlandistiek die een breder literatuurbegrip was beginnen te hanteren dat gepaard ging met een zeer vergrote belangstelling voor de culturele en maatschappelijke inbedding, kwam de musicoloog Louis Grijp als geroepen. We hebben het geweten. En wie nu nog niet overtuigd zou zijn, verwijs ik beleefd en met aandrang naar de website van het Meertens-Instituut. De prijsuitreiking van vandaag wil vooral onderstrepen dat deze veelheid en verscheidenheid een verrijking heeft betekend en nog steeds is, niet het minst voor het vakgebied dat aan deze Academie is toevertrouwd: de neerlandistiek. Als geen ander heeft Louis Grijp de oude Nederlandse lyriek en dramatiek in haar muzikale context geplaatst en heeft hij op zijn eigen onvervangbare manier aangetoond dat er rond de historische literatuuronderzoeker nog andere bruiden dansen dan de oude filologie, de nieuwe bibliografie en de allernieuwste digitale teksteditie. In weelde is het altijd moeilijk kiezen. Maar laat ons vanmiddag in elk geval met overtuiging en vooral met een gevoel van grote erkentelijkheid naar de muziek grijpen.