Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan: de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA Den Haaag
Uw brief Ons kenmerk
FEZ/BGZ/2004/79867
Onderwerp Datum
Beantwoording Kamervragen op de SZW- 19 november 2004
begroting 2005
./. Hierbij doe ik u, mede namens Staatssecretaris van Hoof, de antwoorden toekomen op de
vragen gesteld door de leden van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid over de begroting 2005.
De Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Nr Vraag Blz
van tot
1 Kan worden aangegeven op welke punten de begroting zal worden aangepast op grond van de
door de Tweede Kamer aangenomen motie-Verhagen c.s. (29 800, nr. 4)?
Antwoord
In de Nota van Wijziging op de ontwerp-begroting 2005, die u afzonderlijk bereikt, worden de
begrotingswijzigingen als gevolg van de aangenomen motie Verhagen c.s. opgenomen. Het
betreft:
· efficiencytaakstellingen voor het departement en CWI (artikelen 98 en 22);
· de taakstelling op het reïntegratiebudget van 25 miljoen (artikel 23);
· de wijzigingen in regelgeving van de IOAW ten aanzien van de leeftijdsgrens en de
vermogenstoets (artikel 30).
Overigens bestaat er ook een doorwerking van het brengen van de autokostenfictie onder de LB
vanaf 2006 naar de werknemersverzekeringen WAO/WW. Dit leidt tot hogere uitkeringslasten
van 15 miljoen in 2006 en 30 miljoen in 2007 (artikel 30 en 31).
2 Kan worden aangegeven wat nog moet verbeteren aan de VBTB-opzet van de begroting? 4
2
Antwoord
De regering heeft met de nieuwe begrotingsstructuur met ingang van 2005 de SZW-begroting
meer VBTB -proef gemaakt. Ook de Algemene Rekenkamer constateert in de zogenaamde
"secretarisbrief", die u separaat ontvangt, dat SZW goede vorderingen heeft gemaakt met het
VBTB-proof maken van de begroting. Dat betekent niet dat er geen ruimte zou kunnen zijn voor
aanpassingen of verbeteringen. Van jaar op jaar wordt, o.a. aan de hand van de bespreking van
de begroting in het Parlement, bezien welke verbeteringen kunnen worden aangebracht. Ook het
VBTB-kader zelf wordt in 2004 geëvalueerd. De eventuele aanpassingen die voortvloeien uit
deze evaluatie zullen uiteraard zoveel mogelijk in de begroting 2006 worden verwerkt. Tevens
zal worden bezien of meer kwantitatieve informatie kan worden opgenomen.
3 Welke criteria worden er gehanteerd om gewenste resultaten cq. doelstellingen wel of niet op te 4
nemen in de begroting? Zou het voor de consistentie en overzichtelijkheid niet beter zijn om alle
door SZW gehanteerde doelstellingen in de VBTB-begroting op te nemen?
Antwoord
Kenmerk van de huidige VBTB-begroting is dat in de begroting de beleidsdoelstellingen van de
regering worden opgenomen. Daarbij wordt uitgegaan van de hoofdlijnen van het
regeringsbeleid. Dat betekent dat binnen deze hoofdlijnen alle beleid(sdoelstellingen) op het
terrein van SZW worden afgedekt.
Uiteraard wordt de toegankelijkheid afgewogen tegen de mate van detail in de presentatie van de
doelstellingen. Uitgangspunt is dat er een getrouw beeld wordt geschetst van de doelstellingen
van de regering en de budgetten die daarvoor worden gevraagd zodat het Parlement de allocatie
en autorisatiefunctie adequaat kan uitvoeren.
4 Wat zijn de beschikbare middelen voor reïntegratie van respectievelijk WAO/Wajong, WW en 6
Abw/WWB? Hoe groot is de omzet van private reïntegratiebedrijven en hoe heeft die zich in de
afgelopen jaren ontwikkeld? Wat is de winstmarge van deze bedrijven?
Antwoord
De beschikbare reïntegratiemiddelen begroting 2005 zijn:
WAO/Wajong: 338 miljoen (waarvan voor trajecten inclusief scholing: 161 miljoen)
WW: 80 miljoen.
Abw/WWB: 1647miljoen (incl. stimuleringsregeling ID-banen)
Deze middelen zijn excl. de middelen voor de uitvoeringskosten van reïntegratie.
SZW heeft geen zicht op de omzet van deze bedrijven. Wel heeft SZW zicht op de omvang van
publieke middelen die worden omgezet op de private markt.
In 2004 gaat het voor UWV hierbij om een bedrag van 289 miljoen en voor gemeenten naar
schatting om een bedrag van 250-300 miljoen.
SZW heeft geen zicht op de winstmarge van deze private bedrijven.
5 Moeten de nota's `Kiezen voor groei' en `Nieuwe accenten op het terrein van werk en inkomen' 7
gezien worden als onderdeel van de inhoudelijke onderbouwing van in de begroting gemaakte
keuzes of zijn het bespiegelingen over de toekomstige ontwikkelingen op het beleidsterrein van
SZW ná de looptijd van de thans voorliggende begroting?
Antwoord
Met de nota's `Kiezen voor groei' en `Nieuwe accenten op het terrein van werk en inkomen'
schetst de regering welke overwegingen en doelstellingen ten grondslag liggen aan beleid op het
terrein van economie, werk en inkomen. De nota's bevatten geen concrete nieuwe
beleidsdoelstellingen voor de korte termijn; veeleer schetsten zij een perspectief op economische
groei, werk en inkomen. De nota's zijn daarmee enerzijds een inhoudelijke onderbouwing van de
in de begrotingen van SZW en EZ gemaakte keuzes. Anderzijds beschrijven zij toekomstige
ontwikkelingen die voor sociaal-economisch beleid relevant zijn en formuleren op basis daarvan
uitgangspunten voor toekomstig beleid
6 Kan een overzicht worden gegeven van regelingen die op dit moment nadelig uitpakken voor 7
---
werknemers die flexibel en/of mobiel zijn (deeltijdwerk, regelmatig van werkgever wisselen,
tijdelijke contracten enz.)?
Antwoord
In het algemeen zijn er geen regelingen in de sociale zekerheid aan te wijzen die specifiek
nadelig uitpakken voor werknemers die flexibel en/of mobiel zijn. Bij regelingen die
opbouwelementen kennen, wordt al zoveel mogelijk rekening gehouden met andere dan
standaarddienstverbanden. Hierbij dient echter ook een verband tussen premie betalen en
uitkeringsaanspraken te blijven gehandhaafd om de financierbaarheid niet in gevaar te brengen.
Stimuleren van zelf gekozen flexibiliteit en mobiliteit is voor het kabinet geen doel op zich. Wel
is het beleid erop gericht om belemmeringen die zich daarbij zouden kunnen voordoen zoveel
mogelijk weg te nemen. Voorbeelden hiervan zijn de wettelijke verboden om qua
arbeidsvoorwaarden onderscheid te maken naar arbeidsduur en tussen werknemers met een vast
of een tijdelijk contract, tenzij voor een dergelijk onderscheid een objectieve rechtvaardiging
bestaat. Zie ook het antwoord op vraag 131.
7 Welke mogelijkheden zijn er om in de sociale zekerheid zodanige aanpassingen aan te brengen 7
dat werknemers die flexibel en/of mobiel zijn daarvoor niet worden gestraft? Zijn er
mogelijkheden om die zelf gekozen flexibiliteit en mobiliteit van werknemers te stimuleren?
Antwoord
Zie het antwoord bij vraag 6
8 Het complement van de AIQ is de kapitaalinkomensquote. Kan worden aangegeven hoe deze 9
zich in de periode 1970-2005 heeft ontwikkeld en hoe het onderdeel winstquote zich daarbinnen
heeft ontwikkeld?
Antwoord
Onderstaande grafiek geeft de ontwikkeling van de kapitaalinkomensquote van de marktsector,
alsmede de ontwikkeling van de winstquote die resulteert na aftrek van betaalde rente en
belastingen.
Grafiek 1 Kapitaalinkomensquote en winstquote marktsector
%
25,0
20,0 kapitaalinkomensquote
15,0
10,0
winstquote
5,0
0,0
1971 1973 1975 1977 1979 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005
Bron: MEV 2005, bijlage A5, zie ook par. 3.2.3.
9 Wat is het jaarlijkse koopkrachteffect van de (gestegen) pensioenpremies in de periode 2002 tot 9
2006?
Antwoord
De gemiddeld door werknemers betaalde pensioenpremie (in de marktsector) is volgens de
ramingen van het CPB van 2002 tot en met 2005 gestegen met ongeveer 1%-punt van 4¾% in
4
2002 tot 5¾% in 2005. Het voor de desbetreffende jaren gecumuleerde koopkrachteffect is nihil
voor de laagste inkomens (sociale minima en werknemers met een inkomen op
minimumloonniveau) en loopt op tot ½% voor werknemers met een inkomen van 2*modaal.
10 Kan worden aangegeven welk financieel volume aan uitkeringen in het kader van WAO, 10
Wajong, AOW, Abw/WWB en WW de afgelopen 10 jaar jaarlijks is uitgegeven?
Antwoord
Bedragen in mln. euro
AAW/WAO Wajong WAZ Abw/ WW Vangnet AOW
WWB (Wgf+Awf)
1993 9.888 0 0 4.350 3.496 0 14.912
1994 9.571 0 0 4.487 4.306 0 14.772
1995 9.043 0 0 4.242 4.313 0 15.180
1996 9.288 0 0 4.308 5.006 446 15.853
1997 9.057 0 0 4.226 3.722 1.080 16.609
1998 8.412 1.124 456 3.798 2.908 1.065 17.573
1999 8.711 1.236 475 3.608 2.602 1.124 18.400
2000 8.868 1.286 473 3.745 2.127 1.179 19.099
2001 9.317 1.421 506 4.174 2.184 1.233 20.283
2002 9.860 1.431 517 4.299 2.559 1.316 21.389
2003 10.151 1.596 534 4.526 3.417 1.378 22.428
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid