Lijst Pim Fortuyn


Regenten van CDA en PVDA niet in de bres voor vrijheid van meningsuiting

Den Haag, 23/11/2004 -Voor de zoveelste maal heeft 'oppositieleider'Wouter Bos tegenstrijdige signalen afgegeven over een cruciaal politiek thema, en laat hij het op het moment suprème afweten.

De weigering van de PVDA deze middag om de motie over het schrappen van art. 147 en 147a, Wetboek van Strafrecht (godslastering) van Lousewies van der Laan van D66 te steunen, laat weer eens zien dat de PVDA nog altijd de schellen niet van de ogen zijn gevallen. Het land is in oorlog met religieuze terroristen, maar in plaats van daadkracht kiezen zowel CDA als PVDA partij voor de overgevoeligheden van gelovigen in plaats van op te komen voor één van de historisch belangrijkste grondrechten van de Nederlandse burger, de vrijheid van meningsuiting. De PVDA stelt nu dat ze het met de strekking van de motie van Van der Laan wel eens is, maar dat het moment nu niet opportuun is en dat er later een uitgebreid, zorgvuldig debat moet worden gevoerd. Een typisch staaltje van Haagse de-escalatie, ofwel struisvogelpolitiek. Dat Bos eerder aangaf de motie wel te zullen steunen, en nu de lijn van het CDA lijkt te volgen, doet het ergste vermoeden: is het kabinet-Bos-I met het CDA al in de maak?

Vorige week reageerde de Tweede-Kamerfractie van de LPF met verbijstering op de opmerkingen van CDA-minister van Justitie Donner op het CDA-partijcongres afgelopen weekeinde. Donner greep de moord op Theo van Gogh aan om te pleiten voor een aanscherping van het artikel in het wetboek van strafrecht over smalende godslastering. In plaats van in de bres te springen en de vrijheid van meningsuiting met kracht te verdedigen, geeft het CDA toe aan de druk van religieuze fanatici door de fijngevoeligheden van burgers met religieuze overtuigingen op een hoger plan te stellen dan de overtuigingen van ongodsdienstige burgers.

De regenten van dit land vinden het belangrijk om éérst de hand uit te steken naar onze islamitische medelanders die nu in de slachtofferrol worden gedrongen. Premier Balkenende en koningin Beatrix vonden het kennelijk niet nodig om op de dag dat Theo van Gogh vermoord werd, in Amsterdam hun gezicht te laten zien, om al die gewone Nederlandse burgers die óók bang zijn, maar dan voor islamitische moordenaars, een hart onder de riem te komen steken, en hen te verzekeren dat de staat nog altijd voor hun veiligheid instaat. In plaats daarvan ging Beatrix met islamitische jongeren praten, en heeft Balkenende het suikerfeest meegevierd.

De LPF schaart zich dus aan de zijde van VVD-minister Verdonk, en Loesewies van der Laan van D66, die menen dat het gewraakte strafwetartikel afgeschaft moet worden in plaats van aangescherpt. Wat de tóón van het debat aangaat, kunnen burgers in vrijheid elkaar oproepen om beleefd taalgebruik te hanteren, of de tegenpartij voor de rechter dagen indien men zich onheus bejegend voelt. De geloven die al van oudsher in Nederland beleden worden, hebben een evolutie doorgemaakt en zijn in staat zich in een seculiere maatschappij te handhaven door de dialoog aan te gaan met anders- of niet-gelovigen. De fundamentalistische islam staat vijandig tegenover de dialoog; kritiek op bepaalde praktijken maakt je tot vijand van de islam, en zij kunnen je betrekkelijk straffeloos met de dood bedreigen. Een middeleeuwse interpretatie van een geloof past niet in onze moderne maatschappij. De aanhangers van de fundamentalistische Islam verwachten moeten niet denken dat zij hun overtuiging zonder weerstand op te roepen kunnen uitdragen in een land als het onze dat één van de meest libertaire westerse samenlevingen is. Door nu daarvoor te zwichten, verzwakt Donner onbedoeld de strijd tegen het religieuze terrorisme. De staat dient neutraal te zijn, en kan zijn godsdienstige burgers niet meer privileges toekennen dan niet-godsdienstige burgers. Iedere burger is gelijk voor de wet en moet in vrijheid zijn of haar mening kunnen geven, óók als dit raakt aan religieuze fijngevoeligheden.

De LPF is van mening dat onze democratische rechtstaat wéérbaar gemaakt moet worden. De jurist Afshin Ellian heeft deze tekortkoming in de Nederlandse samenleving op een juiste manier onder woorden gebracht: Langzamerhand begin ik te begrijpen, waarom de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog Nederland binnen vijf dagen hebben kunnen innemen. Jullie snappen het niet. Jullie denken dat als het debat gedempt wordt, het geweld zal afnemen. De LPF roept de regering op om de dreiging serieuzer te nemen, en krachtiger stelling te nemen tegen religieus extremisme.