der Staaij/Huizinga-Heringa over het rapport van dr. Oehring inzake
het stichtingenrecht in Turkije
Beantwoording vragen Van der Staaij/Huizinga-Heringa over het rapport
van dr. Oehring inzake het stichtingenrecht in Turkije
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie West- en Midden- Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
25 november 2004
Behandeld
Charlotte van Baak
Kenmerk
DWM/915/04
Telefoon
070-3486610
Blad
1/1
Fax
070-3486233
Bijlage(n)
1
charlotte-van.baak@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van de leden Van der Staaij (SGP) en
Huizinga-Heringa (Christen Unie) over het rapport van dr. Oehring
inzake het stichtingenrecht in Turkije
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door de leden Van der Staaij (SGP) en Huizinga-Heringa
(Christen Unie) over het rapport van dr. Oehring inzake het
stichtingenrecht in Turkije. Deze vragen werden ingezonden op 3
november 2004 met kenmerk 204042800.
De Minister De
Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, voor
Europese Zaken,
Dr. B.R. Bot Mr.
Drs. A. Nicolaï
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens
de heer Nicolaï, staatssecretaris voor Europese Zaken op de vraag van
de leden Van der Staaij (SGP) en Huizinga-Heringa (Christen Unie) over
het rapport van dr. Oehring inzake het stichtingenrecht in Turkije.
Vraag 1
Kent u het rapport (Zur Lage der Menschenrechte - Die Türkei auf dem
Weg nach Europa - Religionsfreiheit) van dr. Otmar Oehring? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Deelt u de conclusies 2) van dr. Oehring met betrekking tot de
problemen die het stichtingsrecht - óók na aanname van de
verschillende EU-harmonisatiewetten - oplevert voor stichtingen van
niet-islamitische minderheden in Turkije, alsmede met betrekking tot
de spanningen tussen het vigerende stichtingsrecht enerzijds en letter
en geest van het Verdrag van Lausanne anderzijds? Indien niet, zou u
dan beargumenteerd aan kunnen geven waarom niet? Indien wel, zou u dan
willen aangeven hoe deze tekortkomingen in de wetgeving zich verhouden
tot het politieke Kopenhagen-criterium?
Vraag 3
Deelt u de conclusie 3) van dr. Oehring met betrekking tot de
onduidelijkheid van de wetgeving - óók na aanname van het zesde pakket
EU-hervormingswetgeving - terzake van de bouw van gebedshuizen en wat
betreft de vraag wie bevoegd is die bouw aan te vragen? Indien niet,
waarom niet? Indien wel, neemt u dan desondanks genoegen met de reeds
doorgevoerde wetswijzigingen of deelt u de mening dat de EU bij
Turkije erop aan moet dringen alsnog helderheid te verschaffen?
Vraag 4
Deelt u de conclusie 4) van dr. Oehring met betrekking tot de
wettelijke status van kerkgenootschappen? 5) Is de huidige stand van
zaken nog steeds dat de Turkse overheid het toekennen van een
wettelijke status aan kerkgenootschappen in strijd acht met het in de
grondwet verankerde principe van de laïcistische staat? Hoe verhoudt
zich dat tot het Kopenhagen-criterium? Deelt u de mening dat zolang
dit probleem niet is opgelost, de andere kwesties (stichtingsrecht,
mogelijkheid voor kerkbouw) ook niet bevredigend opgelost kunnen
worden?
Antwoord
Met dr. Oehring deel ik de overtuiging dat er in Turkije een groot
aantal onduidelijkheden en lacunes bestaan ten aanzien van het huidige
stichtingsrecht in Turkije. Dit geeft op dit moment problemen voor met
name religieuze groeperingen, zowel islamitische als niet-islamitische
op het gebied van onder andere het oprichten van stichtingen, eigendom
en wettelijke status van groeperingen. Echter, een nieuwe
stichtingenwet wordt binnenkort aan het Turkse parlement voorgelegd.
Het voorstel zou voor 17 december 2004 moeten worden aangenomen. De
nieuwe stichtingenwet maakt het mogelijk dat stichtingen, ook
religieuze, eigendom verwerven. Deze wet maakt geen deel uit van het
zestal wetten dat door de Commissie werd aangewezen als voorwaarde
voor het in voldoende mate beantwoorden aan de Kopenhagen criteria. De
stichtingenwet is dus een extra inspanning van Turkije om te voldoen
aan de Kopenhagen criteria. Het kabinet heeft in haar brief aan de
Kamer d.d. 23 november toegezegd de Kamer hierover nader te
informeren. Op dit moment kan nog geen oordeel gegeven worden wat de
precieze werking van deze wet zal zijn.
In Turkije bestaat een spanningsveld tussen vergaande controle van de
staat op de religie - die onder meer als doel heeft uitwassen te
voorkomen - en de vrijheid van godsdienst, één van de basiswaarden van
de Europese Unie. In de afgelopen jaren zijn echter hoopgevende
hervormingen doorgevoerd . De Europese Commissie heeft in haar
rapport daarom geoordeeld dat Turkije in voldoende mate voldoet aan de
Kopenhagen criteria om toetredingsonderhandelingen te openen op het
moment dat een zestal wetten in werking is getreden.
Ik ben van mening dat Turkije nog veel werk te verzetten heeft ten
aanzien van de rechten van religieuze groeperingen en minderheden.
Gedurende de fase tot het openen van onderhandelingen, alsmede in de
periode daarna moet de implementatie van politieke hervormingen worden
voortgezet. Daarom vindt nu reeds monitoring daarvan plaats. De
Europese Unie zal ook na het openen van toetredingsonderhandelingen
nauwlettend blijven volgen of de mate van vrijheid van godsdienst -
voor islamitische en niet-islamitische groeperingen - ook in de
praktijk aansluit bij de EU-uitgangspunten. Dit zal gebeuren in het
kader van het monitoringsproces van de politieke Kopenhagen criteria.
Zoals bekend stelt de Commissie voor een `noodrem' toe te passen in
het geval de voortgang op gebied van de politieke criteria te wensen
overlaat.
Vraag 5
Hoe oordeelt u over het tweezijdige karakter van de kemalistische
staatsfilosofie 6) in Turkije? 7) Deelt u de mening dat, zolang deze
staatsfilosofie in de grondwet verankerd blijft, de positie van
religieuze en etnische minderheden in Turkije welhaast per definitie
problematisch blijft? Hoe oordeelt u over het Turkse Presidium voor
Godsdienstzaken in het licht van de door de EU voorgestane scheiding
van kerk en staat?
Antwoord
Het is onjuist om Kemalistische staatsideologie te verwarren met
onderdrukking van religieuze minderheden Het is ook onjuist om in
algemene zin te stellen `dat de Turkse staat actief de soennitische
Islam bevordert'. De Turkse staat bevordert wel actief een gematigde
stroming binnen de Soennitische Islam. Het Kemalisme is gebaseerd op
de wens tot aansluiting bij het Westen, eenheid van land en volk, en
een constitutioneel vastgelegde seculiere staat.
Voor antwoord op uw vraag over het Turkse Presidium voor
Godsdienstzaken (Diyanet) verwijs ik naar mijn brief aan de Tweede
Kamer d.d. 23 november 2004.
Vraag 6
Zou u, gelet op het op 24 november voorziene overleg tussen Kamer en
regering over de toetredingsonderhandelingen met Turkije, deze vragen
ruim vóór die datum willen beantwoorden?
Antwoord
Ja.
1) Uitgegeven door Missio: Internationales Katholisches Missionswerk,
Aachen, zomer 2004 (E-mail: menschenrechte@missio-aachen.de).
2) idem, blz. 57-60
3) idem, blz. 61
4) idem, blz. 62
5) Vergelijk ook: O. Oehring, `Cultural Rights and Freedom of Religion
for all Citizens: The Need for Legal Status of Religious Communities',
in Turkey and the EU: Looking Beyond Prejudice, Proceedings of the
Symposium held on April 4&5, 2004. Maastricht School of Management,
blz. 95-100.
6) D.w.z. enerzijds een zo seculier mogelijke staat, anderzijds een
sterk nationalistische staat die actief de soennitische islam
bevordert door middel van een omvangrijk Presidium voor
Godsdienstzaken maar voor andere varianten van de islam, noch voor
andere religieuze en etnische minderheden veel ruimte laat, en een
assimileringsdruk daarop uitoefent.
7) Zie Helmut Wiesmann, `Kriterium Religionsfreiheit - zur Lage der
religiösen Minderheiten in der Türkei im Kontext eines möglichen
EU-Beitritts', in Ost-West: Europäische Perspektiven 5 (2004) Heft 1,
blz. 42-50.
Zo is het via de nieuwe Wet op de bestemmingsplannen mogelijk
kerken te bouwen, en op basis hiervan is inmiddels een aantal kerken
geopend.
Ministerie van Buitenlandse Zaken