Opinie 38: 'Liever meer fatsoen en minder recht'
Deze "Opinie" is een uittreksel van een binnenkort te verschijnen publicatie
van prof. John Griffiths, hoogleraar rechtssociologie aan de
Rijksuniversiteit Groningen
'De vrijheid van meningsuiting is voor een democratische samenleving
fundamenteel. Maar bij wat dat fundamentele recht inhoudt en waar het
ophoudt, daar begint de onenigheid: is Theo van Gogh nu sinds zijn
dood een held van de vrijheid van meningsuiting? Bewees hij datzelfde
recht met zijn gescheld juist een slechte dienst? Of maakte hij
zodanig misbruik van dit recht dat strafvervolging op zijn plaats is?
Politici, juristen (en rechters) en burgerij lijken nauwelijks
vertrouwd te zijn met de elementaire kenmerken van de vrijheid van
meningsuiting. Om uitwassen te bestrijden hebben we minder recht nodig
maar meer fatsoen.'
'De essentie van de vrijheid van meningsuiting is dat de overheid,
inclusief de rechter, de inhoud van uitingen niet mag toetsen. Het kan
kennelijk niet vaak genoeg benadrukt worden dat het daarbij vooral
gaat om "the thought we hate" - immers, uitingen die geen sterke
afkeer oproepen hebben geen bescherming van een fundamenteel recht
nodig. De vrijheid van meningsuiting beschermt gevaarlijke,
schandalige, provocerende of grievende uitingen; zoals `er is geen
holocaust geweest', `zwarten zijn minder intelligent dan blanken' en
`homo's zijn erger dan dieven'. De schade die het vrije woord
ongetwijfeld berokkent, is de prijs die betaald moet worden voor het
grootste rechtsgoed dat een vrije samenleving kent.'
Godsdienst
'Godsdienst neemt in dit alles geen bijzondere positie in. De vrijheid
van godsdienst voegt weinig toe aan het gelijkheidsbeginsel en de
vrijheid van meningsuiting. Een uiting die niet beschermd is door de
vrijheid van meningsuiting - bijvoorbeeld omdat het om "fighting
words" gaat die onmiddellijk zelfverdedigende agressie oproepen -
geniet niet alsnog bescherming alleen omdat men zich op een heilige
tekst beroept; immers, zoiets zou niet kunnen zonder een oordeel te
vellen met betrekking tot de autoriteit en de juiste interpretatie van
die tekst, zaken waar de staat en de rechter zeker buiten moeten
blijven. Dus toen Van Dijke (RPF) zich op de bijbel beriep om zijn
kwetsende opmerkingen over homo's te rechtvaardigen, heeft de rechter
dit verweer ten onrechte geaccepteerd. Maar een beroep op vrijheid van
meningsuiting had wel moeten slagen. Indien de "Osservatore Romano"
van het Groningse protocol voor levensbeëindiging bij ernstig lijdende
pasgeborenen mag beweren dat hier `nazi' praktijken plaatsvinden, dan
is dit niet omdat de Paus dat vindt, maar omdat - hoe absurd en
kwetsend ook - wat het recht betreft zoiets gezegd mag worden.'
'Het omgekeerde geldt ook: godsdienst biedt geen extra bescherming
tegen kwetsende uitingen. Lelijke dingen die men als gelovige naar het
hoofd geslingerd kan krijgen, kunnen niet strafbaar gesteld worden
alleen omdat ze over een god of een godsdienst of een groep gelovigen
gaan. Een belangrijke eigenschap van een burger in een democratische
samenleving is dat hij of zij over een olifantenhuid en flink wat
relativeringsvermogen beschikt. En waarom zou een gekrenkt
godsdienstig gevoelen een groter claim hebben op overheidsbescherming
dan gevoelens van nationale trots, van kwetsbaarheid wegens ras of
seksuele geaardheid of lichamelijk handicap, van politieke of
wetenschappelijke overtuiging?'
Barbaren
'Wat dan te doen aan het `misbruik' dat mensen zoals Van Dijke,
Fortuyn, Van Gogh, Hirsi Ali, Wilders en de "Osservatoro Romano" van
het recht van vrije meningsuiting maken?
Om te beginnen, erkennen dat `misbruik' ook `gebruik' is: het recht
blijft onverminderd gelden. Het is gewoon niet aan de staat om te
bepalen wat de burger mag zeggen of horen. De gedachte dat het
christelijke en/of het islamitische geloof verwerpelijk zijn, moet
onderwerp van discussie kunnen zijn. Evenals de gedachte dat
homoseksualiteit een `afwijking' (Freud) of een `zonde' is. En de
gedachte dat levensbeëindiging bij pasgeborenen een ethische plicht
danwel moorddadig is. Het `misbruik' zit in de onnodig kwetsende wijze
waarop een gedachte wordt geuit.'
'De verruwing van het maatschappelijk debat is een beangstigende
maatschappelijke kwaal aan het worden. Het debat zelf lijdt daar
onder, kwetsbare groepen - met name de immigranten - worden nog meer
in een hoek gedreven, gevoelens worden gekrenkt zonder dat daar enige
rechtvaardiging voor is en, zoals al eeuwen bekend is, lokt
aggressieve taal fysieke aggressie uit. Toch mag de overheid hier
niets tegen doen. Zijn we dan overgeleverd aan de barbaren?'
Fatsoen
'Om uitwassen van het vrije woord te bestrijden moeten we niet op de
overheid vertrouwen maar op onze eigen fatsoensnormen. Sommige dingen
waar je het `recht' toe hebt doe je als fatsoenlijk mens toch niet;
sommige dingen die niet strafrechtelijk vervolgd kunnen worden zeg je
toch niet. Fatsoen biedt de mogelijkheid om op een goede wijze om te
gaan met het probleem van grenzen-trekken. Immers, fatsoen moet
gepraktiseerd worden door 16 miljoen mensen, die niet allemaal
dezelfde lijn zullen trekken, en er is geen opperste moraalrechter om
de fatsoenseenheid te bewaken. Het récht kan met verschillen in
feitelijke kwetsbaarheid geen rekening houden. Maar een fatsoenlijk
mens kan dat wel, hij kan zijn uitingen aanpassen aan het
incasseringsvermogen van het doelwit van zijn gedachten. Je kunt ook
op allerlei zachte, indirecte, flexibele wijzen je ongenoegen kenbaar
maken over de fatsoensgebreken van een ander. Het mooiste is dat dit
leidt tot gesprekken over wat precies het fatsoen onder specifieke
omstandigheden vereist. Dan blijken de meningen vaak verdeeld. Maar zo
houden we met elkaar het fatsoen levendig.'
John Griffith
Informatie
prof. J. Griffiths, tel. (050) 363 56 86, e-mail:
j.griffiths@rechten.rug.nl
Rijksuniversiteit Groningen