Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1A Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA Den Haag

Uw brief Ons kenmerk
PDTJ/04/42447

Onderwerp Datum
Samenwerking met O&O fondsen 24 november 2004

Bij deze informeer ik u over de activiteiten en resultaten om tot samenwerking te komen met Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O fondsen) in de uitvoering van arbeidsmarktbeleid.

Aanleiding
Gezien de opmerkingen tijdens het werkloosheidsdebat op 2 juni jl. en kamervragen van het lid Bussemaker (TK 2003-2004, aanhangsel van de handelingen, nr. 2030415360) blijft u graag op de hoogte over de vorderingen rond de inzet van O&O fondsen.
Het zoeken van samenwerking met O&O fondsen ligt in het verlengde van acties die zijn opgenomen in het plan van aanpak jeugdwerkloosheid (TK 2002-2003, 23 972, nr. 64). Daarin doet het kabinet een oproep aan sociale partners om O&O fondsen in te zetten voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid.
Het plan van aanpak Herintredende vrouwen (TK 2002-2003, 27 853, nr. 3) kent een overeenkomstig voornemen m.b.t. inzet van O&O fondsen. In een AO over herintredende vrouwen van 1 oktober 2003 heeft mijn voorganger toegezegd de resultaten van overleg met O&O fondsen over versterking van de inzet voor herintredende vrouwen aan de Kamer te melden. Om te voorkomen dat O&O fondsen gefragmenteerd benaderd worden over jeugdwerkloosheid en herintredende vrouwen of anderszins, zijn recent alle fondsen uitgenodigd om tijdens een bijeenkomst over de volle breedte de
samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van arbeidsmarktbeleid te verkennen.

Inventarisatie
Alvorens tot de bijeenkomst werd overgegaan, bestond de eerste stap bij de benadering van O&O fondsen uit een telefonische inventarisatie. De fondsen is gevraagd of zij gerichte acties ondernemen om de arbeidsmarktparticipatie verhogen. Verder is gevraagd of zij mogelijkheden zien om meer activiteiten voor bepaalde groepen te ondernemen en of zij daarover in overleg willen treden met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2

Ongeveer de helft van de fondsen geeft aan dat zij actief bezig is om de arbeidsparticipatie van bepaalde groepen te verhogen. Driekwart van de fondsen gaf aan meer samenwerking met het ministerie op prijs te stellen.

Er zijn voorbeelden gevonden van:
§ Succesvolle projecten waarbij (langdurig) werklozen werden teruggeleid naar een baan;
§ De inzet van Erkenning Verworven Competenties om toetreding tot een branche te vergemakkelijken;
§ Employability projecten om de inzetbaarheid te vergroten;
§ Leeftijdsbewust personeelsbeleid om ouderen aan het werk te houden; § Taalcursussen om de arbeidsmarktparticipatie van minderheden te vergroten.

Uit de inventarisatie is een zeer divers beeld naar voren gekomen van doelstellingen en activiteiten van fondsen. Er is een aantal zeer actieve grote en kleine fondsen, terwijl ook een aantal fondsen te klein is om zelfstandig arbeidsmarktbeleid voor bepaalde groepen te ontwikkelen en uit te (laten) voeren. Veel fondsen beperken zich tot een generiek beleid dat is gericht op het promoten van de eigen branche of het opleiden van `zittende' medewerkers. Daarnaast hebben veel fondsen te maken met een door de stagnerende economie sterk teruggelopen instroom in bedrijven. Het arbeidsaanbod overtreft in bepaalde sectoren momenteel zo sterk de vraag, dat fondsen weinig noodzaak zien om arbeidsmarktbeleid voor werkzoekenden te voeren.

Werkconferentie
Op 6 oktober jl. is er een werkconferentie gehouden waarvoor alle O&O fondsen en een aantal branche organisaties door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waren uitgenodigd. In totaal hebben 40 fondsen deelgenomen aan de werkconferentie. Doel van de conferentie was om wederzijds te verkennen wat men elkaar kan bieden, wat beide partijen van elkaar kunnen verwachten en te onderzoeken welke rol O&O fondsen en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen spelen bij het versterken van elkaars activiteiten.

Het beeld dat is ontstaan is dat de betrokkenheid van O&O fondsen bij acties gericht op het vergroten van de arbeidsmarktparticipatie alleen kan worden gerealiseerd door voor bepaalde groepen aansluiting te zoeken bij de specifieke omstandigheden in een branche of sector. Daarbij opereren O&O fondsen overwegend landelijk, terwijl arbeidsmarktbeleid een regionale invulling vereist.
De O&O fondsen zien een toegevoegde waarde in een coördinerende functie op rijksniveau, om de verbinding te leggen tussen landelijk- en regionaal arbeidsmarktbeleid. Het ontbreekt hen in veel gevallen aan capaciteit om zelf op regionaal niveau acties te ondernemen.

Naar aanleiding van de workshops op de werkconferentie is met de O&O fondsen afgesproken om de resultaten van de workshops te bundelen en te verspreiden onder de deelnemers. Tijdens de werkconferentie is het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bevestigd in haar pogingen om gericht samenwerking te zoeken met O&O fondsen.

Vervolg

3

Op het gebied van intersectorale mobiliteit, jeugdwerkloosheid en het onbenutte arbeidspotentieel, wordt al samengewerkt met O&O fondsen en deze samenwerking zal gecontinueerd worden en waar mogelijk uitgebreid.

Ter illustratie van de mogelijke vruchtbare samenwerking tussen O&O fondsen en SZW kan het volgende voorbeeld gelden. De Taskforce Jeugdwerkloosheid heeft met drie O&O fondsen in de metaalsector, OOM, OTIB en A+O Metalektro, en drie gemeenten in voor de metaal relevante regio's, Rotterdam, Eindhoven en Hengelo en het kenniscentrum voor technisch vakmanschap Kenteq, een "Letter of Intent" opgesteld. In de Letter of Intent is een model beschreven waarin gemeenten en O&O fondsen elkaar vinden om jongeren terug te leiden naar werk en hen in staat te stellen om een startkwalificatie te behalen. Partijen bundelen daarbij hun middelen. Kern van het idee is om het aantrekkelijk te maken voor werkgevers om werkloze jongeren op te nemen via een BBL-2 traject. De Letter of Intent wordt uitgewerkt in een raamconvenant met concrete afspraken over de inzet van partijen. De Taskforce Jeugdwerkloosheid zet zich in om zoveel mogelijk gemeenten en O&O fondsen aan te sluiten bij het convenant. Op de gemeentedagen die het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid recent weer heeft georganiseerd, hebben accountmanagers van de Taskforce Jeugdwerkloosheid het O&O Jeugdmodel onder de aandacht van gemeenten gebracht.

Naast deze vormen van samenwerking, is er in vervolg op de werkconferentie ook bekeken op welke wijze de behoefte van O&O fondsen aan landelijke coördinatie kan worden ingevuld. Daarbij zou het kunnen gaan om het bij elkaar brengen van
samenwerkingspartners voor specifieke projecten, het inzichtelijk en overdraagbaar maken van verschillende initiatieven, de bundeling van middelen en het signaleren van belemmeringen.
Voor landelijke arbeidsmarktprojecten als de aanpak van de jeugdwerkloosheid, het stimuleren van het langer werken door ouderen en bevordering van de arbeidsparticipatie van herintredende vrouwen kan de behoefte aan coördinatie ingevuld worden door de betreffende regievoerende instantie (resp. de Taskforce Jeugdwerkloosheid, de binnenkort in te stellen commissie 'Grijs werkt', en de directie Arbeidsmarkt van het ministerie van SZW). Daarnaast is behoefte aan een meer algemene coördinatie, gericht op verbinding van het regionale en landelijk sectorale beleid. Gegeven de vertegenwoordiging van zowel sociale partners als gemeenten in de Raad voor werk en inkomen (RWI), de door de RWI opgebouwde expertise op dit vlak en de aanjaagfunctie van de RWI, zie ik de RWI hier een waardevolle rol vervullen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)