---

Kamervragen en antwoorden
---

Resterende vragen notaoverleg personeelsbeleid

23-11-2004 17:11:00

In aanvulling op mijn mondelinge antwoorden tijdens het notaoverleg over het personeelsbeleid op 22 november jl. bied ik u hierbij, zoals toegezegd, schriftelijk de antwoorden op de resterende vragen van uw Kamer aan.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Flexibel personeelssysteem

Is het mogelijk defensiepersoneel ook mee te laten doen bij interne sollicitatietrajecten van andere ministeries? (CDA en VVD)

Nu al bestaat de mogelijkheid voor personeelsleden van Defensie om via de Mobiliteitsbank van het Rijk hun belangstelling kenbaar te maken voor interdepartementaal opengestelde vacatures van andere ministeries.

Veteranenbeleid

Wat is de voortgang van het prospectief onderzoek naar gezondheidsklachten van veteranen? (CDA)

Het doen van prospectief onderzoek is een investering in de toekomstige zorg. Om de oorzaken van post deployment klachtenpatronen te achterhalen, wordt een zogenaamd longitudinaal onderzoek ondernomen waarbij een groep militairen wordt gevolgd van vóór de missie tot ver na de missie (en bovendien op verschillende tijdstippen na afloop, omdat klachten soms pas na jaren ontstaan).

In september van dit jaar is overeengekomen een combinatie van twee onderzoekslijnen te volgen. Ten eerste betreft dit een voorstel van dr. Vermetten (CMH/Psychiatrie), gericht op een psychiatrische onderzoekslijn met onder andere bloedonderzoek. Daarnaast betreft dit een voorstel van dr. Engelhart (Universiteit Utrecht/psychologie), gericht op psychologische fenomenen (met vragenlijsten en testen). De volgende stappen zijn nu de instelling van een begeleidingscommissie (om de beide onderzoeken te begeleiden), de financiering en de keuze van een geschikte missie.

De huidige stand van zaken is als volgt. De opdracht voor het (deel)onderzoek is nog niet verstrekt aan het CMH/Vermetten; besluitvorming over de financiering geschiedt binnenkort. Het deelonderzoek van Engelhart wordt civiel gefinancierd. De eerstvolgende uitzending waarvan het dreigingsniveau vergelijkbaar is met SFIR zal de onderzoeksgroep zijn.

Het is belangrijk dat Defensie een actieve rol speelt om de maatschappij te informeren over het belangrijke werk dat door onze militairen wordt verricht. Verdienen de informatiebijeenkomsten van SFIR 3 na terugkeer geen navolging? (CDA).

Defensie streeft naar transparantie, zeker bij de missies die in het buitenland worden uitgevoerd. Dit geldt tijdens de voorbereidingen en de werkelijke uitvoering, maar stellig ook als de uitzending voorbij is. Zo is het gebruikelijk dat de commandanten van missies na hun uitzending door middel van lezingen binnen en buiten de organisatie kond doen van hun ervaringen. In het geval van 42 Bataljon Limburgse Jagers, de eenheid die de kern vormde van SFIR 3, heeft dat onder andere geresulteerd in een aantal publiekelijk toegankelijke lezingen in de provincie Limburg. Deze lezingen waren een succes. In de toekomst zullen we dit vaker doen.

Welke bezwaren zijn er om álle militairen die uitgezonden zijn geweest, de veteranenstatus te geven? (CDA)

In oktober 1998 is in antwoord op een overeenkomstige vraag door mijn ambtsvoorganger als volgt gereageerd: "De huidige definitie van veteraan is reeds ruim. Iedere uitbreiding kan het begrip veteraan doen verwateren waardoor per saldo minder erkenning wordt ervaren door diegene die zich wel veteraan mogen noemen." Er zijn sinds die tijd geen veranderingen opgetreden die een verruiming van de definitie noodzakelijk maken.

Daaraan kan worden toegevoegd dat de actief dienende uitgezonden militairen voor deelname aan deze uitzendingen reeds op vele manieren erkenning krijgen, zowel in materiële als in immateriële zin. Deze categorie toevoegen aan de definitie van veteraan zou derhalve geen meerwaarde hebben. Het is voornamelijk de erkenning en de zorg ná de dienstperiode die voor veteranen van groot belang is om de bijzondere band met Defensie te onderstrepen.

Biedt de eerste Veteranendag op 29 juni 2005 een goede gelegenheid om de rehabilitatie van Dutchbat III te onderstrepen? (LPF)

De heer Herben refereerde hierbij aan de slotbeschouwingen op 18 juni vorig jaar in het kader van de parlementaire enquête over de val van Srebrenica. Het antwoord op de vraag van de heer Herben luidt bevestigend, in die zin dat zich in de eerste helft van 2005 wellicht nog andere gelegenheden voordoen om de rehabilitatie van Dutchbat III luister bij te zetten. De meest passende gelegenheid zal worden gekozen.

In het advies-De Veer wordt gesteld dat de materiële zorg voor militaire dienstslachtoffers afdoende is geregeld. Het CDA wil graag uitleg in dit kader ten aanzien van de V4 korting en het Militair Invaliditeitspensioen. (CDA)

De vraag betreft een uitleg van de werking van artikel V 4 van de toenmalige Algemene militaire pensioenwet. Genoemd artikel voorziet in een vangnet voor gewezen militairen die gezond de dienst hebben verlaten, maar vanuit een latere burgerfunctie arbeidsongeschikt worden en een WAO-uitkering ontvangen. Indien voor de aandoening waaraan zij lijden een verband met de uitoefening van de militaire dienst wordt aangenomen, garandeert Defensie een inkomen tenminste gelijk aan het invaliditeitspensioen. Indien echter het invaliditeitspensioen wordt toegekend voor dezelfde ziekten of gebreken als waarvoor eerder de WAO-uitkering is toegekend, dan wordt die uitkering afgetrokken van het invaliditeitspensioen. Met deze samenloopregeling wordt beoogd een dubbele schadeloosstelling van overheidszijde voor dezelfde aandoeningen te voorkomen. Geen korting vindt plaats indien de WAO-uitkering voor geheel andere aandoeningen is toegekend. Uiteraard vervalt de korting indien de WAO-uitkering wordt stopgezet, bijvoorbeeld bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Ook een eventueel toegekende bijzondere invaliditeitsverhoging valt buiten de kortingssystematiek.

Een geheel andere situatie is de volgende. Indien op het moment van ontslag alleen sprake is van invaliditeit en niet van arbeidsongeschiktheid, komt een invaliditeitspensioen tot uitbetaling. Indien na verloop van tijd betrokkene arbeidsongeschikt wordt in zijn nieuwe functie en dit leidt tot een WAO-uitkering, dan wordt de uitkering niet gekort op het invaliditeitspensioen. Dit is het logische gevolg van het feit dat nieuwe inkomsten verworven ná het ontslag uit de militaire dienst niet op het invaliditeitspensioen in mindering worden gebracht.

Waarom wordt overgegaan van een subsidie- naar een klant-leverancier relatie ten behoeve van het Veteraneninstituut? (GL)

Er is gekozen voor een structurele financiering van het Vi. De klant-leverancier relatie heeft als voordeel dat zij transparant is en de mogelijkheid biedt beter in te spelen op de vraag van de veteranen.

Personele reducties

Op welke datum loopt het contract met Kansrijk af en wie gaat de reguliere bemiddeling van de militairen die de dienst moeten verlaten daarna ter hand nemen? (CDA)

Kansrijk is een intern defensieonderdeel dat in het kader van het reorganisatieproces een scharnierfunctie vervult tussen de defensieorganisatie en drie externe uitplaatsingsorganisaties. Het contract met de externe loopt voorshands tot en met 31 december 2004. Thans wordt de verlenging van het contract voorbereid voor 2005. Voorzien is dat Kansrijk in ieder geval tot 2008 werkzaam blijft. Er wordt een studie uitgevoerd naar de inrichting van een defensiebrede uitstroomorganisatie voor alle categorieën personeel na die periode.

Zullen er nu BOT-ers doorstromen naar hogere functies, omdat daar plaatsgemaakt is door de mogelijkheid van vervroegd uittreden? (CDA)

De mogelijkheid tot vervroegd uittreden droeg bij tot de personele reducties, de beoogde verjonging en, op die manier, aan een evenwichtiger opbouw van het personeelsbestand. De doorstroom van BOT-ers was beperkt. Als hoofdregel gold dat bij het vertrek van de functionaris ook de functie kwam te vervallen. Nu de reorganisaties op gang komen en de generieke maatregelen worden beëindigd, ontstaat meer ruimte voor een beheerste doorstroom van BOTers.

Kansrijk is opgericht om overtollig defensiepersoneel naar een baan buiten Defensie te geleiden. In de praktijk blijkt nu een belangrijk deel van de door Kansrijk bemiddelde kandidaten uit BBTers te bestaan. Hoe kan dat? (PvdA)

Dit is het geval bij de overgang van defensiepersoneel naar de politie in het kader van de uitvoering van de motie-Van Aartsen tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in september 2003. Dit overgangstraject is bedoeld om de voorziene terugval van de politiesterkte in 2004 te voorkomen. De overgang naar de politie is primair opengesteld voor defensiepersoneel dat overtollig is of dat behoort tot een knelpuntcategorie. In tweede instantie betreft het BBTers die hun functie (naar verwachting) verliezen. Daarmee kon tevens de dreigende werkeloosheid van BBT-personeel zoveel mogelijk worden afgewend.

Wat zijn de effecten van de uitstroombevorderende maatregelen op de vulling van de organisatie, de aantallen personeelsleden per rang of schaal, en de effecten van de vacatures op de bedrijfsvoering? (CDA en PvdA)

De effecten van de generieke maatregelen op de vulling van de organisatie en op de bedrijfsvoering zijn de volgende. * De Koninklijke marine heeft nog geen al te grote problemen gekend. De 53/54- jarigen maatregel heeft vooral effect gehad bij de onderwijsinstellingen en specifiek bij de onderwijsvoorbereiding en het onderwijs. Door de herschikking van opleidingscapaciteit zijn grote problemen vooralsnog uitgebleven. De FPU+- maatregel voor burgerambtenaren is nog steeds van invloed op het Marinebedrijf. Dit jaar nog zullen veel burgermedewerkers vertrekken. Door interne her- en bijscholingen zullen deze problemen zoveel mogelijk worden opgelost.

* Bij de Koninklijke landmachtzijn de negatieve effecten van de maatregelen vooral voelbaar bij het Operationeel Commando vanwege de ondervulling bij de onderofficieren en de BBTers (korporaals en soldaten). De operaties zijn thans nog uitvoerbaar, maar uitsluitend door het versneld laten rouleren van het benodigde personeel. Aangezien dit slechts een oplossing voor de korte termijn is, zet de Koninklijke landmacht alles op alles om zoveel mogelijk nieuw personeel te werven en contracten van het zittend personeel te verlengen.

* De Koninklijke Luchtmachtervaart problemen als gevolg van de generieke maatregelen bij het onderhoudsbedrijf LCKlu. Door een tijdelijke inhuur van ervaren personeel, het versneld aannemen van nieuw personeel en een versnelde doorstroom van zittend personeel zullen deze problemen zoveel mogelijk worden beperkt.

* De Koninklijke marechausseeondervindt geen noemenswaardige knelpunten als gevolg van de generieke maatregelen.

Thans zijn de formaties nog niet op orde. Het integrale migratieplan zal nader inzicht bieden in de toekomstige formaties. Zo ontstaat een duidelijk beeld van de overschotten en de tekorten per rang of per schaal.

Samenvattend geldt dat op voorhand werd onderkend dat Defensie in een spanningsveld terecht zou komen tussen enerzijds het halen van de financiële taakstelling en anderzijds de negatieve effecten die deze maatregelen zouden hebben op de bedrijfsvoering. Tevens is getracht zoveel mogelijk te voorkomen dat zou moeten worden overgegaan tot gedwongen ontslagen met de daaraan verbonden sociale pijn. Nu meer zicht op de resultaten van de verschillende reductiemaatregelen en de bijbehorende reorganisaties bestaat, is besloten te stoppen met de generieke maatregelen. Voor de generieke reducties komen nu structurele maatregelen (reorganisaties) in de plaats. Hierdoor zullen de negatieve effecten op de bedrijfsvoering steeds minder voelbaar zijn. Aan de reducties liggen goed doordachte en afgestemde reorganisatieplannen ten grondslag, die deel uitmaken van de algehele reorganisatie bij Defensie.

Kunt u de Kamer nog voor de begrotingsbehandeling een "nul plus één meting" doen toekomen? (PvdA)

Bij de Personeelsbrief van september 2003 is als bijlage een overzicht gevoegd van de planmatige reductie in de periode 2003 2008, onderverdeeld naar personeelscategorie en naar defensieonderdeel. Dat overzicht berustte op de voorgenomen maatregelen, hun fasering en de beoogde opbrengsten.

In de ontwerpbegroting 2005 zijn deze reducties verwerkt in de meerjarenplanning van de begrotingssterkte. In de bijlage bij mijn brief van 19 november jl. heb ik dat beeld nog eens voor u samengevat in de vorm van een overzicht waarin de huidige sterkte is afgezet tegen de begrotingssterkte in de periode 2005 2007.

Een actualisering van de bijlage bij de Personeelsbrief van september 2003 ("nul plus één meting") kan op twee manieren tot stand gebracht worden. Ten eerste kan de oorspronkelijke planning voor de periode 2003 2008 in lijn worden gebracht met de meest actuele informatie. Dit zal begin volgend jaar gebeuren, in samenhang met het toegezegde integrale migratieplan.

Daarnaast kan de feitelijke reductie (in personen) in 2003 en 2004 worden weergegeven in relatie tot de planning van vorig jaar. Hoewel een dergelijke vergelijking niet geheel zuiver is, verschaft dit in samenhang met de bijlage bij mijn brief van 19 november jl. een compleet beeld. (zie bijlage)

Werving

Draagt Defensie bij aan de Taskforce jeugdwerkloosheid (PvdA)?

Defensie heeft een groot aantal banen beschikbaar voor de doelgroep waarop de Taskforce jeugdwerkloosheid zich richt. Het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) levert de potentiële kandidaten voor die banen, waarna Defensie kandidaten en beschikbare banen probeert te matchen.

In totaal kan Defensie, naast de instroom vanuit de ROC-trajecten, jaarlijks tenminste 2.000 vacatures aanbieden aan de Taskforce. De beschikbare vacatures zullen tijdig bekend worden gesteld aan de Taskforce, zodat deze kan zorgdragen voor de koppeling met de vacaturebanken van het CWI. Voorts zal Defensie in 2005 226 stageplaatsen aanbieden aan de Taskforce.

In hoeverre is Defensie voornemens scholen actiever te benaderen in het kader van de toenemende wervingsbehoefte? (CDA)

De wervingsvoorlichters van de krijgsmachtdelen verzorgen voorlichting op scholen. Bestaande contacten worden geïntensiveerd en ook worden nieuwe contacten tot stand gebracht. Leerlingen worden gewezen op de instroomopleidingen en relevante vervolgstudies voor Defensie.

Verder zal nog meer dan voorheen worden samengewerkt met civiele opleidingscentra om via de instroomopleidingen jongeren binnen te halen. Op een groot aantal Regionale Opleidingscentra in Nederland worden zogenaamde instroomopleidingen gegeven zoals, onder andere, het oriëntatiejaar van de Koninklijke landmacht of het brugjaar van de Koninklijke marechaussee. Deze instroomopleidingen zijn beroepsopleidingen en bereiden de scholier tevens voor op een baan bij Defensie onder meer via stageperioden. Het komende schooljaar gaat een aantal scholen naast het oriëntatiejaar tevens trajecten aanbieden die opleiden tot een specifieke functie bij de landmacht. De instroomopleidingen moeten gaan voorzien in een aanzienlijk deel van de personele behoefte van Defensie.

Opleidingen

Is het gebruik maken van de diensten van het instituut Beukbergen een optie waarvoor een brigadecommandant zelf kan kiezen of is dit als vast onderdeel meegenomen in het protocol voorbereiding op uitzending (CDA)?

De krijgsmachtdelen zijn belast met de voorbereiding van militairen op een uitzending. Van die voorbereiding maakt de geestelijke verzorging deel uit. De Koninklijke landmacht laat haar uit te zenden militairen deelnemen aan een zogenaamde uitzendconferentie bij het instituut Beukbergen. Dit is een vast onderdeel van het protocol van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten ter voorbereiding op een uitzending. De diensten van het instituut Beukbergen staan overigens ook open voor andere defensieonderdelen.

Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om in samenwerking met de LSOP te komen tot een gezamenlijk opleidingstraject voor het politiedeel van de wachtmeesteropleiding, waardoor deze net als de politie-opleiding ingeschaald kan worden als een MBO niveau 4 opleiding en dus de civiele erkenning krijgt (CDA)?

De nieuwe wachtmeesteropleiding, waarvan in juni 2005 een pilot wordt gestart, blijft verschillen van de politieopleiding, omdat zij is gericht op de beroepspraktijk bij de Koninklijke marechaussee. Dit betekent onder andere dat relatief veel aandacht wordt besteed aan militaire kennis, vaardigheden en aan de militaire attitude. Ik ben van mening dat in de toekomst verdere samenwerking wenselijk is. Ik zal daarom in overleg met de minister van BZK bezien hoe deze samenwerking verder gestalte kan krijgen.

Genderbeleid

De VN-veiligheidsresolutie stamt uit 2000. Waarom heeft het zo lang geduurd voor Defensie om tot actie over te gaan en wat is er in dat kader inmiddels bereikt (GL)?

Anders dan de vraag doet vermoeden, is het nodige gebeurd nadat de VN in oktober 2000 resolutie 1325 heeft aangenomen. Allereerst heeft Clingendael een studie voltooid naar de rol van vrouwen in en na conflictsituaties. Op grond van de conclusies van die studie heeft Defensie samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken een werkgroep ingesteld om een aantal belangrijke thema´s verder uit te werken. Over de resultaten van deze interne studie is de Tweede Kamer op 26 maart 2003 geïnformeerd. Ik heb toen aangekondigd het beleid op het gebied van opleiden en trainen te zullen aanscherpen, het gender-perspectief in vredesoperaties nadrukkelijker te markeren, gender in verschillende documenten en briefings uitdrukkelijk te benoemen en aandacht te besteden aan de rol van vrouwelijke militairen in crisisbeheersingsoperaties en de aantallen waarin zij daaraan deelnemen. Vervolgens is een begin gemaakt met de uitvoering van deze actiepunten, onder meer door de briefing van medewerkers van de operationele staven en door over te gaan tot een pilot bij de operatie SFIR 1 in Irak, waar gender deel uitmaakte van de voorbereiding op de operatie. De resultaten hiervan zijn in de Personeelsbrief van 2004 gemeld.

Ook is een rapport opgesteld over de mogelijkheden om gender te verankeren in de diverse defensieopleidingen. De aanbevelingen van dit rapport zijn inmiddels overgenomen en thans wordt gewerkt aan de uitwerking hiervan. Met de uitvoering van het Actieplan Gender moeten meer vrouwen instromen en komen dus ook meer vrouwen beschikbaar voor crisisbeheersingsoperaties. Tot slot wordt getracht de beperkte capaciteit te vergroten met een aanvraag bij het Europees Subsidie Fonds (ESF). Begin december 2004 is bekend of deze subsidie wordt toegekend aan Defensie. In dat geval komt voor 2005 en 2006 ruim 700.000 euro per jaar beschikbaar.

Hoe denkt de staatssecretaris om te gaan met het aspect gender in samenhang met integriteit waar het gaat om homoacceptatie, etniciteit en geslacht? (GroenLinks)

De acceptatie van homoseksuelen, allochtonen en vrouwen in de defensieorganisatie vormt de kern van het sociale integriteitbeleid. Daarom zal de actualisering van de bestaande gedragscode en de opstelling van een nieuw actieplan tegen ongewenst gedrag in samenspraak geschieden met de vertrouwenspersonen, het Defensie Vrouwen Netwerk, de Stichting Homoseksualiteit en Krijgsmacht en het Multicultureel Netwerk Defensie.

Integriteit

Welke bevoegdheden krijgt de integriteitsfunctionaris? (CDA)

De verantwoordelijkheid voor het bevorderen en het handhaven van sociale en financieel-economische integriteit ligt primair bij het lijnmanagement. De centrale coördinator integriteit wordt aangesteld om de samenhang tussen het beleid ten aanzien van deze twee componenten verder te verbeteren. Hij heeft tot taak het aanjagen van beleid inzake regelgeving, opleidingen, preventie en voorlichting. Bovendien is de centrale coördinator verantwoordelijk voor het bevorderen van een duidelijke benadering van integriteit door de centrale vertrouwenspersonen en functionarissen integriteitszorg, voor het rapporteren aan de ambtelijke en politieke leiding, voor het signaleren en inventariseren van ontwikkelingen en trends en voor het opstellen van richtlijnen, kaders en beleid voor Defensie. De coördinator treedt op als intern en extern aanspreekpunt voor het onderwerp integriteit. Gezien de hoge positie van de centrale coördinator heeft deze directe toegang tot zowel de ambtelijke leiding (SG) als de politieke leiding (staatssecretaris).

Bestaat er inmiddels een convenant met militaire tehuizen? Waaruit bestaat dat (CDA)?

Met de militaire tehuizen wordt thans gesproken over hun betekenis voor de defensieorganisatie in de toekomst, onder andere in relatie tot de opleidingsinstituten. Deze gesprekken, waarbij het doel is te komen tot een klant-leverancier relatie, zullen op korte termijn worden afgerond.

In het kader van het drugsgebruik is het CDA voorstander van een willekeurig urineonderzoek, waarbij de militairen weten dat er iedere dag een aantal opgeroepen kan worden voor onderzoek.

In het advies van staatsraad Hoekstra zal hierop uitdrukkelijk worden ingegaan. Dit advies wordt nog dit jaar verwacht.

Zou niet de mogelijkheid moeten bestaan om de kleinere vergrijpen in een uitzendgebied te laten afdoen door de aanwezige (bataljons-)commandant? (LPF)

Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen tuchtrecht en strafrecht. Met die scheiding is in de wet al een verdeling gemaakt tussen relatief kleinere vergrijpen en ernstigere zaken. Tuchtrechtelijke vergrijpen worden afgedaan door de commandant. De huidige mogelijkheden daartoe zijn toereikend. Strafrechtelijke vergrijpen, waaronder slapen tijdens de wacht, vereisen in alle gevallen een beoordeling door een Officier van Justitie.

Reservisten

Welke rechtspositie regeling geldt er ten aanzien van reservisten die tijdens een uitzending gewond raken? Bestaat voor deze categorie reservisten een inkomensgarantie? (LPF)

Ingevolge de militaire pensioenvoorschriften heeft de reservist dezelfde aanspraken als een beroepsmilitair, indien hem tijdens de uitoefening van de militair dienst iets overkomt waardoor hij gehandicapt raakt dan wel komt te overlijden. Daarnaast bieden de militaire pensioenvoorschriften de mogelijkheid om bij de vaststelling van de pensioengrondslag uit te gaan van wat de reservist in de burgermaatschappij verdient als dit meer is dan de bezoldiging als militair.

Meer specifiek kan ik over het inkomen van de door Defensie tewerkgestelde medisch specialisten uit civiele ziekenhuizen meedelen dat in het kader van de samenwerking van Defensie met een aantal relatieziekenhuizen een speciaal contract is gesloten. Hierbij is ook voorzien in een sluitende arbeidsongeschiktheidsclausule.

Herinrichting personele functiegebied

Wat zijn de kosten van het volledig operationeel maken van Peoplesoft? (CDA)

Met het project P&O 2000 is defensiebreed een gestandaardiseerde basisadministratie ingevoerd, gebaseerd op het softwarepakket PeopleSoft. De totale kosten van het project P&O 2000 zijn geraamd op ongeveer 45 miljoen euro. De herinrichting van het personele functiegebied bouwt hierop voort. In zijn totaliteit is voor deze herinrichting 35 miljoen euro begroot. Hiervan is 8 miljoen euro nodig voor de verdere uitbouw van de functionaliteiten van PeopleSoft. Hierbij valt onder meer te denken aan de gefaseerde uitbouw van selfservice, electronic Human Resourcetoepassingen en het management van werkprocessen. Voor onderhoud en het actueel houden van de software is in de begroting een bedrag van 4,8 miljoen euro opgenomen. De kosten van PeopleSoft zijn aanzienlijk lager dan de kosten voor het instandhouden van de oude systemen.

Wat is de meerwaarde van het onderbrengen van de personeelszorg bij het commando dienstencentra? (CDA)

Zowel de materiële als de immateriële personele diensten worden in één Dienstencentrum Personeel samengebracht. Deze concentratie van diensten is uitermate doelmatig en draagt bij tot een verdere professionalisering van de dienstverlening. Mede op grond van deze overwegingen is besloten om de ondersteunende dienstverlening bij Defensie onder te brengen bij één overkoepelende organisatie, genaamd het Commando Dienstencentrum. Het Dienstencentrum Personeel is onderdeel van het Commando Dienstencentrum.

Uitzenddruk

Hoe beoordeelt de staatssecretaris de initiatieven van de Navo (NRF) en EU (EU Battlegroups) in relatie tot de uitzenddruk? (LPF)

Bij toezeggingen aan de Navo of de EU wordt te allen tijde bezien welke Nederlandse eenheden hiertoe, ook vanwege uitzendbelasting, in aanmerking kunnen worden gebracht en welke niet. Het ambitieniveau en de omvang en de inrichting van de krijgsmacht als zodanig bieden voldoende flexibiliteit en armslag. Hierbij is het van belang vast te stellen dat het ambitieniveau al expliciet melding maakt van bijdragen aan de Nato Response Force (NRF) en aan de Europese Unie.

Nederlandse bijdragen aan de NRF en EU variëren per krijgsmachtdeel en per periode. Bij de samenstelling wordt rekening gehouden met lopende en voorzienbare toekomstige (inter)nationale verplichtingen en toezeggingen.

Bovendien worden toezeggingen gepland met inachtneming van de noodzakelijke opwerk- en recuperatieperioden van eenheden. Zodoende wordt enerzijds beschikbaarstelling voor invulling van het ambitieniveau gegarandeerd en anderzijds zeker gesteld dat de uitzenddruk aanvaardbaar blijft.

* 2004-11-23