29 850 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met het verlenen van
een financiele tegemoetkoming aan personen die een ouderdomspensioen
op grond van de AOW ontvangen, alsmede in verband met enige aspecten
van de financieringssystematiek
nr. NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A
Aan artikel 31, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel o door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
p. een financiële tegemoetkoming waarop personen met een
ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet recht hebben.
2. Onderdeel B vervalt.
B
Artikel II komt te luiden:
Artikel II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden
vastgesteld en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden
vastgesteld. In dat besluit wordt zonodig toepassing gegeven aan artikel 16 van
de Tijdelijke referendumwet.
Toelichting
Aanleiding voor deze nota van wijziging is dat de Sociale verzekeringsbank
alsnog ook aan personen die een gekort ouderdomspensioen ontvangen, de
volledige financiële tegemoetkoming kan en zal gaan verstrekken. Daardoor
vervalt de noodzaak tot het verstrekken van een aanvullende financiële
tegemoetkoming in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB).
Met deze nota van wijziging komt de in artikel I, onderdelen A en B, van het
ingediende wetsvoorstel vervatte wijziging van de artikelen 22 en 38 van de
WWB te vervallen en wordt voorts geregeld dat de financiële tegemoetkoming
waarop personen met een ouderdomspensioen op grond van de Algemene
Ouderdomswet met ingang van 1 januari 2005 recht hebben, wordt opgenomen
in artikel 31, tweede lid, van de WWB, zodat deze tegemoetkoming niet tot de
middelen van de belanghebbende wordt gerekend.
Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de in artikel II vervatte
inwerkingtredingsbepaling te verruimen. Mocht de publicatie van de
onderhavige wijziging onverhoopt na 1 januari 2005 plaatsvinden, dan voorziet
de thans voorgestelde bepaling erin dat zonodig het tijdstip van
inwerkingtreding voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld en dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan zonodig terugwerkende kracht kan worden verleend tot en
met 1 januari 2005.
De Staatssecretaris van Sociale zaken
en Werkgelegenheid,
H.A.L. van Hoof
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid