Toespraak van minister Dekker op het congres 'Brabant Bouwt?!' in Den
Bosch op 17 november 2004
Dames en heren,
Het is me opgevallen dat de organisatoren van dit congres een
vraagteken en een uitroepteken achter 'Brabant Bouwt' hebben gezet.
Het vraagteken staat er hoop ik niet alleen omdat u twijfelt aan de
eigen mogelijkheden om te bouwen, maar ook omdat u zich afvraagt of de
bestaande mogelijkheden wel voldoende worden benut. Het uitroepteken
zie ik als het vaste voornemen om voluit aan de slag te gaan. En daar
ben ik uiteraard zeer verheugd over.
Gedeputeerde Paul Rüpp liet afgelopen maandag via het Brabants
Nieuwsblad weten dat gemeenten zelf meer kunnen doen om de
bouwproductie aan te jagen en soms onterecht de bal bij de provincie
neerleggen. Een uitspraak die op dit congres niet onbesproken kan
blijven.
Al in 2001 heeft het ministerie van VROM de oorzaken voor stagnatie op
een rijtje gezet. Er was teveel beleid en teveel regelgeving.
Gemeenten en marktpartijen beschikten over te weinig mensen, de
rolverdeling tussen beide was onduidelijk, onderhandelingen verliepen
vaak moeizaam.
Deze problemen werden ook hier in Brabant gevoeld. En eerlijk gezegd
zijn ze nog niet helemaal verdwenen. Het dieptepunt in de Brabantse
woningbouwproductie mag dan voorbij zijn, recent onderzoek van de
provincie laat zien dat de vele regels, de economische situatie en de
lange doorlooptijden van procedures als hindernissen worden ervaren.
Mijn ministerie en u in Brabant zijn druk bezig daar verandering in
aan te brengen. Samen maken we ruimte voor woningbouw in letterlijke
én in figuurlijke zin.
Met ruimte maken in letterlijke zin doel ik op het scheppen van
mogelijkheden in de ruimtelijke ordening. Met ruimte maken in
figuurlijke zin bedoel ik het scheppen van voorwaarden, zoals het
huurbeleid moderniseren en stimuleren van nieuwbouw en stedelijke
vernieuwing.
Heb ik het over ruimte maken in letterlijke zin, dan heb ik het
natuurlijk over de Nota Ruimte die ik onlangs heb gepresenteerd.
Daarin staat één ding voorop: de tijd dat het ministerie alles vanuit
Den Haag wilde regelen, is definitief voorbij. In Den Haag hebben we
niet de wijsheid in pacht, noch alle oplossingen paraat. Maar we
kunnen wel voorwaarden scheppen waarbinnen burgers, bedrijven en
overheden die oplossingen zelf vorm kunnen geven. Het gaat niet alleen
om minder regels, maar ook om meer eigen initiatief van deze partijen.
De rol van het Rijk richt zich met name op het stimuleren van de bouw
en het stellen van kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling. Die kaders
zijn ten eerste de nationale ruimtelijke hoofdstructuur en ten tweede
de basiskwaliteit die maatwerk voor een goede ruimtelijke kwaliteit
garandeert.
Met die hoofdstructuur bedoelen we de zes nationale stedelijke
netwerken, de mainports Schiphol en de haven van Rotterdam, en de
brainport in Eindhoven. Het gaat dus in de eerste plaats om het
faciliteren van de nationale economische kernzones, zodanig dat ze
zich optimaal kunnen ontwikkelen. Maar daarnaast borgt de
hoofdstructuur ook de Nationale Landschappen en ruimte voor
verantwoord waterbeheer.
Ook voor de verstedelijking schept het Rijk kaders. Gemeenten moeten
genoeg ruimte krijgen om hun eigen natuurlijke aanwas te kunnen
opvangen. Daarnaast formuleert de Nota Ruimte doelstellingen voor de
bundeling van verstedelijking en economische activiteiten. Bundeling
versterkt de functie van de steden als economische en culturele motor.
De Nota Ruimte geeft voor het hele land bundelingsgebieden binnen de
nationale stedelijke netwerken aan. De provincie neemt deze gebieden
over en voegt er desgewenst eigen gebieden aan toe.
De Tweede Kamer behandelt momenteel een wetsvoorstel voor een geheel
nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Als uitwerking daarvan komt er ook
een nieuw Besluit ruimtelijke ordening. Die wet en dat besluit zullen
gemeenten en provincies daadwerkelijk ruimte bieden.
Wet en besluit hebben ook betekenis voor schrik niet ongeveer 40
andere wetten, die moeten worden aangepast. Ik hoop dat met de
parlementaire behandeling het komende jaar goede voortgang zal kunnen
worden geboekt.
Bovendien werk ik aan een doeltreffende regeling van de
grondexploitatie. Ik verwacht dat ik het wetsvoorstel daarvoor in het
vroege voorjaar aan de Tweede Kamer kan sturen.
Snellere procedures en minder administratieve lasten wil ik ook
bereiken met invoering van één VROM-vergunning, die veel bestaande
vergunningen zal gaan vervangen. Komend jaar zal ik concrete
voorstellen presenteren.
Vooruitlopend op die VROM-verguning wil ik op afzienbare termijn een
coördinatieregeling van kracht laten zijn. Het gaat om de introductie
van een geheel nieuwe regeling in de Wet op de Ruimtelijke Ordening
voor projecten op gemeentelijk niveau. Projecten die in de praktijk
nauw samenhangen.
De regeling zorgt voor een aanzienlijke versnelling van procedures.
Deze regeling is op dit moment opgenomen in het wetsvoorstel voor een
nieuwe Wet ruimtelijke ordening, dus dat duurt nog even. Om toch al
snel met deze regeling aan de slag te kunnen, heeft de regering op
mijn voorstel besloten tussentijds de huidige Wet op de Ruimtelijke
Ordening te wijzigingen.
Hier in Brabant bent u ondertussen op de goede weg. Ik denk aan het
streekplan van uw provincie en de uitwerking ervan voor de stedelijke
regios. Die geven een goede invulling aan de Nota Ruimte. Het beleid
voor bouwen in het buitengebied is in lijn met de nota, en de
doelstellingen op het gebied van bundeling en intensivering worden
ruimschoots gehaald. De notitie Wonen in perspectief, die de provincie
vorig jaar liet verschijnen, garandeert bovendien een goede afstemming
van vraag en aanbod, en het actieprogramma uit maart van dit jaar
schetst, ten slotte, tien lijnen die de provincie kan volgen om de
stagnatie in de woningbouw daadwerkelijk aan te pakken. Ik noem als
voorbeelden de verbetering van de monitoring, heldere indicatoren van
bouwstagnatie en het investeringsbudget stedelijke vernieuwing.
Daarmee kom ik op het figuurlijk scheppen van ruimte. Om dat te doen
heb ik drie initiatieven genomen. De eerste is de modernisering van
het huurbeleid. Daartoe wil ik het investeringsklimaat voor
verhuurders verbeteren, zorgen voor een betere
prijs/kwaliteit-verhouding van huurwoningen en voor een betaalbare
woningvoorraad. Het betekent onmiskenbaar een lastenverzwaring voor
huurders, maar daarvoor worden huursubsidieontvangers gecompenseerd.
Er zijn harde afspraken gemaakt over de bouwinitiatieven van
verhuurders die tegenover de huurverhoging en liberalisering op de
huurmarkt staan. Als in 2008 blijkt dat verhuurders zich niet aan de
afspraken hebben gehouden, gaat de huurverruiming alsnog niet door!
Mijn tweede initiatief is de versnelling van het proces van stedelijke
vernieuwing. De verloedering in de wijken moet worden gestopt. Het
kabinet heeft daarvoor ongeveer 1,4 miljard euro beschikbaar gesteld.
Een bedrag voor vijf jaar, voor het hele land. Ik heb daar nog eens 90
miljoen euro bij gelegd, specifiek voor 56 probleemwijken, waaronder
een aantal Brabantse. Het gaat om verbetering van de kwaliteit van de
woningen, van de voorzieningen en van de leefomgeving.
Mijn derde initiatief is ervoor zorgen dat er meer nieuwe woningen
worden gebouwd. Ik wil het woningtekort terugbrengen tot een
aanvaardbaar niveau. Dat is ongeveer 1,5 procent van de totale
woningvoorraad in 2010. Van 2005 tot en met 2010 moeten er in
Nederland ruim 400.000 woningen worden gebouwd. Daartoe maak ik met 20
stedelijke regios de zogeheten woningbouwafspraken, waaronder vandaag
de eerste met u.
De provincies en de gemeenten werken de kaders die ik zojuist heb
geschetst verder uit. De provincies doen dat door op tijd genoeg
plancapaciteit voor te bereiden, procedures te versnellen en harde
afspraken te maken over infrastructuurprojecten die aan de woningbouw
zijn gerelateerd. De gemeenten moeten, samen met andere partijen,
zorgen voor maatwerk. Zij moeten creatief inspelen op de behoeften die
bij woningzoekenden bestaan. Bij mijn bezoek aan het nieuwe
woonzorgcentrum Heelwijk in Bernheze vanmorgen heb ik kunnen zien hoe
daar op een voorbeeldige manier gestalte is gegeven aan de combinatie
van wonen, zorg en dienstverlening. Een voorwaarde om lang en prettig
zelfstandig te kunnen blijven wonen.
Mijn ministerie helpt de provincies en de gemeenten bij de uitwerking
en de daadwerkelijke uitvoering van hun plannen. Aanjaagteams moeten
lokale partijen helpen vastgelopen bouwprocessen vlot te trekken.
Dit jaar en vorig jaar is op tien locaties in Nederland ervaring met
aanjaagteams opgedaan. Een van die tien was de Groote Wielen in Den
Bosch. Inmiddels wordt daar volop gebouwd. Met hulp van een
aanjaagteam van VROM is de 'sense of urgency' bij de sleutelpartijen
vergroot. Hierdoor zijn de lopende discussies en procedures versneld
afgerond.
Het komt nu aan op de uitvoering, waartoe ik de gemeenten en vooral de
bouwers van harte wil aansporen. Daarbij wil ik de rol van de
woningcorporaties niet onvermeld laten. De gemeenten, zowel grote als
kleine, moeten de corporaties de ruimte geven om de komende jaren
flink te gaan bouwen, allereerst door locaties aan te wijzen, maar ook
op andere manieren. Den Bosch geeft wat mij betreft het goede
voorbeeld. Het heeft met de corporaties een akkoord opgesteld waarin
de corporaties de komende 5 jaar de ruimte krijgen voor de bouw van
3400 woningen. De gemeente geeft ook aan hoe ze de corporaties daarbij
wil helpen. Ook de pogingen van Breda en Tilburg om tot goede
regionale samenwerking en afstemming te komen binnen hun stedelijke
regio, steun ik van harte.
Het spreekt vanzelf dat we vanuit het ministerie de voortgang van deze
moeilijke taak om meer woningen te bouwen op de voet willen volgen.
Net als de provincie, die daartoe verbeteringen in haar monitoring
heeft aangebracht. We moeten de ontwikkelingen voor zijn door de
vinger aan de pols te houden. Blijven er genoeg locaties beschikbaar?
Worden bestuurlijke conflicten tijdig opgelost? We moeten hindernissen
op tijd slechten, niet als het al te laat is.
Dames en heren,
Zo dadelijk zal ik hier samen met de wethouders van Tilburg, Breda en
Den Bosch en de gedeputeerde van provincie Noord-Brabant een
handtekening onder de woningbouwafspraken zetten. Daarmee wordt voor
gemeenten en bouwers de ruimte geschapen om weer te gaan bouwen. De
bal ligt nu bij hen. Ik reken op een voltreffer.
Op 6 december behandelt de Tweede Kamer de Nota Ruimte. De vraag die
daarbij aan de orde zal komen, is of de provincies en de gemeenten wel
goed kunnen omgaan met de ruimte die ze wordt geboden. Gezien de
daadkracht en het elan, die zelfs al te bespeuren zijn in een vraag-
en een uitroepteken, ben ik daar vast van overtuigd.
Ik zal de ontwikkelingen in Brabant op de voet en met belangstelling
volgen en roep alle partijen op tot durf, daadkracht en leiderschap.
Ik wens u veel succes en dank u voor uw aandacht.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer