Toespraak minister Kamp bij ontvangst van het boek "Vredesmacht in Libanon.
De Nederlandse deelname aan UNFIL 1979-1985"
25-11-2004 11:40:00
Generaal Urlings, dames en heren,
Ik ben bijzonder verheugd dat ik vandaag een monografie over de
Nederlandse bijdrage aan Unifil van 1979 tot 1985 in ontvangst mag
nemen. Vorig jaar kreeg ik ook al het eerste exemplaar van een
publicatie over de Nederlandse deelneming aan de waarnemersmissie
Untso in het Midden-Oosten, getiteld "Waarnemers op heilige grond".
Die deelneming loopt van 1956 tot heden.
Het Instituut voor Militaire Geschiedenis komt met deze publicaties al
aardig tegemoet aan een wens die senator Van Middelkoop (van de
Christen Unie) vorig jaar bij de begrotingsbehandeling van Defensie in
de Eerste Kamer uitte. Van Middelkoop opperde namelijk dat het op te
richten "joint" Defensie Historisch Instituut een serie monografieën
over crisisbeheersingsoperaties zou moeten publiceren, waarvoor ook de
militairen die aan deze missies hebben deelgenomen kunnen worden
geraadpleegd. Ik heb toen positief op dit voorstel gereageerd. Met de
verschijning van dit Unifil-boek is een belangrijke bijdrage aan de
uitvoering ervan tot stand gekomen.
Dit doet mij te meer genoegen omdat Unifil kan worden gezien als de
moeder van alle crisisbeheersingsoperaties waarvan de Nederlandse
krijgsmacht na de Koude Oorlog zijn tweede hoofdtaak heeft gemaakt.
Al in 1963 had de Nederlandse regering, door toedoen van minister Luns
van Buitenlandse Zaken, een aanbod voor een stand-by-eenheid aan de
Verenigde Naties gedaan. Van dit aanbod werd toen nog geen gebruik
gemaakt.
Niet bij de eerste klassieke vredesbewarende operatie Unef, die in
1956 (na de Sinaï-oorlog) moest toezien op de troepenscheiding tussen
Egypte en Israël;
en ook niet bij de operatie Undof in 1974, die de troepenscheiding op
de Golan-hoogte moest verzekeren na de Oktoberoorlog van 1973.
Ook bij de aanvang van Unifil in april 1978 bleef Nederland in eerste
instantie buiten beeld. Dit veranderde toen een Frans bataljon zich
uit Unifil terugtrok en Nederland gevraagd werd deze lacune op te
vullen. In januari 1979 stelde het kabinet-Van Agt inderdaad het 44ste
pantserinfanteriebataljon beschikbaar om in Zuid-Libanon te worden
ingezet. Dit bataljon had zich op papier al die tijd voor VN-missies
gereed gehouden.
Bij iedere operatie kunnen een aantal vragen gesteld worden waarbij
van de antwoorden het welslagen van de missie afhankelijk is. Ook in
dit opzicht is het verhaal van onze bijdrage aan Unifil een spiegel,
die wij onszelf telkenmale moeten voorhouden.
Laat ik drie vragen noemen.
Ten eerste, was het mandaat toereikend?
Unifil had als opdracht het gezag in wat we tegenwoordig een mislukte
staat noemen en dat was Libanon in 1978 zeker te herstellen. Het was
echter van meet af aan duidelijk dat deze doelstelling voor een
klassieke vredesbewarende militaire macht met de bijbehorende beperkte
geweldsinstructie te hoog gegrepen was.
Ten tweede, was de bijbehorende bewapening toereikend?
Op dit punt stak Nederland, dat "robuust maar redelijk" optrad,
gunstig af bij contingenten van andere landen die aan Unifil
deelnamen. Vooral de pantservoertuigen van DAF verschaften zowel
mobiliteit en vuurkracht als bescherming van de eigen eenheid.
Ten derde, werkten de conflictpartijen, wier medewerking essentieel
was voor het welslagen van de operatie, inderdaad mee?
Aan deze voorwaarde voor het succes van klassieke vredesbewaring is in
het geval van Unifil eigenlijk nooit voldaan. Dit bleek het
duidelijkst toen Israël bij zijn interventie in Zuid Libanon in 1982
de Unifil-troepen simpelweg opzij zette. Daarna duurde het ook niet zo
lang meer hoewel: toch nog twee jaar voordat Nederland zich uit de
operatie terugtrok.
Toch duurt de Unifil-operatie nog steeds voort. Ongetwijfeld komt dit
omdat de missie er ondanks alle obstakels in is geslaagd een latente
functie te blijven vervullen. Ik doel hier op het in redelijk
beheersbaar houden van de machtstegenstellingen met betrekking tot
Libanon, vooral die tussen Syrië en Israël.
Dit roept ook de vraag op naar de hedendaagse perspectieven op andere
vredesoperaties in het Midden-Oosten: zijn de kansen op medewerking
van de conflictpartijen gunstiger na het doorzetten van het
Israëlische plan zich uit de Gaza-strook terug te trekken, de
herverkiezing van president Bush in de Verenigde Staten en de dood van
PLOleider Arafat?
Eerst past hier de constatering dat een aantal operaties nog steeds
loopt: Untso langs de grenzen van Israël met zijn buren, Undof op de
Golan-hoogvlakte, Unifil in Zuid-Libanon en de MFO in de Sinaï. Zo
bezien zou een internationale rol bij de uitvoering van een akkoord
over de Gaza-strook een nuttige aanvulling kunnen zijn op de bestaande
betrokkenheid van de internationale gemeenschap.
De voormalige opperbevelhebber van de Navo, generaal Joseph Ralston,
heeft reeds geopperd dat het bondgenootschap een dergelijke rol op
zich zou kunnen nemen.
Daarbij ligt het voor de hand dat de lidstaten van de EU een ook reeds
lang door Nederland gekoesterde wens om een groter aandeel te nemen in
het Midden-Oosten kracht bijzetten door eenheden voor zon operatie
beschikbaar te stellen.
Op dit punt constateer ik een belangrijk verschil met de jaren
zeventig van de vorige eeuw. Destijds ging de keuze tussen het
vervullen van VN-taken en Navo-taken. Vooral aan defensiekant was het
enthousiasme voor vredesmissies van de Verenigde Naties gering als dit
betekende dat hierdoor eenheden aan de verdedigingstaak van de Navo in
Centraal-Europa werden onttrokken. Thans is een positieve interactie
tussen de VN en de Navo mogelijk. Hierbij zorgt de VN via de
Veiligheidsraad voor de autorisatie, terwijl de Navo de effectieve
uitvoering van zware operaties voor zijn rekening neemt. Ook
secretaris-generaal De Hoop Scheffer benadrukt deze stabiliserende rol
van de Navo buiten verdragsgebied. Na de Balkan (Bosnië en Kosovo) en
Afghanistan zou het Midden-Oosten een volgend inzetgebied voor de
verdragsorganisatie kunnen worden.
De beëindiging van onze bijdrage in de zuidelijke provincie Al
Muthanna in Irak per medio maart 2005, laat onverlet dat ook voor de
Nederlandse krijgsmacht missies in het Midden-Oosten zeker tot de
mogelijkheden blijven behoren. Wij zullen immers ook in het kader van
de Navo-trainingsmissie bij Irak betrokken blijven. Nederland zou
kunnen bijdragen aan het vinden van een voor beide partijen
aanvaardbare oplossing van het conflict in het Midden-Oosten, dat zich
al sinds de oprichting van de staat Israël in 1948 voortsleept.
Uiteraard is hiervoor een akkoord tussen alle conflictpartijen
noodzakelijk.
De in totaal meer dan 8.600 deelnemers aan Unifil zijn ondertussen in
grote getale toegetreden tot de gelederen van de veteranen. Ook in dit
opzicht is het verhaal van Unifil een spiegel die wij onszelf moeten
voorhouden. Unifil was zonder twijfel een complexe and riskante
missie. Negen Nederlandse militairen zijn tijdens de missie om het
leven gekomen; tientallen zijn gewond geraakt. Ook nu nog hebben velen
te kampen met de naweeën van de missie. Vrijwel alle facetten die bij
zon missie komen kijken, waren toen nieuw voor ons. Militairen werden
lang niet zo uitvoerig voorbereid. Ook voor de nazorg was destijds
lang niet zoveel aandacht als tegenwoordig. Defensie is inmiddels door
ervaring wijzer geworden. Maar het leren is nooit over. Ook wat
betreft het voorkomen en behandelen van psychische klachten bij
veteranen zal Defensie zijn beste been blijven voorzetten.
Ik heb begrepen dat u zaterdag ongeveer 3.000 Unifil-gangers in
Havelte verwacht om daar net als de voorzitter van de Nederlandse
Unifil-vereniging dit boek in ontvangst te nemen. Zij hebben het
volste recht op erkenning en respect.
Ik stel het op prijs dat ik deze mensen, die zelf een offer hebben
gebracht door onder moeilijke omstandigheden in Libanon op te treden,
heb mogen voorgaan bij het in ontvangst nemen van dit eerste exemplaar
van dit boek.
Nieuws
Nieuwsberichten