De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: IZ. 2004/3366
datum: 17-11-2004
onderwerp: Landbouw- en Visserijraad 22-23 november 2004 -
Geannoteerde agenda TRC 2004/7863
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Op 22 en 23 november a.s. vindt in Brussel de eerstvolgende
vergadering plaats van de Raad van de ministers van Landbouw en
Visserij van de Europese Unie. Hierbij informeer ik u over de
voorlopige agenda van de vergadering. Het is mogelijk dat de agenda en
de standpunten die ik als voorzitter daarbij in zal brengen nog
verandert.
Dit zal de eerste Raad zijn met de nieuwe Commissievertegenwoordigers,
te weten mevrouw Mariann Fischer Boel, Commissaris voor Landbouw en
Plattelandsontwikkeling, Commissaris Joe Borg voor Visserij en
Maritieme Aangelegenheden en Commissaris Markos Kyprianou voor
Gezondheid en Consumentenbescherming. Ook zal voor deze gelegenheid de
nieuwe Commissaris voor Wetenschap en Onderzoek, de heer Janez
Potocnik, bij de Raad aanwezig zijn.
Op het gebied van landbouw zal het Nederlands voorzitterschap streven
naar overeenstemming over het voorstel voor dierenwelzijn tijdens
transport. Daartoe heeft het voorzitterschap recentelijk een
compromistekst aan de lidstaten voorgelegd. Ook zal het
voorzitterschap zijn conclusies presenteren van een enquête over de
wenselijkheid en mogelijkheden van communautaire samenwerking tussen
onderzoeksfinanciers. Ten slotte zal de Raad debatteren over de
recente Mededeling van de Commissie over de hervorming van de
suikersector, over de voorstellen voor het
plattelandsontwikkelingsfonds voor de periode 2007-2013 en over de
financiering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Besluitvorming
over deze punten is niet voorzien.
Wat visserij betreft bespreekt de Raad ter besluitvorming een voorstel
over de (jaarlijkse) vaststelling oriëntatieprijzen voor een aantal
visserijproducten opgenomen in de bijlagen I, II en III van de
Gemeenschappelijke Marktordening, en een voorstel tot wijziging van de
verordening met TAC's (Total Allowable Catches) voor diepzeesoorten.
Voorts streeft het voorzitterschap ernaar een gemeenschappelijk
standpunt over de Europese inzet in de onderhandelingen met Noorwegen
over een bilateraal visserijakkoord.
Tot slot zal de Raad van gedachten wisselen over het recente
Commissievoorstel voor een Europees Visserijfonds (EVF) voor de
periode 2007-2013, over het Commissievoorstel voor een verordening
betreffende de elektronische registratie en melding van
visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie, en over het
visserijbeheer in de Oostzee.
1. Vaststelling van de agenda
2. Goedkeuring van de lijst met A-punten
Voor zover nu bekend zal het volgende voorstel als A-punt aan de
Raad ter goedkeuring worden voorgelegd:
+ Voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van
het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot de
verlenging van de Internationale Overeenkomst van 1986 voor
olijfolie en tafelolijven.
3. Dierenwelzijn tijdens transport
(Aanneming)
In april is de Raad er niet in geslaagd overeenstemming te
bereiken over het Commissievoorstel inzake de bescherming van
dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten
(zie mijn brief aan uw Kamer d.d. 6 mei 2004 met het verslag van
de Raad, Kamerstuk nr. 2003-2004, 21501-32, Nr. 75 TK). Met name
de uiteenlopende standpunten over de rij- en rusttijden en de
beladingsgraad bleken een akkoord in de weg te staan.
Nederland heeft zich aan het begin van het voorzitterschap bereid
verklaard om het onderwerp op de agenda te plaatsen op voorwaarde
dat de lidstaten bereid zijn tot beweging op dit dossier. Bij
verdere sondering is vast komen te staan dat lidstaten inderdaad
bereid zijn mee te werken aan een compromis, mits dit geen
consequenties heeft voor de bestaande rij- en rusttijden en de
beladingsgraad. Dit was voor Nederland aanleiding te komen met een
compromisvoorstel. Hierbij is bewust gekozen voor een
stap-voor-stap benadering, waarbij rij- en rusttijden en de
beladingsgraad op dit moment ongewijzigd blijven. Het voorstel
voorziet in een revisierapport van de Commissie, dat indien nodig
vergezeld zal worden van passende voorstellen voor rij- en
rusttijden en beladingsgraad.
Daarnaast tracht het Nederlandse voorzitterschap verbeteringen aan
te brengen in de transportomstandigheden door onder meer:
+ Verbeterde handhaving en controle, waarbij het verplicht
stellen van een satelliet navigatiesysteem een goed handvat
biedt;
+ Voor lange afstanden strengere eisen aan opleiding en
goedkeuring van transportautorisaties. Tevens zal de
chauffeur een certificaat bij zich dienen te dragen na het
afleggen van een opleiding;
+ Adequate sanctiemogelijkheden op nationaal gebied en de
uitwisseling van relevante informatie tussen lidstaten
verbeteren;
+ Gedeelde verantwoordelijkheid voor het welzijn van dieren
tijdens transport; niet alleen de transporteur, maar personen
binnen de gehele keten kunnen verantwoordelijk worden gesteld
bij overtredingen.
Daarnaast zijn er ook andere veranderingen in het voorstel
opgenomen waarover al tijdens het Iers voorzitterschap
overeenstemming was bereikt. Het betreft onder andere keuringen
van zeeschepen, zee- en wegcontainers en aanvullende eisen inzake
geschiktheid van dieren voor vervoer.
De voorgestelde wijzigingen betekenen een flinke verbetering ten
opzichte van de huidige situatie, met name op het gebied van
controle.
4. Samenwerking tussen onderzoeksfinanciers
(Presentatie van het voorzitterschap)
Tijdens de Raad van 19 juli jl. heeft het Nederlands
voorzitterschap een initiatief gepresenteerd om op communautair
niveau de samenwerking tussen onderzoeksfinanciers te stimuleren
(zie mijn brief aan uw Kamer d.d. 17 september 2004 met het
verslag van de Raad, Kamerstuk 2003-2004, 21501-32, nr. 90, TK).
Dit thema heb ik benoemd als een van de accenten van het
voorzitterschap van de Raad. Om de behoeften in de lidstaten voor
samenwerking op dit gebied beter in kaart te brengen is onder de
lidstaten een vragenlijst uitgezet.
Het voorzitterschap zal aan de Raad de uitkomsten van deze
inventarisatie presenteren. De belangrijkste conclusie is dat alle
lidstaten hebben aangegeven de samenwerking te willen versterken.
Als terreinen voor mogelijke samenwerking zijn onder meer genoemd
duurzame productie, voedselveiligheid, technologie-ontwikkeling en
plattelandsontwikkeling.
Het voorzitterschap zal de lidstaten voorstellen één tot twee keer
per jaar een bijeenkomst op hoog niveau te houden om thema's te
bespreken voor samenwerking bij agendering van onderzoek en de
voorbereiding daarvan. Verder zal het voorzitterschap de Commissie
en lidstaten oproepen de ontwikkeling te bevorderen van een
gezamenlijke onderzoeksagenda en gezamenlijke
onderzoeksactiviteiten.
5. Hervorming van de suikersector
(Beleidsdebat)
In de Raad van 19 juli jl. heeft de Commissie haar Mededeling over
de hervorming van de suikersector gepresenteerd (zie mijn brief
aan uw Kamer d.d. 17 september 2004 met het verslag van de Raad,
Kamerstuk 2003-2004, 21501-32, nr. 90, TK). Na een eerste ronde
van technische besprekingen op ambtelijk niveau zal de Raad nu
gevraagd worden verder richting te geven aan de discussie over de
hervorming van de sector. Dit debat zal gestructureerd worden aan
de hand van een aantal vragen die het voorzitterschap voorbereidt.
De discussie zal zich vooral richten op de noodzaak van
hervorming, de voorgestelde vereenvoudiging van de
suikermarktordening, de relatie met (iso)glucose, zetmeel,
sucrochemische suikers en bio-ethanol, en de externe aspecten van
hervorming.
Nederland steunt de voorstellen van de Commissie in grote lijnen.
Nederland is voorstander van substantiële verkleining van het
verschil tussen de EU-prijs voor suiker en de wereldmarktprijs,
van gedeeltelijke compensatie via ontkoppelde inkomenssteun en van
daling van de Europese suikerproductie. De verhandelbaarheid van
quota is voor Nederland essentieel om een internationaal
concurrentiekrachtigere suikersector te realiseren. Om alle
betrokken partijen voldoende tijd te bieden tot aanpassing, kan
een langere looptijd worden overwogen dan nu wordt voorgesteld (3
jaar). Voor Nederland is tevens van belang dat de chemische en
farmaceutische industrie ook na hervormingen beschikken over
voldoende suiker als grondstof tegen een concurrerende prijs.
Nederland meent dat rekening moet worden gehouden met de gevolgen
van de prijsdaling voor de 17 ACS-landen onder het Suikerprotocol
en voor de suikerproducerende minst ontwikkelde landen (MOL's).
Die landen waar de suikersector ook na de EU hervorming
perspectief heeft, zouden bijvoorbeeld extra markttoegang kunnen
krijgen door actieve bevordering van re-allocatie van de huidige
verdeling van ACS-suikerquota. De landen zonder perspectief in de
suikersector moeten steun krijgen bij herstructurering,
diversificatie en sanering.
6. - Plattelandsontwikkelingsfonds (2007-2013)
- Financiering van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid
(Beleidsdebat)
Op 14 juli jl. heeft de Commissie haar voorstel gepresenteerd voor
een verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (zie mijn
brief aan uw Kamer d.d. 17 september 2004 met het verslag van de
Raad, Kamerstuk 2003-2004, 21501-32, nr. 90, TK). Dit voorstel
maakt integraal onderdeel uit van het totale pakket Financiële
Perspectieven 2007-2013.
De verordening bouwt voort op de doelstellingen van het Europese
plattelandsbeleid die tijdens de Conferentie van Salzburg
(november 2003) zijn vastgesteld. Langs de lijnen van deze
doelstellingen worden de voorgestelde maatregelen gegroepeerd
onder drie zogenaamde prioriteitsassen. De maatregelen zijn sterk
geënt op de huidige plattelandsmaatregelen. De eerste as richt
zich op de economische versterking van de landbouw- en
bosbouwsector. De tweede as betreft het beheer van het platteland
en bevat maatregelen voor duurzaam beheer van landbouw- en
bosgronden. De derde as richt zich op de diversificatie van de
plattelandseconomie en de kwaliteit van het bestaan op het
platteland. Daarnaast wordt het huidige Communautaire Initiatief
Leader-plus geïntegreerd in de verordening. Leader-plus is een
'bottom-up' benadering, waarbij gebruik wordt gemaakt van
initiatieven van lokale belangen. Ter vereenvoudiging van de
uitvoering komt er één plattelandsfonds voor alle maatregelen.
De nieuwe verordening introduceert een meer strategische
benadering van het EU plattelandsbeleid als basis voor de
(nationale of regionale) programma's.
De strategische benadering bestaat uit het opstellen van een
Europees strategisch document, vast te stellen door de Raad, dat
de uitgangspunten en centrale Europese doelstellingen voor het
plattelandsbeleid bevat. Op basis van deze EU-strategie moeten de
lidstaten nationale strategieën opstellen die op hun beurt de
basis vormen voor de concrete programma's van maatregelen. Volgend
op de nationale strategieën worden de plattelandsprogramma's
opgesteld waarin de concrete uitwerking plaatsvindt. Voorts
bestaat de strategische sturing uit een voorgeschreven minimale
verdeling van de EU-gelden over de drie prioriteitsassen, waarmee
de Commissie een evenwichtige programmering in de programma's
beoogt te bewaken.
In het voorstel is ten slotte de mogelijkheid opgenomen om boeren
vergoedingen toe te kennen voor gebieden die als Natura
2000-gebied zijn aangewezen. Hiermee geeft de Commissie gevolg aan
haar mededeling over de financiering van het Natura 2000 beleid.
In deze mededeling stelt de Commissie voor om geen apart fonds
voor Natura 2000 te introduceren. Financiering van de maatregelen
(door de lidstaten becijferd op ruim 6 miljard euro), dient in de
reguliere programma's (waaronder het plattelandsbeleid) te worden
geregeld.
Na een eerste ronde van technische besprekingen op ambtelijk
niveau zal de Raad gevraagd worden in een beleidsdebat richting te
geven aan de discussie over de nieuwe inrichting van het Europese
plattelandsbeleid. Dit debat zal gestructureerd worden aan de hand
van vragen die het voorzitterschap voorbereidt. De discussie zal
zich vooral richten op de doelen van de verordening en de
structuur, de strategische benadering, de drie thematische assen
en de beheersaspecten van het fonds (management, controle,
informatie, monitoring en evaluatie).
In het algemeen staat Nederland positief tegenover het voorstel.
Nederland ondersteunt de doelstellingen van de verordening en
staat ook positief tegenover de integratie van Leader in de
Kaderverordening. Bij de definitieve beoordeling is de vraag van
belang of er werkelijk een vereenvoudiging optreedt voor
begunstigden en overheden. Nederland ziet voordelen in een meer
strategische benadering van het plattelandsbeleid. Deze benadering
moet wel voldoende ruimte bieden voor de aanpak van
plattelandsproblemen in een stedelijke omgeving. Bovendien is
Nederland van mening dat de inhoud van de EU-strategie er moet
zijn vóór definitieve besluitvorming over de verordening.
Nederland wil dat lidstaten die kiezen voor één nationaal
programma de mogelijkheid krijgen om de nationale strategie op te
nemen in het programma.
Ten aanzien van de thematische assen vindt Nederland meer
flexibiliteit en sturing op doelstellingen in plaats van op
voorgeschreven maatregelen wenselijk. Het is in dit verband ook
wenselijk dat integrale ('prioriteit'-overschrijdende) projecten
gesteund kunnen worden. Verder is Nederland geen voorstander van
voorgeschreven minimumpercentages die aan de prioriteiten moeten
worden besteed.
Om de concurrentiekracht van de landbouw te versterken zou
Nederland graag meer aandacht zien voor de positie van de keten,
voor innovatie en voor steun voor biologische landbouw vanuit de
kaderverordening.
Ten slotte is het systeem van beheer, monitoring en evaluatie naar
de mening van Nederland te complex.
In samenhang met het Commissievoorstel voor het
plattelandsontwikkelingsfonds, zal de Raad ook spreken over het
voorstel voor de financiering van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid. De Commissie stelt voor twee financiële regimes te
creëren. Voor het markt- en prijsbeleid (inclusief directe
betalingen) wordt het 'Landbouw Garantie Fonds' (European
Agricultural Guarantee Fund / EAGF) gecreëerd en voor het
plattelandsbeleid het Plattelandsfonds (European Agricultural Fund
for Rural Development / EARFD). In hoofdlijnen ondergaat het
financiële regime voor het markt- en prijsbeleid geen grote
wijzigingen. Voor het plattelandsfonds vindt een zekere
flexibilisering van het financiële regime plaats.
Nederland kan zich in hoofdlijnen vinden in het voorstel van de
Commissie. Wel heeft Nederland bezwaren tegen de voorstellen die
leiden tot onnodige verscherping van het financieel beheer. Het
dreigt het uitgangspunt te ondergraven dat het financieel beheer
van het GLB een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van Commissie
en lidstaten en dat lering getrokken moet worden uit het
gezamenlijke beheer. De verscherping zal ertoe leiden dat de
financiële risico's nog veel meer naar de nation ale begrotingen
van de lidstaten worden geschoven.
7. Vaststelling van de oriëntatie- en producentenprijzen voor
bepaalde visserijproducten voor het jaar 2005
(Aanneming)
De Raad behandelt jaarlijks het Commissievoorstel tot vaststelling
van de oriëntatieprijzen voor visserijproducten opgenomen in de
bijlagen I, II en III van de Gemeenschappelijke marktordening.
Besluitvorming is voorzien.
De voorstellen die ten behoeve van de referentieprijzen voor
internationale handel en voor de interventiemechanismen worden
vastgesteld, zijn gebaseerd op marktontwikkelingen en
vangstvooruitzichten en gaan uit van minimalisering van
interventie.
Nederland oordeelt op hoofdlijnen positief over het voorstel, maar
heeft gezien de ontwikkelingen een voorkeur voor lichte aanpassing
van de voorstellen voor Noordzee schol en garnalen.
8. Bilaterale visserijovereenkomst EU-Noorwegen
(Gedachtewisseling/Gemeenschappelijk standpunt)
De Raad heeft een nieuwe gedachtewisseling over de
onderhandelingen met Noorwegen.
Het debat vindt plaats na afloop van de tweede ronde en juist voor
aanvang van de derde onderhandelingsronde met Noorwegen. De
Commissie hoopt de onderhandelingen vóór de Raad in december af te
ronden. De Raad wordt uitgenodigd te komen tot een
gemeenschappelijk standpunt over een belangrijk element van het
akkoord: de transfer van visrechten, met name van Arctische
kabeljauw.
Nederland hecht groot belang aan de tijdige afronding van de
onderhandelingen, zodat de toegang tot elkanders wateren in 2005
tijdig verzekerd is. Ten aanzien van de problematiek van de
transfer van visrechten, is Nederland van mening dat de
oplossingen gezocht moeten worden in de context waarin de
problemen zijn ontstaan.
9. Elektronisch registratie en teledetectie
(Algemene benadering)
De Raad dient, conform bepalingen in de basisverordening GVB
(2371/2002), voor einde 2004 een besluit te nemen over invoering
van elektronische logboeken en van een systeem van teledetectie
ten behoeve van de controle en handhaving. De Raad zal streven
naar een politiek akkoord.
De Commissie stelt voor per 1 januari 2006 elektronische logboeken
en teledetectie te verplichten voor de betrokken vaartuigen van de
Europese vloot.
Nederland is positief over toepassing van moderne methodes ter
ondersteuning van de handhavings- en controletaken. Niettemin acht
Nederland het voorgestelde tijdstip voor inwerkingtreding van de
verordening te vroeg, en heeft Nederland twijfels bij de
verplichtstelling van teledetectiesystemen voor lidstaten die -
zoals Nederland - reeds vergelijkbare systemen toepassen.
10. Europees Visserijfonds (2007-2013)
(Beleidsdebat)
De Raad zal een tweede debat voeren over het Europese
Visserijfonds. Het debat zal plaatsvinden aan de hand van vragen
over belangrijke onderdelen van het voorstel.
Het voorstel maakt onderdeel uit van het pakket voorstellen in het
kader van de nieuwe financiële perspectieven (2007-2013).
Hoofddoel van het voorstel is verdere vergroening van het
visserijbeleid te ondersteunen, onder meer door ondersteuning van
het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) (met name
herstelplannen), versterking van de sociaal-economische basis van
de visserijgemeenschappen en vereenvoudiging van de regels voor de
besteding en verantwoording van de middelen. Het voorstel
bestrijkt EUR 5 mrd voor de gehele periode. Nog niet bekend is
hoeveel Nederland van deze middelen zal ontvangen.
De verwachting is dat dit beperkt zal zijn, aangezien geheel
Nederland in de categorie 'rijke gebieden van de oude Lidstaten'
valt, waarvoor slechts beperkte middelen zijn gereserveerd.
Nederland steunt de voorstellen op hoofdlijnen, in het bijzonder
de 'vergroening' in het kader van het nieuwe GVB. Ook is Nederland
positief over de vereenvoudiging ten aanzien van programmering en
besteding van middelen, al zijn verdere vereenvoudigingen
denkbaar, met name voor lidstaten die beperkte middelen ontvangen.
Nederland acht op onderdelen verbeteringen noodzakelijk. Zo is
Nederland van mening dat casco's na sanering bestemd moeten kunnen
worden voor niet-visserijgerelateerde activiteiten en dat voor
steun aan ondernemingen niet de omvang maar het karakter van de
activiteit centraal moet staan. Ook vindt Nederland ondersteuning
belangrijk van internationale samenwerking bij acties van
collectief belang en van acties van bedrijven in de sfeer van MVO.
Nederland vindt de voorstellen ten aanzien van inland fisheries en
de ultraperifere gebieden voor verbetering vatbaar.
11. Diepzeesoorten
(Aanneming)
De Raad hoopt tot besluitvorming te komen over een voorstel om een
aantal nieuwe lidstaten te integreren in de regelgeving inzake
visserij op diepzeesoorten. Het voorstel behelst een nieuwe
verdeling van de TAC's voor diepzeesoorten, waarbij rekening wordt
gehouden met de zogenaamde 'track records' van de betrokken nieuwe
lidstaten. Nederland ondersteunt het Commissievoorstel op
hoofdlijnen en heeft geen directe belangen in relatie tot dit
wijzigingsvoorstel.
12. Visserijbeheer in de Oostzee
(Gedachtewisseling)
De Raad zal van gedachte wisselen over problemen rond het
visserijbeheer in de Baltische Zee. Het debat zal zich toespitsen
op de wijze waarop tijdens de decemberraad beheersbesluiten
genomen moeten worden voor het kabeljauwbestand in de oostelijke
Baltische Zee. Dit bestand is dramatisch laag waardoor volgens de
Commissie drastische herstelmaatregelen noodzakelijk zijn.
Bovendien dient de Raad zich in verband met herindeling van de
managementgebieden uit te spreken over de verdeling van de TAC's
voor kabeljauw en haring.
Nederland heeft geen directe belangen in dit beheersprobleem.
Nederland ziet in dat het hier gaat om één van de bestanden die in
aanmerking komen voor ingrijpende besluiten tijdens de Raad in
december.
13. Diversen
a) Organisatie van de toekomstige werkzaamheden
De zitting van de eerstvolgende Landbouw- en Visserijraad is
voorzien op 21 en 22 december in Brussel.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit