Stichting BREIN waarschuwt internetgebruikers
Vanuit haar doelstelling illegaal aanbod op internet aan te pakken is
Stichting BREIN in augustus 2004 begonnen met het verzenden van
waarschuwingsberichten aan mensen die door middel van
uitwisseldiensten illegaal muziek verspreiden via het internet. De
betrokken personen worden opgeroepen creativiteit te steunen en niet
te stelen. In het bericht wordt aanbieders van illegaal aanbod
uitgelegd, dat hun computer en hun privacy een groot risico lopen.
Immers, illegale bestanden kennen geen kwaliteits- en viruscontrole en
gebruikers van uitwisseldiensten geven vaak, zonder het zelf te weten,
diverse gebruikers toegang tot hun computer en harde schijf. In het
bericht wordt er tevens nadrukkelijk op gewezen, dat het aanbieden van
muziek of andere content zonder toestemming van de rechthebbenden
onrechtmatig en soms zelfs strafbaar is. In de strijd tegen illegale
verspreiding van muziek zijn in diverse Europese landen al eerder
vergelijkbare acties ondernomen, die hebben geleid tot juridische
stappen. Door de samenwerking met het Nederlands Uitgeversverbond
treedt BREIN ook op voor de multimediaproducten van NUV-leden.
De actie van BREIN kent inmiddels een parlementaire dimensie. Zo
werden door het PvdA Tweede-Kamerlid Martijn van Dam vragen gesteld
aan de minister van Justitie. Van Dam gaf daarbij aan dat hij het
achterhaald vindt content te beschermen tegen ongeautoriseerd gebruik
op het internet. Hij beschouwt de uitwisseling van (entertainment)
content als een vorm van vrijheid van meningsuiting, die aangevuld
wordt door een grondrecht op anonimiteit. BREIN denkt dat er wel
degelijk effectief tegen onrechtmatigheid op het internet is op te
treden. Uitgangspunt van BREIN is dat wat offline geldt ook online
moet gelden.
De vragen van kamerlid Van Dam aan minister Donner hadden in essentie
voornamelijk betrekking op de mogelijke inbreuk op de privacy van de
gebruikers van p2p-diensten en op de vraag in hoeverre de bepalingen
van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) daarbij in acht worden
genomen.
In zijn antwoorden wijst de minister op de toetsing die op verzoek van
BREIN door het College Bescherming Persoonsgegevens heeft
plaatsgevonden. Het College was van mening dat BREIN niet in strijd
met de wet handelt. Op de vraag of hij kan garanderen dat bij de
verzameling van gegevens door BREIN geen andere bijzondere gegevens,
zoals bedoeld in artikel 16 WBP, worden verzameld dan wel zijn af te
leiden, antwoordt de bewindsman met een stellig nee. Volgens hem mag
juist van een stichting zoals BREIN worden verwacht, dat zij bij haar
opsporings- en andere activiteiten de maatschappelijke
zorgvuldigheidseisen en het wettelijke kader, in het bijzonder de Wet
bescherming persoonsgegevens, in acht neemt. Minister Donner ziet
daarom geen aanleiding om nadere maatregelen te nemen.
Van Dam vroeg ook, of de rechter een internet serviceprovider kan
dwingen naw-gegevens van een abonnee af te staan aan BREIN. Donner
stelt dat de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten geen
bijzondere bepaling kennen, op grond waarvan deze providers gehouden
zijn om naw-gegevens aan BREIN te verstrekken. Hij verwijst naar een
arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarin een internetprovider
wordt gelast de naw-gegevens van een websitehouder aan een derde te
verstrekken, jegens wie op de betrokken website ernstige en anonieme
beschuldigingen van, onder meer, fraude waren geuit. Dat zou in het
geval van BREIN ook kunnen gelden. Meer kan de minister er niet van
zeggen, omdat de belangenafweging te zeer is verbonden met de concrete
omstandigheden van het geval. Donner doet verder geen algemene
uitspraken over mogelijke toelaatbaarheid van de acties van BREIN. Dat
moet per geval bekeken worden. Het laatste woord zal er nog niet over
gezegd zijn. Het is elke keer wel weer opvallend, dat het parlement
meer aandacht heeft voor het middel dan voor de kwaal.
Nederlands Uitgeversverbond