bescherming in de regio
Kamerbrief inzake bescherming in de regio
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
26 november 2004
Behandeld
Lenny van der Spek
Kenmerk
DPV/AM-522/04
Telefoon
070 - 348 4900
Blad
1/5
Fax
070 - 348 5046
Bijlage(n)
2
Lenny.Spek@minbuza.nl
Betreft
Brief over bescherming in de regio
Op 10 november 2004 verzocht de vaste commissie voor Justitie van uw
Kamer om nadere informatie over de EU-voorstellen die Nederland als
voorzitter van de EU heeft gedaan en zal doen op het gebied van
bescherming in de regio. Met deze brief komen wij aan dit verzoek
tegemoet. Naast Europese ontwikkelingen besteden wij hieronder ook
aandacht aan enkele andere ontwikkelingen op het gebied van
bescherming in de regio.
Ontwikkelingen Europees
De doelstellingen van Nederland als voorzitter van de EU op het gebied
van bescherming in de regio, zijn neergelegd in een brief die wij op 2
juli 2004 aan uw Kamer stuurden. Daarin stelden wij dat de
Mededeling van de Commissie inzake "verbetering van de toegang tot
duurzame oplossingen" (COM (2004) 410 definitief) een goed
uitgangspunt is voor een verdere discussie onder Nederlands
Voorzitterschap. De analyse en voorstellen van de Commissie in deze
Mededeling stemmen in grote lijnen overeen met de Nederlandse visie op
dit onderwerp . Dit is geen toeval. Nederland heeft in het afgelopen
anderhalf jaar veel in dit onderwerp geïnvesteerd en actief
deelgenomen aan informele overleggen over bescherming in de regio met
de Commissie, UNHCR en enkele andere EU-lidstaten.
Als voorzitter van de Europese Unie heeft Nederland ervoor gekozen dit
onderwerp in verschillende trajecten te behandelen: enerzijds binnen
het kader van Justitie en Binnenlandse Zaken, anderzijds in het kader
van het Europees buitenlands- en ontwikkelingsbeleid. Ons inziens doet
dit recht aan de aard van het dossier, omdat dit zowel
vreemdelingenrechtelijke aspecten heeft als raakvlakken met het
externe, in het bijzonder het humanitaire, beleid.
De ambtelijke werkgroepen vallend onder de Raad Justitie en
Binnenlandse Zaken (JBZ) en de Raad Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen (RAZEB) zijn in de afgelopen maanden op verschillende
momenten samengevoegd om dit onderwerp te bespreken. Dit heeft tot
gevolg gehad dat bescherming in de regio is opgenomen in het Haags
Programma ter versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de
Europese Unie dat op 5 november 2004 door de Europese Raad is
aangenomen . Daarnaast nam de RAZEB op 3 november 2004
Raadsconclusies over duurzame oplossingen voor vluchtelingen aan (zie
bijlage 1 bij deze brief).
In het Haags Programma en in de conclusies van de RAZEB is onder meer
het volgende besloten:
- De Europese Raad erkent dat de EU in een geest van gedeelde
verantwoordelijkheid een bijdrage moet leveren aan een beter
toegankelijk, rechtvaardiger en doeltreffender internationaal systeem
van bescherming, in partnerschap met derde landen, en dat er in een zo
vroeg mogelijke fase toegang moet worden verschaft tot bescherming en
duurzame oplossingen. De invulling van deze verantwoordelijkheid is
complementair aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees
asielbeleid.
- De Commissie wordt verzocht om samen met de betrokken derde
landen en in nauw overleg met UNHCR regionale beschermingsprogramma's
op te stellen. Deze programma's moeten flexibel en situatie-specifiek
zijn.
- Deze programma's zullen voortbouwen op de ervaringen die
zijn opgedaan met proefbeschermingsprogramma's die vóór het einde van
2005 van start moeten gaan. Een voorstel hiertoe moet in juni 2005
gereed komen.
- Deze programma's zullen een verscheidenheid aan
instrumenten omvatten, die in de eerste plaats gericht zijn op
capaciteitsopbouw, en er zal een gezamenlijk hervestigingsprogramma in
worden opgenomen voor de lidstaten die aan zo'n programma wensen deel
te nemen.
Nu de EU-lidstaten unaniem met deze ideeën hebben ingestemd, is het
Nederlandse streven naar versterking van bescherming in de regio een
Europees streven geworden. Hiermee is voor een belangrijk onderwerp
uit het Hoofdlijnenakkoord een goede stap vooruit gezet. Nederland zal
zich ook de komende tijd internationaal sterk blijven maken voor
duurzame oplossingen voor vluchtelingen en een betere bescherming in
regio's van herkomst.
Verdere ontwikkelingen
De inspanningen van de regering op het gebied van bescherming in de
regio waren de afgelopen maanden vooral gericht op de vergroting van
het Europees draagvlak voor dit onderwerp en het bereiken van de
resultaten die hierboven zijn beschreven. Gelijkertijd zijn enkele van
de projecten die al genoemd zijn in de brief aan uw Kamer van 2 juli
2004 (Kamerstukken II, 2003/4, 19637, nr 840) van start gegaan.
Zo ondersteunt Nederland een project van UNHCR gericht op duurzame
oplossingen voor Somalische vluchtelingen. Dit project, waarbij Kenia,
Ethiopië, Jemen en Djibouti zijn betrokken, wordt behalve door
Nederland ook door de Europese Commissie, het Verenigd Koninkrijk en
Denemarken gefinancierd. Sinds 1990 zijn er reeds meer dan een miljoen
Somalische vluchtelingen teruggekeerd naar Somalië. Het is van belang
dat deze terugkeer ordelijk en vreedzaam verloopt en vooral ook
duurzaam is. Ook andere duurzame oplossingen als lokale integratie en
hervestiging worden in dit project besproken. UNHCR hoopt halverwege
volgend jaar een internationale bijeenkomst op politiek niveau te
organiseren. Bedoeling is bij die gelegenheid verdere afspraken te
maken over duurzame oplossingen voor Somalische vluchtelingen.
Recent is een ander UNHCR project van start gegaan, eveneens gesteund
door de Europese Commissie, Nederland, Denemarken en het Verenigd
Koninkrijk. Dit project is gericht op het in kaart brengen van hiaten
in de bescherming van vluchtelingen in Benin, Burkina Faso, Kenia en
Tanzania, in nauwe samenwerking met deze landen. Maatregelen zullen
worden voorgesteld om de beschermingscapaciteit te verbeteren en
vluchtelingen zelfstandiger en onafhankelijker te maken, bijvoorbeeld
door onderwijs, werk en micro-kredieten. Het project voorziet
daarnaast in een dialoog tussen de betrokken landen over de
mogelijkheden van een versterkte bescherming van vluchtelingen in de
regio.
Beide projecten bevinden zich nog in de startfase en hebben een
looptijd van een jaar. De verdere invulling ervan zal in de komende
maanden gestalte moeten krijgen en is mede afhankelijk van de inzet en
samenwerking tussen de landen in de regio's van herkomst, de westerse
bestemmingslanden en UNHCR.
Een ander UNHCR-project dat Nederland ondersteunt, richt zich op de
ontwikkeling en versterking van asielsystemen in enkele
Noord-Afrikaanse landen: Algerije, Libië, Marokko, Mauritanië en
Tunesië. Dit project heeft recent de nodige aandacht gekregen, van de
media, van UNHCR en ook van uw Kamer. Daarbij is de vraag gesteld of
UNHCR Europese centra voor de behandeling van asielverzoeken in
Noord-Afikaanse landen gaat opzetten. Dit is uitdrukkelijk niet aan de
orde. In dit verband wordt verwezen naar het verslag van de informele
JBZ-Raad dat uw Kamer is toegezonden , alsook de tekst die de Hoge
Commissaris voor de Vluchtelingen heeft uitgesproken ter gelegenheid
van de informele JBZ-Raad (zie bijlage 2 bij deze brief). Het project,
waaraan UNHCR in overleg met de Commissie de laatste hand legt, beoogt
een bijdrage te leveren aan de opbouw dan wel versterking van de
asielcapaciteit in enkele Noord-Afrikaanse landen. Daarbij zal het
onder meer gaan om de bevordering van nationale wetgeving, training
van ambtenaren voor asielprocedures en ondersteuning van
non-gouvernementele organisaties.
Wat betreft de Nederlandse betrokkenheid bij de verbetering en
ontwikkeling van het UNHCR vluchtelingenregistratiesysteem `Profile'
kan gemeld worden dat, op verzoek van UNHCR, een Nederlandse expert
begin december een bijdrage zal leveren in Tanzania. Deze bijdrage is
specifiek gericht op bredere toepassing van Profile, en opname van
biometrische kenmerken in dit registratiesysteem. De situatie in
Tanzania leent zich hier goed voor. De opvang van vluchtelingen in
Tanzania is relatief goed georganiseerd en een fors aantal
vluchtelingen is reeds geregistreerd. Na een pilot is nu de wens om
voor iedereen biometrische kenmerken in te voeren en daar zullen de
voorbereidingen voor worden getroffen. De biometrische registratie zal
onder andere een rol spelen bij de distributie van voedsel en
medicatie, maar op den duur ook de stap naar duurzame oplossingen voor
de vluchtelingen makkelijker en beter beheersbaar maken.
Verder heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken dit jaar een extra
bijdrage van vijf miljoen Euro aan UNHCR toegekend, specifiek bestemd
voor bescherming in de regio. Deze bijdrage vloeit voort uit een
amendement van het lid Eurlings, aangenomen tijdens de behandeling van
de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor 2004.
UNHCR zet deze extra bijdrage in in Ghana, Kenia, Tanzania en Jemen.
De nationaliteiten van de vluchtelingen die zich in deze vier landen
bevinden, zijn alle terug te vinden in de asielstatistieken van
Nederland. Met de extra bijdrage beoogt UNHCR onder meer de toegang
tot bescherming en duurzame oplossingen te vergroten, waardoor de
noodzaak voor secundaire migratiestromen afneemt. Verder worden de
middelen ingezet om de terugkeer van vluchtelingen uit de regio een
duurzaam karakter te geven. Deze doeleinden sluiten aan bij de
reguliere werkzaamheden van UNHCR en stemmen goed overeen met de
doelstellingen zoals neergelegd in brieven over bescherming in de
regio die wij eerder aan uw Kamer voorlegden .
Tot slot dient vermeld te worden dat Nederland onverminderd actief
blijft bij de verschillende trajecten die lopen in het kader van
UNHCR's Conventie Plus. In dit kader wordt momenteel, mede met steun
van Nederland, een studie uitgevoerd naar Somalische secundaire
migratiestromen. Hierbij wordt gekeken naar de motivatie en redenen
waarom deze migranten verder reizen, alsook naar de routes die zij
kiezen.
Uw Kamer zal van verdere ontwikkelingen op de hoogte gehouden worden.
De Minister De
Minister
van Buitenlandse Zaken, voor
Ontwikkelingssamenwerking,
Dr. B.R. Bot
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
De Minister voor Vreemdelingenzaken
en Integratie,
Drs. M.C.F. Verdonk
Kamerstukken 2003-2004, 19637, nr. 840
Zie ook BNC-fiche, Kamerstukken 2003-2004, 22112, nr. 331)
uw Kamer toegezonden op 9 november 2004, als bijlage bij het
verslag van de JBZ Raad van 25-26 oktober.
Kamerstukken II 2003/4, 23490, nr. 344
Brieven van 28 mei 2003 (Kamerstukken II 2002/3, 19637, nr. 739) en
29 oktober 2003 (Kamerstukken II 2003/4, 19637, nr. 785)
Ministerie van Buitenlandse Zaken