De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: TRCBBR/2004/328
datum: 22-11-2004
onderwerp: Beantwoording vragen begrotingsbehandeling LNV eerste
termijn
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Tijdens de behandeling van de LNV-begroting 2005 op 16 en 17 november
jl. heb ik naar aanleiding van een aantal vragen van de leden mevrouw
Kruijsen (PvdA), mevrouw Van Velzen (SP) en de heer Atsma (CDA)
toegezegd een toelichtende brief te sturen inzake de volgende
onderwerpen:
1. De Particuliere historische buitenplaatsen;
2. De Regeling draagvlak natuur;
3. De stand van zaken van de Groene diensten;
4. Het KPMG rapport m.b.t. de Ooijpolder;
5. De historische ontwikkeling van de typen natuur binnen de
Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
6. De toelichting op de kosten van verwerving ten opzichte van
particulier natuurbeheer;
7. De Stichting Wijken en Winnen.
1. Particulier historische buitenplaatsen
In mijn eerste termijn heb ik aangegeven dat ik naar aanleiding van
het amendement Atsma (Tweede Kamer, 29800 XIV, nr. 15) de bezuiniging
op de Particulier historische buitenplaatsen wil heroverwegen. De heer
Atsma heeft verzocht mijn voorstel schriftelijk te ontvangen. Aan dat
verzoek voldoe ik gaarne.
Ik was voornemens in verband met bezuinigingen in het kader van het
kabinetsbeleid de betreffende regeling in 3 jaar met een
subsidiebedrag van ca. 2,7 miljoen euro af te bouwen en in 2005
daartoe de eerste stap te zetten. Gehoord de discussie met de Kamer
ben ik bereid om de bezuiniging anders in te vullen. Ik zal de
regeling continueren, maar wil deze dan beperken tot de Particulier
historische buitenplaatsen die in de EHS of de Nationale Landschappen
liggen. Dat zijn immers de voor het Rijk prioritaire gebieden. Naar
mijn verwachting ligt ca. 80% van de Particulier historische
buitenplaatsen in de EHS of de Nationale Landschappen. Daarvoor is
jaarlijks een subsidiebedrag van 2,1 miljoen euro nodig. Hierover heb
ik overeenstemming bereikt met de Stichting Particulier Historische
Buitenplaatsen. Ik zal de nieuwe aanpak in overleg met de Stichting
uitwerken.
Voor wat betreft de dekking van deze nieuwe aanpak zal ik het
benodigde extra bedrag van 300.000 tot 400.000 euro in 2005 ten laste
brengen van artikel 2 verwerving EHS. Voor 2006 gaat het om ca. 1,3
miljoen euro extra. In 2006 breng ik dit ook ten laste van artikel 2
verwerving EHS. Voor 2007 en volgende jaren gaat het om ca. 2,1
miljoen euro. Vanaf 2007 haal ik de dekking uit de beschikbare
middelen voor flankerende maatregelen EHS in het kader van de
reconstructie.
Met deze aanpak is indiening van het amendement Atsma (Tweede Kamer,
29800 XIV, nr. 15) mijns inziens overbodig.
2. Regeling draagvlak natuur
Mevrouw Kruijsen van de PvdA wijst op het belang van draagvlak voor
natuur en vraagt zich af waarom ik bezuinigd heb op de regeling
draagvlak natuur en heeft een amendement (Tweede Kamer, 29800 XIV, nr.
18) ingediend.
Ook ik hecht aan draagvlak voor natuur. Natuur en milieu-educatie en
projecten die draagvlak creëren zijn daarvoor essentieel. Daarom heb
ik erop toegezien dat er dit jaar net als in 2004 voor de regeling
draagvlak natuur wederom een budgetplafond is opengesteld van EUR
2.000.000. Daarmee is een kasbudget gemoeid van EUR 1,35 mln in 2005
(hetgeen in de begroting 2005 is gedekt) en EUR 0,65 mln in 2006.
Daarnaast heb ik als trekker van het nieuwe programma Leren voor
Duurzame Ontwikkeling 2004-2007 jaarlijks EUR 1,5 miljoen beschikbaar
gesteld. Ik blijf dus onverminderd werken aan draagvlak voor natuur.
Ik handel naar mijn mening dan ook volledig in de geest van het
amendement van mevrouw Kruijsen. Ik ontraad het amendement dan ook.
3. Groene diensten
Mevrouw Kruijsen (PvdA) vroeg mij wanneer gestart wordt met groene
diensten.
Ik kan u melden dat we in het kader van Programma Beheer al veel
groene diensten kennen. Jaarlijks besteed ik tussen de 50 en 60
miljoen euro t.b.v. boeren die groene diensten leveren op het gebied
van natuur en landschap. Daarnaast ga ik, zoals bekend, volgend jaar
ganzenopvang in het kader van agrarisch natuurbeheer invoeren. Dit is
ook een groene dienst. Het gaat op termijn om ca. 10 miljoen per jaar.
Ook ben ik een aantal pilots en verkenningen gestart zoals aangegeven
in mijn brief over Groene Diensten van 1 juli jl. (kenmerk
DN2004/1588). In Langbroekerwetering heeft bijvoorbeeld al een
aanbestedingsronde plaatsgevonden en zijn de opdrachten gegund. Deze
pilots en verkenningen gaan in 2005 en 2006 resultaten opleveren.
Tot slot ben ik gestart met het opstellen van SAN-pakketten met
maatregelen door boeren om via verhoging van het waterpeil de
verdrogingsbestrijding rond de kwetsbare natuurgebieden aan te pakken.
Ik verwacht deze in 2006 of 2007 in te kunnen gaan zetten.
Concluderend kan ik stellen dat ik al een flinke stap gezet heb op het
gebied van Groene Diensten en dat ik dat de komende jaren verder zal
uitbreiden. Verder zie ik bereidheid en initiatieven bij andere
overheden om groene diensten te stimuleren. Ik juich dat toe en waar
nodig en mogelijk faciliteer ik deze initiatieven, waarbij met name
moet worden gedacht aan de Brusselse staatssteunprocedure.
4. KPMG rapport Ooijpolder
Mevrouw Van Velzen (SP) vroeg om een reactie op het KPMG rapport
Ooijpolder.
Met de Verkenning Ooijpolder wordt door de provincie Gelderland een
systeem opgezet dat grondeigenaren en grondgebruikers de mogelijkheid
biedt diensten te leveren in het landelijk gebied. Het gaat in
hoofdzaak om aanleg en duurzaam onderhoud van wandelpaden en
landschapselementen op landbouwbedrijven en op gronden van andere
eigenaren. Zoals ik aan de Tweede Kamer heb toegezegd ben ik bereid
deze Verkenning financieel te ondersteunen, mits verstrekking van de
vergoedingen niet in strijd is met de staatssteunregels. In dat kader
is het van belang te onderkennen dat de beoogde diensten worden
betaald met publieke middelen. Ten algemene geldt dat het geoorloofd
is overheidsgelden aan ondernemers, zoals landbouwers, te verstrekken,
indien daar een concrete economische waarde tegenover staat én de
vergoeding marktconform is. Om dergelijke vergoedingen te kunnen
verstrekken, dient er dus in ieder geval sprake te zijn van een markt.
Een andere insteek is het communautaire staatssteunkader dat de
mogelijkheid biedt landbouwers te stimuleren tot aanpassing van
bedrijfsvoering ten behoeve van milieudoelstellingen, zoals beheer van
landschapselementen; daarvoor kan een vergoeding worden verstrekt die
qua opbouw en hoogte voldoet aan communautaire voorschriften, die
vastliggen in de Kaderverordening plattelandsontwikkeling en de
communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector.
De Verkenning Ooijpolder is gebaseerd op een ingewikkelde constructie,
waarbij - in essentie - landbouwers via vestiging van
erfdienstbaarheden grond onttrekken aan de landbouw ten behoeve van
een stichting; vervolgens kunnen diezelfde landbouwers door de
stichting tegen een vergoeding worden ingeschakeld voor inrichting en
beheer van landschapselementen op aan de landbouw onttrokken gronden.
Deze constructie maakt het op voorhand moeilijk aan te geven hoe de
Verkenning past binnen de hiervoor aangegeven communautaire kaders.
Wat betreft het KPMG-rapport 'Groen-blauw scoort met een LOP!' wil ik
het volgende nog opmerken. KPMG gaat in het rapport in op relevante
communautaire kaders. Het KPMG-rapport toetst echter de maatregelen
van het Ooijpolder-project niet concreet aan die kaders; het rapport
komt met een voorlopige conclusie dat, indien aan bepaalde voorwaarden
wordt voldaan, de maatregelen buiten het staatssteunkader kunnen
vallen. Op basis van het rapport kan echter niet worden geconcludeerd
dat consultatie in Brussel ook achterwege kan blijven. Ik ben dan ook
bereid om samen met de provincie Gelderland - die als trekker en
uitvoerder verantwoordelijk is voor de Verkenning - Brussel te
consulteren. Naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Vos zal ik
dat zo spoedig mogelijk ter hand nemen.
5. De historische ontwikkeling van de typen natuur binnen de
Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
In de nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur werd uitgegaan van
een omvang van de EHS van 744.500 hectare. Het betrof de 'droge'
natuur op het land. De opbouw was als volgt:
Taakstelling NvM
hectares
Bestaande natuurterreinen 453.500
Nieuwe natuur (reservaten en natuurontwikkelingsgebieden)
Het betreft een uitbreiding van de EHS waarbij sprake is van
functiewijziging van landbouw naar natuur. 151.500 *)
Beheersgebieden
Het betreft een uitbreiding van de EHS waarbij geen sprake is van
functiewijziging (de landbouwfunctie van de gronden
blijftgehandhaafd). 90.000
Robuuste verbindingen
Het betreft een uitbreiding van de EHS waarbij sprake is van
functiewijziging van landbouw naar natuur. 27.000
Aankoopbuffer in het kader van groen-blauwe dooradering 10.000
Niet door rijksmiddelen gedekte ecologische verbindingszones
(ecologische verbindingszones die niet overlappen met de robuuste
verbindingen) 12.500
Totaal 744.500
*) Van de 151.500 hectare nieuwe natuur wordt 19.200 hectare
gerealiseerd via particulier natuurbeheer (SN-functieverandering)
In de Agenda Vitaal Platteland en het Meerjarenprogramma Vitaal
Platteland zijn de beleidscategorieën ecologische verbindingszones,
die financieel niet gedekt zijn, (12.500 hectare) en de groen-blauwe
dooradering (10.000 hectare) geschrapt. In totaal neemt de omvang van
de EHS hiermee met 22.500 hectare af.
Aan de EHS op het land is toegevoegd 6.500 hectare natte
natuurontwikkeling 'op het land'. Realisering van deze doelstelling
vindt plaats door financiering uit de zogenaamde ICES2-middelen. In de
nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur waren deze hectares
opgenomen in het Programma Nat Natuurlijk.
Taakstelling NvM
hectares
Bestaande natuurterreinen 453.500
Nieuwe natuur (reservaten en natuurontwikkelingsgebieden)
Het betreft een uitbreiding van de EHS waarbij sprake is van
functiewijziging van landbouw naar natuur. 151.500
Beheersgebieden
Het betreft een uitbreiding van de EHS waarbij geen sprake is van
functiewijziging (de landbouwfunctie van de gronden
blijftgehandhaafd). 90.000
Natte natuur
Het betreft een uitbreiding van de EHS waarbij sprake is van
functiewijziging van landbouw naar natuur. 6.500
Totaal 728.500
N.B.: Buiten de EHS geldt een taakstelling van 45.000 hectare
beheersgebieden.
Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Kruijsen hoe de verdeling van
de omslag van minder verwerving naar meer beheer (60% verwerving en
40% beheer waarvan 30% particulier natuurbeheer en 10% agrarisch
natuurbeheer) in dit overzicht zijn terug te vinden, kan ik het
volgende meedelen.
Aangrijpingspunt voor de omslag is de restanttaakstelling voor de
grondverwerving voor de nieuwe natuur (reservaten en
natuurontwikkelingsgebieden) en de robuuste verbindingen op 1-1-2004.
Van deze restanttaakstelling wordt 60% in het vervolg gerealiseerd via
verwerving en 40% via beheer (waarvan 30% via particulier natuurbeheer
(SN-functieverandering) en 10% via agrarisch natuurbeheer (SAN)). De
omslag heeft derhalve geen betrekking op de totale taakstelling nieuwe
natuur en robuuste verbindingen, maar op de hectares die op 1-1-2004
nog moesten worden verworven.
De doelstelling voor particulier natuurbeheer als gevolg van de omslag
komt bovenop de medio jaren negentig afgesproken doelstelling voor
particulier natuurbeheer van 19.200 hectare.
Dit betekent het volgende voor de wijze waarop de taakstellingen voor
nieuwe natuur en de robuuste verbindingen worden gerealiseerd.
Taakstelling
(hectare) Totaal te realiseren via verwerving waarvan nog te
realiseren op 1 januari 2004 Totaal te realiseren via particulier
natuurbeheer (SN-functieverandering) Totaal te realiseren via
agrarischnatuurbeheer (SAN)
Nieuwe natuur 151.500 111.500 31.000 35.000 *) 5.000
Robuuste verbindingen 27.000 16.500 16.000 8.000 2.500
*) Inclusief de 19.200 hectare particulier natuurbeheer die medio
jaren negentig is afgesproken.
6. De toelichting op de kosten van verwerving ten opzichte van
particulier natuurbeheer.
In het debat is door mevrouw Kruijsen het verschil in kosten per
hectare tussen verwerving en particulier natuurbeheer aan de orde
gesteld.
Verwerving kost gemiddeld EUR 35.000 per ha terwijl bij particulier
natuurbeheer gerekend wordt met EUR 2.000 gedurende 30 jaar, wat een
totaal aan kosten oplevert van EUR 60.000 per ha.
Ter nadere toelichting daarop het volgende.
Verwerving van grond kost gemiddeld EUR 35.000 per hectare. Dit is de
agrarische waarde. Deze kosten worden in één keer ten laste van de
begroting gebracht.
De kosten van functieverandering bij particulier natuurbeheer
betreffen het verschil tussen de agrarische waarde en de natuurwaarde.
Uitgaande van een gemiddelde waarde van een hectare landbouwgrond van
EUR 35.000 en van natuurgrond van EUR 5.000 wordt met de subsidie voor
functiewijziging de waardevermindering van EUR 30.000 per hectare door
LNV betaald. Dit vindt plaats over een periode van 30 jaar. Bij een
vergoeding voor rente en aflossing van totaal ca. 6,5% levert dit een
subsidiebedrag op van circa EUR 2.000 per jaar gedurende 30 jaar; na
jaar 30 heeft de eigenaar EUR 60.000 ontvangen.
Het grote verschil in de kosten wordt veroorzaakt door de betaling à
fonds perdu van EUR 35.000 ten opzichte van EUR 60.000 in partjes van
EUR 2.000 per jaar gedurende 30 jaar.
Bij de vergelijking van de kosten moet rekening gehouden worden met de
factor tijd.
De EUR 60.000 die over de periode van 30 jaar wordt uitgekeerd heeft
(omgerekend naar de waarde van nu) een contantewaarde van ca. EUR
35.000.
Het Milieu- en natuurplanbureau (MNP) heeft de kosten van verwerving
en van particulier natuurbeheer in een studie vergeleken. Het
resultaat is op 7 november 2002 (kenmerk 2437/02 MNP vEg/LB/hvk) naar
de Tweede Kamer gestuurd. Het Milieu- en Natuurplanbureau komt tot de
conclusie dat particulier natuurbeheer 10 tot 15% goedkoper is dan
verwerving.
7. Stichting Wijken en Winnen
De heer Atsma vraagt of ik bereid ben om samen met mijn collega van
Sociale Zaken te bekijken of we de Stichting Wijken en Winnen een hart
onder de riem zouden kunnen steken met een pro-actieve benadering en
hen als ministeries willen inschakelen.
De Stichting 'Wijken en Winnen' heeft in het kader van het
SEP-veehouderij succesvol programma's uitgevoerd in het begeleiden van
agrariërs die gedwongen of vrijwillig hun bedrijf moeten beëindigen.
Het SEP-veehouderij programma liep van 1999 tot 2003. Door de uitbraak
van de Vogelpest is de SEP-structuur nog tot half 2004 in de benen
gebleven. Omdat de SEP-structuur nu ten einde is, is er geen
mogelijkheid meer om de Stichting 'Wijken en Winnen' hierbinnen te
financieren.
Ik heb reeds met het ministerie van SZW overlegd over de mogelijkheden
tot ondersteuning vanuit de rijksoverheid. De overheid heeft in het
kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB) de verantwoordelijkheid voor
de inzet van middelen voor arbeidsinschakeling neergelegd bij de
gemeentes, de overheid toetst de gemeenten marginaal, namelijk of de
uitgaven die de gemeenten doen met het geld dat het Rijk hen
verstrekt, worden gedaan binnen de WWB. Gemeenten bepalen zelf welke
bedrijven worden ingehuurd voor reïntegratie van ex-agrariërs en
hoeveel financiële middelen zij hiervoor reserveren. De Stichting
Wijken en Winnen kan dus door gemeenten hiervoor worden ingeschakeld.
Ik heb dat reeds meegedeeld in mijn brief van 6 februari 2004. Het is
niet (meer) aan de rijksoverheid te bepalen welk reïntegratiebedrijf
ex-agrariërs moet ondersteunen.
Overigens heb ik in mijn brief van 6 februari ook gemeld dat voor
beëindigende landbouwers reeds mogelijkheden bestaan voor begeleiding
vanuit het project van Crisis tot Kans, dat vorig jaar is gestart en
waarin LTO-advies, DLV, de Telefonische Hulpdienst Agrariërs (THDA) en
de Zelforganisatie Bedrijfsbeëindigers (ZOB) samenwerken.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit