Zoeken: ____________
CENTRAAL PLANBUREAU
Onderwerp: persbericht
Nummer: 50
Datum: 26 november 2004
Inlichtingen bij: Bert Smid (070-3383448), Free Huizinga (070-3383375)
of Jacqueline Timmerhuis (070-3383477)
CPB: Forse welvaartsstijging is reëel perspectief voor de komende decennia.
* Ook in de komende decennia zal de Nederlandse economie blijven
groeien. Het groeitempo is echter onzeker; dit zal sterk
samenhangen met de internationale - en dan vooral Europese -
ontwikkeling.
* Een scenarioanalyse van het CPB laat zien dat de economische groei
sterk kan variëren. Zo is het BBP per hoofd van de bevolking in
2040 tussen 30% en 120% hoger dan het huidige niveau. Hoge groei
is echter slechts één kant van de medaille. De scenario's met
hogere groei kennen tevens een grotere inkomensongelijkheid en
relatief weinig aandacht voor het milieu.
* De verdeling van de werkgelegenheid over bedrijfstakken zal sterk
blijven verschuiven, met name van de sectoren landbouw en
industrie naar de sectoren diensten en zorg. Deze verschuiving is
de voortzetting van een proces dat al decennia aan de gang is.
* De vergrijzing zal een drukkend effect hebben op de groei van het
arbeidsaanbod en de werkgelegenheid en op de verhouding tussen
actieven en niet-actieven. Wel kan een stijging van de
participatie van met name vrouwen en ouderen tegenwicht bieden.
Overheidsbeleid kan deze stijging ondersteunen.
* Het valt te verwachten dat de groei van de Nederlandse economie
overeenkomt met die in de EU-15. Zowel werkgelegenheid als
arbeidsproductiviteit is in de scenario's voor Nederland ongeveer
gelijk aan die voor Europa.
Dit zijn de centrale conclusies die het Centraal Planbureau (CPB)
trekt in de vandaag verschenen studie Vier vergezichten op Nederland -
Productie, arbeid en sectorstructuur in vier scenario's tot 2040. In
dit rapport brengen CPB-onderzoekers Free Huizinga en Bert Smid
mogelijke ontwikkelingen voor de Nederlandse economie in kaart aan de
hand van vier scenario's. De studie geeft een kwantitatief beeld op
macro- en bedrijfstakkenniveau tot 2040. De scenario's zijn een
uitwerking van de in oktober 2003 door het CPB uitgebrachte studie
'Four Futures of Europe', waarin mogelijke toekomstbeelden voor Europa
zijn beschreven.
Tegelijkertijd met deze publicatie brengt het CPB ook twee
achtergrondstudies uit: CPB Document 71, 'Arbeidsaanbod in de
lange-termijnscenario's voor Nederland' en CPB Document 72, 'Vier
toekomstscenario's voor overheid en zorg'.
A. Scenario's
Waarom scenariostudie voor ontwikkelingen op lange termijn?
Nederland worstelt met een aantal belangrijke vraagstukken voor de
economische ontwikkeling op lange termijn. Voorbeelden zijn
vergrijzing, sociale zekerheid, milieu en concurrentiekracht. Dà:t
deze onderwerpen een belangrijke rol zullen spelen in de toekomst is
evident. Er bestaat echter grote onzekerheid over de omvang van de
toekomstige knelpunten en over de economische achtergrond waartegen ze
zich zullen afspelen. Dit maakt het formuleren van beleid voor deze
onderwerpen bijzonder lastig.
Om de onzekerheden in kaart te brengen presenteert deze studie
mogelijke ontwikkelingen in vier scenario's voor de Nederlandse
economie tot 2040 met een kwantitatieve analyse op macro- en
bedrijfstakkenniveau.
Twee sleutelonzekerheden, vier scenario's
De scenario's in 'Vier vergezichten op Nederland' zijn een uitwerking
van de internationale scenario's uit de studie 'Four Futures of
Europe', nu voor Nederland. De scenario's zijn geordend rond twee
sleutelonzekerheden. De eerste betreft de mate waarin landen bereid en
in staat zijn om internationaal samen te werken. De tweede
sleutelonzekerheid betreft de verdeling tussen publieke en private
verantwoordelijkheden, en dan in het bijzonder de vraag of en hoe
gekozen wordt voor hervorming van de collectieve sector.
In het scenario 'Regional Communities' hechten landen veel waarde aan
hun soevereiniteit en identiteit; hervormingen in de collectieve
sector komen nauwelijks tot stand.
In 'Strong Europe' is er wel aandacht voor internationale
samenwerking, vooral op het terrein van milieu. Er vinden slechts
geringe hervormingen plaats in de sociale zekerheid.
Kenmerk van 'Transatlantic Market' is juist een sterke hervorming van
de collectieve sector. De Europese landen zijn in dit scenario echter
niet bereid om een deel van hun soevereiniteit in te leveren.
Het scenario 'Global Economy' combineert internationale samenwerking
met een grondige herziening van de collectieve sector.
Grote verschillen in economische groei, maar groei is niet alles
De vier scenario's leiden tot grote verschillen in economische groei.
Deze groei is het hoogst in een wereld waarin internationale
samenwerking en marktgericht handelen samengaan, dit is het Global
Economy scenario. Het is echter belangrijk te benadrukken dat
economische groei maar één kant van de medaille is. Bereidheid tot
internationale samenwerking heeft voordelen op gebied van economie en
milieu, maar het gaat ten koste van soevereiniteit en identiteit van
de afzonderlijke lidstaten. Marktgericht handelen leidt weliswaar tot
hogere economische groei, maar ook tot grotere inkomensverschillen
tussen hoog- en laagopgeleiden en tussen werkenden en niet-werkenden.
Daarnaast is er in een marktgerichte omgeving minder aandacht voor
grensoverschrijdende milieuvraagstukken en worden de problemen op dit
terrein nauwelijks aangepakt.
'Vier vergezichten op Nederland' belicht voornamelijk de economische
ontwikkelingen in de scenario's. Voor een evenwichtige beoordeling van
de scenario's zijn ook de andere elementen onontbeerlijk. De studie
doet geen uitspraken over hoe deze verschillen gewogen zouden moeten
worden. Dat is een politieke kwestie.
Tabel: Scenario-uitkomsten voor Nederland
---
Regional
Communities Strong
Europe Transatlantic
Market Global
Economy
Groei van het BBP per hoofd 0,7 1,2 1,7 2,1
Inkomensgelijkheid + 0 - -
Grensoverschrijdend milieu 0 + - - -
Soevereiniteit + - 0 -
---
B. Macro-economische uitkomsten
Groei
De scenario's tonen een forse bandbreedte in economische groei. In
'Global Economy' is het bruto binnenlands product (BBP) per hoofd van
de bevolking in 2040 ruim twee keer zo hoog als in 2001: een toename
van 120%. In 'Regional Communities' is de groei veel minder, maar ook
hier stijgt het BBP per hoofd van de bevolking over de scenarioperiode
nog met ruim 30%. 'Strong Europe' en 'Transatlantic Market' zitten
hier met een productiegroei per hoofd van de bevolking van ongeveer
55% respectievelijk 95% tussenin.
Arbeidsaanbod en arbeidsparticipatie in vergrijzende samenleving
De bevolkingsgroei neemt in alle scenario's af ten opzichte van het
gemiddelde over de periode 1971-2001. De babyboom-generatie vergrijst
en het sterftecijfer stijgt in alle scenario's. De verschillen tussen
de scenario's komen vooral voort uit verschillen in migratie en
vruchtbaarheid.
De vergrijzing heeft tevens tot gevolg dat het arbeidsaanbod minder
snel groeit dan de totale bevolking; een toenemend aandeel van de
bevolking is met pensioen. Het effect van de vergrijzing is het
sterkst zichtbaar in 'Regional Communities'. In dat scenario daalt het
arbeidsaanbod met een half procent per jaar. In de andere scenario's
bieden sociaal-economische trends en sterkere prikkels om te gaan
werken tegenwicht door een stijging van de arbeidsparticipatie.
Daarbij gaat het vooral om ouderen en vrouwen. In 'Global Economy' is
de participatiestijging zo groot dat het arbeidsaanbod bijna even snel
groeit als de bevolking. Een stijging van de participatie verbreedt de
grondslag voor belastingen en premies en is daarmee een middel om de
collectieve kosten van de vergrijzing te betalen. Een hogere
participatie is echter niet altijd welvaartsverhogend. Een verhoging
van de participatie gaat ten koste van vrije tijd.
Werkloosheid
Op de lange termijn wordt de werkloosheid voor een belangrijk deel
bepaald door de wig (verschil tussen bruto en netto loon) en de
replacement rate (verhouding tussen uitkering en netto loon). In
'Regional Communities' stijgen beide. De werkloosheid stijgt dan ook,
tot meer dan 7%. In 'Strong Europe' zorgen enige hervormingen van de
sociale zekerheid voor een lagere werkloosheid. In 'Transatlantic
Market' en 'Global Economy' zorgen de ontkoppeling en lage
belastingtarieven voor een lage werkloosheid, van iets boven de 4%.
Arbeidsproductiviteit
De centrale motor voor de stijging van de arbeidsproductiviteit is de
technologische ontwikkeling. Belangrijke determinanten daarvan zijn de
prikkels tot innoveren die van de markt uitgaan en de investeringen in
menselijk kapitaal. De meer marktgerichte scenario's 'Transatlantic
Market' en 'Global Economy' geven op beide punten een sterkere
stimulans dan 'Strong Europe' en 'Regional Communities'. In
'Transatlantic Market' zorgt de sterke economische band met de VS voor
een versnelde inzet van ICT, wat met name in de dienstensector de
productiviteit verhoogt. In 'Global Economy' leidt succes bij de WTO
tot een snelle diffusie van kennis en daarmee ook tot extra
kenniscreatie. In 'Strong Europe' zorgt de overheid voor goed en
betaalbaar onderwijs voor de hele bevolking, hetgeen de
arbeidsproductiviteit bevordert. In 'Transatlantic Market' en 'Global
Economy' wordt het hoger onderwijs voor een groter deel privaat
gefinancierd. Een door de overheid gesteund leenstelsel en de sterkere
prikkels die uitgaan van grotere inkomensverschillen leiden ertoe dat
de deelname aan het hoger onderwijs niet lager uitkomt. De financiële
prikkels kunnen zelfs leiden tot doelgerichtere studiekeuze en een
hoger studietempo. Per saldo is de stijging van de
arbeidsproductiviteit het hoogst in 'Global Economy' en het laagst in
'Regional Communities'.
Hoe doet Nederland het ten opzichte van de rest van Europa?
De sleutelonzekerheden waar Nederland mee te maken krijgt, spelen ook
op Europees niveau. Nederland heeft weinig invloed op de mate van
internationale samenwerking en volgt de Europese en internationale
ontwikkelingen. Voor de hervorming van de publieke sector is in deze
studie aangenomen dat Nederland dezelfde keuzes maakt als de rest van
Europa. In vervolgstudies kan worden nagegaan wat de gevolgen zijn
wanneer Nederland juist andere keuzes maakt.
De vergrijzing is in Nederland minder sterk dan het Europese
gemiddelde (hier: de EU-15). Deze relatief lage grijze druk kan ook
leiden tot lagere premie- en belastingtarieven, hetgeen de
arbeidsparticipatie bevordert en de werkloosheid verlaagt. Daar staat
tegenover dat de werkloosheid in Nederland thans lager is dan
gemiddeld in de EU-15. Andere landen hebben dus nog een grotere
arbeidsreserve, waardoor hun werkgelegenheid ook iets harder zou
kunnen groeien dan de Nederlandse.
Het niveau van de Nederlandse arbeidsproductiviteit per uur is hoog in
internationaal perspectief. De toegevoegde waarde per gewerkt uur is
in Nederland bijna 5% hoger dan in de Verenigde Staten, en 15% hoger
dan het gemiddelde voor de EU-15. Dit biedt mogelijkheden voor de
andere EU-landen voor hogere productiviteitsgroei via catching up. Dit
is echter niet vanzelfsprekend; het verschil in arbeidsproductiviteit
tussen Nederland en de EU in de afgelopen 30 jaar ongeveer constant
gebleven.
De lagere belasting- en premietarieven vanwege de lagere grijze druk
stimuleren mogelijk ook de productiviteitsgroei in Nederland ten
opzichte van het gemiddelde in de EU. Wanneer de relatief hoge
werkloosheid in de overige EU-landen bestaat uit gemiddeld lager
geschoolde mensen, dan zal convergentie van werkloosheidspercentages
voor landen met thans hoge werkloosheid betekenen dat de
arbeidsproductiviteit in die landen minder hard groeit. Er is dus op
voorhand geen duidelijke reden waarom Nederland het gemiddeld op
macro-economisch niveau beter of slechter zal doen dan de andere
landen van de EU-15. In alle scenario's is de BBP-groei dan ook in
lijn met de gemiddelde groei in de EU-15.
C. Sectorstructuur
Oorzaken verschuivingen tussen sectoren Wat bepaalt de ontwikkeling
van de bedrijfstakken op lange termijn? De stijging van de
arbeidsproductiviteit speelt een belangrijke rol. Op lange termijn
vertaalt deze stijging zich in een navenante daling van de
arbeidskosten per eenheid product. Vervolgens kan de (relatieve)
daling van de prijzen leiden tot een stijging van de vraag. De mate
waarin de vraag stijgt door een prijsdaling verschilt per product.
Een andere factor van betekenis is de mate waarin de vraag stijgt door
de toename van de algemene welvaart. Tenslotte is van belang hoe de
binnenlandse kostenontwikkeling zich verhoudt tot die in het
buitenland. Als een sector te maken krijgt met buitenlandse
concurrentie met veel lagere kosten, zal de binnenlandse productie van
die sector stagneren doordat binnenlandse bedrijven failliet gaan of
hun productie naar het buitenland verplaatsen. Op voorhand is niet
duidelijk welke van deze factoren dominant is. Zo biedt een snelle
stijging van de arbeidsproductiviteit geen garantie voor hoge groei
van productie en werkgelegenheid in de desbetreffende sector.
Landbouw: hoge productiviteitsgroei, maar werkgelegenheid blijft dalen
De sector met de hoogste stijging van de arbeidsproductiviteit is de
landbouw. Dit is al decennia lang het geval. Voedsel is historisch
gezien inderdaad goedkoop, makkelijk verkrijgbaar en veilig. Toch is
de landbouw een krimpende sector. Hoe komt dit? De vraag naar
landbouwproducten is weinig prijsgevoelig. Daardoor heeft de
prijsdaling niet geleid tot een sterke stijging van de vraag. Ook
heeft de afzet van de landbouw als geheel niet geprofiteerd van de
algemene stijging van de welvaart. Landbouwproducten voorzien vooral
in een basisbehoefte. De sterke stijging van de arbeidsproductiviteit
is daarom niet gepaard gegaan met een navenante toename van de afzet.
Het gevolg daarvan is een daling van de werkgelegenheid.
Zorg: sterke vraagstijging bij lage productiviteitsgroei
Aan de andere kant van het spectrum staat de zorgsector. Hier is de
stijging van de arbeidsproductiviteit relatief laag. Dit heeft te
maken met veel taken in de verzorging die moeilijk te automatiseren
zijn. Toch is de zorg juist wel een sterk groeiende sector. De lage
arbeidsproductiviteitsstijging heeft weliswaar geleid tot relatief
hoge prijzen, maar ook hier geldt dat de vraag relatief ongevoelig is
voor de prijs. Daardoor hebben de hoge prijzen de vraag niet sterk
gedempt. Wel hebben de stijging van de welvaart en de technologische
mogelijkheden tot een sterke toename van de zorgvraag geleid. Daar
komt in de toekomst de extra vraag als gevolg van de vergrijzing nog
bovenop. De vraag stijgt in deze sector dus veel sneller dan de
arbeidsproductiviteit, zodat de werkgelegenheid sterk groeit.
Industrie: deïndustrialisatie gaat voort
De industrie kent net als de landbouw een hoge
productiviteitsstijging, met een sterke prijsdaling als gevolg. De
prijsdaling en de toename van de welvaart hebben de vraag in deze
sector sterk gestimuleerd, veel meer dan in de landbouw. De consumptie
van industriële producten is dan ook sterk gestegen, met als
spectaculair hoogtepunt het gebruik van ICT-producten. Toch heeft ook
in de industrie de vraag niet de groei van de arbeidsproductiviteit
bijgehouden, zodat er deïndustrialisatie optrad. Daar komt nog bij dat
de industrie het meest bloot staat aan buitenlandse concurrentie, met
name uit lagelonenlanden. Daardoor zijn hele bedrijfstakken
grotendeels uit Nederland verdwenen. Dit proces is al decennia lang
gaande en de verwachting is dat het in de toekomst zal doorzetten. Dit
betekent overigens niet dat de industrie uit Nederland zal verdwijnen.
Nederland kent veel hoogwaardige industriële toeleveranciers. Het zijn
relatief kleine bedrijven die goed kunnen opereren in nichemarkten.
Commerciële diensten: ook in 2040 werkgever van ruim 50% van de
beroepsbevolking
De echte banenmotor is de commerciële dienstensector. De belangrijkste
factor hier is de gestage groei van de welvaart die de vraag naar
diensten stimuleert. Traditioneel kent de dienstensector een lage
productiviteitsgroei, omdat veel diensten het karakter hadden van een
persoonsgebonden interactie. De kapper is het standaard voorbeeld.
Echter de dienstensector bestrijkt een steeds breder scala aan
markten. Daarbij ligt het accent in toenemende mate op het
transporteren en verwerken van informatie. Denk aan internet, telecom,
banken, verzekeringen en logistiek.
Op deze terreinen zijn grote productiviteitsverbeteringen mogelijk
door het toepassen van ICT-technieken. Ook wordt de noodzaak voor
direct menselijke contact tussen producent en consument geringer. Dit
maakt het mogelijk om te produceren op afstand. Hierdoor wordt
internationale handel en concurrentie een steeds belangrijker factor
voor de commerciële dienstensector.
De dienstensector is momenteel het snelst groeiende deel van de
Nederlandse export. Daarmee wordt het onderscheid tussen industrie en
diensten in steeds mindere mate relevant. Aan de ene kant verschuift
de industrie van grootschalige maakindustrie naar kennisproducten
zoals R&D, ontwerp, marketing en toeleveranties. Aan de andere kant
schuift de dienstensector op naar internationaal verhandelbare
producten.
Figuur: Werkgelegenheidsaandelen van sectoren
Per saldo: verschuiving van werkgelegenheid richting diensten en zorg
Het samenspel van aanbod- en vraagfactoren heeft per saldo een grote
verschuiving in de werkgelegenheidsaandelen van de verschillende
sectoren tot gevolg, met name van landbouw en industrie naar diensten
en zorg.
De verschuiving in werkgelegenheidsaandelen over de bedrijfstakken
vergt een forse aanpassing van de Nederlandse economie. Deze
aanpassing is echter niet nieuw. Het is een voortzetting van een
proces dat al decennia aan de gang is en zijn hoogtepunt bereikte in
de jaren zeventig.
Dit werpt een interessant licht op de vraag of er nog wel een stijging
van de welvaart mogelijk is als de toenemende concurrentie leidt tot
outsourcing van bedrijvigheid naar het buitenland en verlies aan
werkgelegenheid in bepaalde bedrijfstakken, zoals de maakindustrie. De
economische theorie zegt dat internationale handel leidt tot
verschuivingen in productieaandelen die op lange termijn gunstig zijn,
hoewel er aanvankelijk sprake kan zijn van pijnlijke aanpassingen. De
historische ontwikkeling in Nederland ondersteunt deze gedachte. De
enorme verschuiving in de werkgelegenheid in de afgelopen decennia is
gepaard gegaan met een forse stijging van de welvaart. Ook voor de
komende decennia is dat een reëel perspectief.
De Bijzondere CPB-publicatie 'Vier vergezichten op Nederland:
Productie, arbeid en sectorstructuur in vier scenario's tot 2040',
ISBN 90-5833-197-0;
CPB Document 71, 'Arbeidsaanbod in de lange-termijnscenario's voor
Nederland', ISBN 90-5833-200-4; en
CPB Document 72, 'Vier toekomstscenario's voor overheid en zorg', ISBN
90-5833-201-2, zijn te bestellen bij:
Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508GM Den Haag
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: Bijzondere Publicatie 15,- euro, CPB Documenten 9,- euro.
De volledige publicaties zijn tevens gratis beschikbaar als
PDF-bestanden op de website van het CPB (www.cpb.nl):
Vier vergezichten op Nederland
Arbeidsaanbod in de lange-termijnscenario's voor Nederland
Vier toekomstscenario's voor overheid en zorg
Centraal Planbureau