De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: DN. 2004/3599
datum: 24-11-2004
onderwerp: RMS-besprekingen Internationale Walvisvaart Commissie TRC
2004/7999
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
In aanvulling op mijn brief van 27 augustus jl. informeer ik u over de
verdere besprekingen over het herziene beheerregime (Revised
Management Scheme - RMS) in de Internationale Walvisvaart Commissie
(IWC) en de Nederlandse inzet daarin.
Tijdens de 56e jaarvergadering van de IWC in Sorrento, Italië (juli
2004) is met consensus een werkplan vastgesteld voor de verdere
besprekingen van het herziene beheersregime voor de walvisvaart met
het doel om voor de 57e jaarvergadering (juni 2005) tot een afrondend
voorstel te komen. De eerstvolgende bijeenkomst van de RMS-werkgroep
vindt plaats in Zweden van 29 november tot en met 3 december
aanstaande, gevolgd door een tweede bijeenkomst in maart 2005. Deze
bijeenkomsten zijn open voor alle IWC-landen evenals waarnemers en
NGO's.
Het RMS-pakket zal strikte afspraken moeten bevatten omtrent de
bescherming van walvispopulaties en de controle op afspraken omtrent
alle walvisvangsten. In de besprekingen tot nu toe heb ik een
constructieve houding aangenomen en de vaststelling van afspraken voor
een RMS-pakket gesteund om te bewerkstelligen dat de huidige
uitholling van het walvisvaartverdrag tot staan wordt gebracht. Deze
uitholling vindt plaats via wetenschappelijke vangsten (Japan en
IJsland) en voorbehouden op het moratorium (Noorwegen en IJsland). De
IWC dient opnieuw controle te krijgen over alle vangsten op walvissen
om de geloofwaardigheid te behouden.
Basis van de besprekingen in Zweden vormt het voorstel zoals de
voorzitter van de IWC heeft gepresenteerd op de 56e jaarvergadering in
Sorrento. De volgende elementen komen hierbij specifiek aan bod:
1. Inwerkingtreding van het Revised Management Procedure (RMP). Dit
RMP betreft het wetenschappelijk vastgestelde model voor de
bepaling van populatiegroottes en berekening van eventuele
vangstquota. Het voorzorgsprincipe is uitgangspunt, waardoor
alleen zeer veilige quota vastgesteld kunnen worden voor één of
enkele soorten die op grotere schaal voorkomen. Dit systeem is
reeds begin jaren '90 aanvaard door alle landen.
Nederland ondersteunt, net als nagenoeg alle andere landen, het
huidige overeengekomen RMP als basis en is absoluut tegen
mogelijke afzwakking van het RMP zoals Noorwegen recent heeft
geopperd.
2. Mogelijke opheffing van het moratorium gekoppeld aan het
geleidelijk toestaan van walvisvangst.
Nederland kan met deze benadering alleen akkoord gaan onder zeer
strikte voorwaarden en in ruil voor stopzetting van de huidige
ongecontroleerde vangsten (wetenschappelijk of door landen met een
voorbehoud op het moratorium). Indien aan deze voorwaarden wordt
voldaan moeten vooral eerst de gecontroleerde vangsten worden
beperkt tot de exclusieve economische zones (EEZ) van landen.
Hiermee worden de huidige ongecontroleerde vangsten op volle zee
ingeperkt, ook in de huidig ingestelde reservaten.
Nederland is tegen een onmiddellijke opheffing van het moratorium
zolang uitvoering van de afspraken in het RMS-pakket niet is
verzekerd en op effectiviteit is beoordeeld. Een mogelijk
compromis kan zijn om het bestaande moratorium te behouden en
alleen, zoals hiervoor aangegeven, een uitzondering te maken voor
een bepaald geografisch gebied (EEZ) en voor een enkele soort of
bepaalde populaties waarover, op basis van het eerder genoemde
RMP, overeenstemming is dat deze niet bedreigd zijn.
3. Internationaal toezicht en controle op walvisvangst en de handel.
Nederland stelt als voorwaarde dat internationale waarneming
gewaarborgd is door aanwezigheid van nationale en internationale
waarnemers op alle schepen en landingsstations. Alleen voor kleine
schepen met ruimtegebrek kan worden volstaan met één waarnemer die
als nationale en internationale waarnemer optreedt of voor nog
kleinere schepen, met satellietvolgsystemen. De huidige
voorstellen omvatten grotendeels deze uitgangspunten, die voor mij
gelden als minimumvoorwaarden. Onderdeel van de voorstellen is
voorts dat van alle gevangen walvissen DNA-monsters worden
afgenomen en opgeslagen in registers. Ik acht internationaal
toezicht op deze registers van groot belang om illegaal
walvisvlees te kunnen achterhalen. Voorts zet ik mij ervoor in dat
deze gegevens ook gekoppeld worden aan toezicht op de
internationale handel en de relevante documenten daartoe (voor
zover deze handel in de toekomst mogelijk onder het CITES-verdrag
zal worden toegestaan), zodat een eenduidig en goed toezicht
mogelijk is.
4. Naleving.
Naleving van de regels is zeer belangrijk. Voorkomen moet worden
dat illegale vangsten plaatsvinden ondanks de gemaakte afspraken.
Het eerste toezicht hierop dient door de nationale overheden te
geschieden. Binnen de huidige voorstellen is inmiddels
overeengekomen dat een speciaal nalevingscomité wordt ingesteld
dat rapportages over mogelijke illegale vangsten zal beoordelen en
kan adviseren tot het nemen van maatregelen. Ik acht het van
belang dat de IWC inderdaad gepaste maatregelen kan nemen, zoals
beperking of intrekking van quota, en dat dit onderdeel van de
uitwerking moet zijn.
5. Kostenverdeling.
Over de verdeling van de kosten ten aanzien van toezicht en
controle lopen de meningen in de IWC zeer uiteen. De walvisvarende
landen brengen naar voren dat alle IWC-partijen de kosten voor
internationaal toezicht moeten dragen, omdat iedereen hier belang
bij heeft. Nederland heeft zich, net als diverse andere
beschermingsgezinde landen, op het standpunt gesteld dat
waarneming en controle op vangsten in eerste instantie door de
sector c.q. de walvisvarende landen moeten worden gedragen. Alleen
bepaalde overkoepelende kosten kunnen gemeenschappelijk gedragen
worden. Het principe 'de gebruiker betaalt' is ook het
uitgangspunt bij internationale afspraken in het kader van de
visserij. De huidige voorstellen voldoen hier niet aan.
6. Wetenschappelijke vangsten.
Stopzetting van het misbruik van het recht op wetenschappelijke
walvisvaart is voor mij een harde voorwaarde. Omdat de tekst van
het IWC-Verdrag landen het recht geeft om individueel te besluiten
tot wetenschappelijke vangsten, omvat het huidige voorstel van de
IWC-voorzitter een vrijwillige gedragscode om vangsten te
beperken. Ik acht dit te vrijblijvend. Deze
ontsnappingsmogelijkheid dient op bindende wijze geblokkeerd te
worden, zodat een gecontroleerde walvisvangst op grond van het
voorzorgprincipe niet omzeild kan worden. Ik kan mij daarbij
voorstellen dat de IWC strikte regels opstelt. Daarbij kan in
uitzonderlijke gevallen wetenschappelijke walvisvangst worden
verricht, wanneer dit noodzakelijk wordt geacht voor door de IWC
overeengekomen wetenschappelijke doeleinden.
7. Gegevens over dierenwelzijn.
Ik acht het van groot belang dat bij de vangst onnodig lijden van
de dieren wordt voorkomen. Het aanleveren van gegevens ten aanzien
van dierenwelzijn is in dat verband belangrijk. Voor mij is
minimaal noodzakelijk dat het voorkomen van onnodig lijden wordt
opgenomen in de afspraken en dat nadere uitwerking wordt gegeven
aan de wijze waarop dierenwelzijnsgegevens worden aangeleverd.
Zoals uit bovenstaande punten blijkt, bestaan over diverse onderwerpen
nog uiteenlopende meningen. Desondanks vormt het voorstel van de
IWC-voorzitter een belangrijke basis om na ca. 15 jaar onderhandelen,
tot definitieve afspraken te komen. Het vereist echter van alle landen
een constructieve opstelling om vanuit de bijeenkomsten van de
RMS-werkgroep tot een uitgewerkt voorstel voor de 57e jaarvergadering
van de IWC te komen. Ik zal mij, vanuit bovenstaande uitgangspunten,
eveneens constructief inzetten om te bereiken dat in IWC-verband tot
harde afspraken wordt gekomen. Dit is cruciaal, zowel in het belang
van de organisatie als de daadwerkelijke bescherming en het beheer van
de walvissen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit