Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech minister Dekker persconferentie huurbeleid 19 november 2004

Dames en heren,

Mijn huurvoornemens maken heel wat los. Er zijn warme voorstanders, maar er is ook kritiek. Diverse fracties in de Tweede Kamer, woningcorporaties en de gemeenten hebben afgelopen zomer ingestemd met de contouren van een nieuw huurbeleid. Er leven vragen over de uitwerking en felle afwijzing is er ook. Onder meer bij een aantal huurderorganisaties. Bijvoorbeeld in Amsterdam waar huurderverenigingen een alarmerende huurkrant verspreiden met koppen als `Binnen vier jaar uw huis uit?' en `Huren vogelvrij'.

Ik kan mij voorstellen dat die geluiden tot ongerustheid leiden bij huurders. Want in deze krant spreekt een aantal bewoners de vrees uit dat hun woning onbetaalbaar zal worden of dat men gedwongen zal zijn een andere woning te aanvaarden. Veel van die huurders kan ik geruststellen. Zoals de jonge moeder Nike uit de Pieter Aertszstraat die bang is dat de huur van haar kleine etage onbetaalbaar zal worden. Of mevrouw Lens die na 53 jaar tevreden wonen echt niet weg wil van de Marnixkade. Vanaf deze plaats kan ik de situatie van deze mensen niet precies beoordelen. Maar ik wil wel een aantal voorbeelden geven. Want ik hecht eraan om misverstanden en daarmee onnodige onrust bij huursubsidieontvangers te voorkomen.

* Om te beginnen: voor de portemonnee van huursubsidieontvangers verandert er nagenoeg niets! Daarbij gaat het grofweg om een miljoen mensen. Zij hoeven niet te vrezen voor hogere huren, want als zij daarmee al te maken krijgen, worden zij via de huursubsidie gecompenseerd. De korting blijft wel bestaan.
* Ten tweede: voor driekwart van alle huurwoningen blijft het Rijk de maximale huurstijgingen gewoon bepalen. Slechts maximaal een kwart van de woningen zal via de vrije markt kunnen worden verhuurd.

* En voor zover woningen van mensen met huursubsidie straks in het geliberaliseerde deel van de huurmarkt zullen vallen geldt dat zij recht blijven houden op huursubsidie. Ook voor hen verandert dus niets!

* Ten vierde: door mijn plannen zal de jaarlijkse huurstijging de komende 2 jaar lager - ik herhaal: lager - zijn dan wanneer het huidige beleid zou zijn doorgezet! De veranderingen in het huurbeleid worden geleidelijk ingevoerd.

* En last but not least: een tweede bezuinigingsronde op de huursubsidie, danwel de stedelijke vernieuwingsgelden (ISV) heb ik kunnen voorkomen. Die komt nu voor rekening van verhuurders die voor een grotere huurvrijheid straks een bijdrage moeten leveren om de betaalbaarheid voor lagere inkomensgroepen te borgen.

Kortom: als Nike en mevrouw Lens huursubsidie ontvangen, kunnen zij dus gerust zijn, maar ook Saïd uit de Vinkenstraat die bezorgd is om migranten met lage inkomens en Harry die denkt dat hij zijn geboortehuis in de Haarlemmermeerstraat zal moeten verlaten.

Er verandert dus niet zoveel voor ontvangers van Individuele Huursubsidie, maar wel veel voor het totale huurbeleid. En dat is hard nodig ook! Het is heel begrijpelijk dat belangenvertegenwoordigers daartegen hun vertrouwde geluid met kracht laten horen. Ik heb dat afgelopen voorjaar ook mogen meemaken toen ik de Nota Ruimte presenteerde. De keuze voor ruimtelijke ontwikkeling en dynamiek stond voor velen ver af van de traditie van ruimtelijke ordening door behoud en verbod. Niets doen, alles bij het oude laten was voor mij echter geen optie. Dit land mag niet op slot! Er is ruimte nodig voor investeringen en groei, voor nieuwe dynamiek en vitaliteit!

Ook op het terrein van het wonen is niets doen géén optie. Want ik vind het beschamend dat ik nog steeds moet constateren dat er een groot woningtekort bestaat. Dat we nog altijd niet in staat zijn om iedereen te huisvesten op een manier die mensen past. Daarom kies ik ook op de woningmarkt voor het openbreken van een verstarde situatie, voor beweging op de woningmarkt.

Ik wil naar een vraaggerichte woonconsumentenmarkt. Een markt met een ruim en gevarieerd aanbod van huur- en koopwoningen in alle prijsklassen. Naar meer keuzemogelijkheden voor burgers. Zowel in de stad, het stedelijk groen als op het platteland. Een markt die verleidt tot doorstroming en daarmee sociale huurwoningen vrijmaakt voor de mensen die het echt nodig hebben. Alleen zó komen lagere inkomens en speciale doelgroepen zoals starters, ouderen en zorgbehoevenden ook aan hun trekken.

Ik wil daarnaast de middeninkomens voor de stad behouden en een meer gevarieerde woningvoorraad tot stand brengen. En tot slot moet de onttakeling van verouderde en eenvormige wijken stoppen door er snel zichtbare verbeteringen te bereiken.

Dat is bij elkaar een enorme opgave. Die kun je alleen aan door met de partijen in het veld aan een samenhangende aanpak van de woonproblematiek te werken. We draaien daarbij aan drie knoppen tegelijk: de nieuwbouwproductie, de stedelijke vernieuwing én het huurbeleid.

Nieuwbouwproductie

Dat is mijn inzet om het woningtekort terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau, dat is 1,5 tot hoogstens 2% van de totale woningvoorraad in 2010. Daarvoor moeten in de periode 2005 tot en met 2010 zo'n 445.000 woningen bijgebouwd worden. Om dat te bereiken maak ik met alle 20 stedelijke regio's woningbouwafspraken. Realistische afspraken over aantallen woningen en voorwaarden zoals ontsluiting, bodemsanering en groen. Voor de woningbouwproductie is 650 miljoen euro beschikbaar uit het budget Besluit Lokatiegebonden Subsidie (BLS).

In het kader van de nieuwe ruimte in het huurbeleid is het nodig dat corporaties in 2005 een aantal van 15.000 woningen zullen bouwen, in 2006 datzelfde aantal en in 2007 een aantal van 21.000 huizen. De commerciële verhuurders zullen in de periode tot 2010 zeker 4.000 huizen per jaar realiseren. En er is ook een stok achter de deur: géén woningen, géén geld. Zo houden we elkaar scherp.

Stedelijke vernieuwing

Nog in deze kabinetsperiode moeten burgers in hun eigen omgeving kunnen zien en merken dat er iets ten goede aan het veranderen is in de wijk. Het gaat daarbij niet alleen om de kwaliteit van de woning, maar ook om de voorzieningen en de leefomgeving.

Vanuit het ISV-budget is door het kabinet 1,4 miljard euro beschikbaar gesteld. Ik heb 90 miljoen euro vrijgemaakt als specifiek impulsbudget voor de 56 wijken die met voorrang worden aangepakt. Over 23 van deze 56 wijken zijn inmiddels heldere afspraken gemaakt.

Ook hier geldt: `voor wat, hoort wat'. Wijken waar te weinig vooruitgang te constateren valt, zal ik uiteindelijk van de 56 wijkenlijst moeten schrappen. Daarmee komt men dan niet meer in aanmerking voor het impulsbudget.

Modernisering huurbeleid

De modernisering van het huurbeleid is voor mij de derde knop waaraan we draaien om te komen tot de woonconsumentenmarkt waar ieder de woning vindt die hem past. Verhuurders krijgen stap voor stap meer ruimte in het huurbeleid, maar alléén als zij investeren in nieuwe woningen. Die harde afspraak heb ik met verhuurders gemaakt. Ik verwacht dus geen één-op-één-relatie tussen hogere huren en méér doorstroming of productie, maar ik weet wél dat het een essentieel onderdeel is van het pakket van maatregelen om de woningmarkt in beweging te zetten.

Een jaar lang is geprobeerd om dit cruciale onderdeel met betrokken partijen te regelen in de commissie huurbeleid lange termijn. Dat is niet gelukt en daarom heb ik mijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik ben daarbij niet over één nacht ijs gegaan.

Naast een indringend proces van overleg, gedeelde analyses en het sluiten van diverse bestuursakkoorden, hebben we het CPB gevraagd om een contra-expertise van onze berekeningen en model. Om de effecten van het huurbeleid nog dieper te doorgronden.

Ik ben blij dat het planbureau onze cijfers gedegen noemt. Bovendien zie ik in de analyse van het CPB steun voor mijn én-én benadering om de woningmarkt los te trekken. De combinatie van marktwerking én heffing wordt onderschreven. Dat is: én inzetten op nieuwbouw én de modernisering van het huurbeleid. Het één doen zonder het ander te laten.

Ik neem bovendien goede nota van de inschatting van het CPB dat de beweging op de woningmarkt meer toeneemt naarmate het huurbeleid rigoureuzer wordt hervormd. Dat zou kunnen door bijvoorbeeld huursubsidieontvangers die een woning hebben die straks geliberaliseerd wordt geen recht meer te geven op huursubsidie. Maar dat vind ik niet verantwoord; dat zou veel te ver gaan. De betaalbaarheid van het wonen wil ik ook voor deze groep blijven waarborgen. Ik zie dat als mijn verantwoordelijkheid. Zij behouden dus gewoon recht op huursubsidie. Daarmee lever ik in op de doorstromingsambitie. Deze komt nu later op gang, maar om heel goede redenen, zou ik zeggen.

De belangrijkste onzekerheid zit in de reactie van investeerders op het nieuwe beleid. Het CPB heeft gewezen op andere prikkels die een belangrijk effect hebben zoals verruiming van bouwmogelijkheden. Daarvoor geven de Nota Ruimte en de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening alle kans, en bovendien komen er nog voorstellen op het gebied van het grondbeleid.

Het is dus nodig dat ik met de sector harde afspraken maak over de concrete bijdrage van verhuurders aan de nieuwbouwproductie. En dat ga ik ook tussentijds monitoren. Want als in 2008 blijkt dat er onvoldoende huurwoningen gebouwd zijn, zal ik de verruiming van de gemiddelde huurverhoging niet doorvoeren. Het kan immers niet zo zijn dat de bewoner meer voor zijn woning moet gaan betalen, terwijl er nog steeds niets te kiezen valt.

Ik wil met het nieuwe huurbeleid óók de werkelijke waarde van de woning - de marktwaarde - méér tot uitdrukking brengen in de huurprijs. Ik doe dat door binnen het huidige woningwaarderingsstelsel de WOZ-waarde toe te voegen. Sommigen vragen zich af waarom dat nodig is. Dat kan ik gemakkelijk uitleggen aan de hand van twee voorbeelden.

Voorbeeld 1: op dit moment is de maximale huur van een woning in Utrecht net zo hoog als dezelfde woning in Delfzijl. Dat is natuurlijk heel raar. Want de vraag is in Utrecht vele malen groter. Anders dan in de koopsector, krijgt de markt dus niet de gelegenheid zijn werk te doen.

Ander voorbeeld: ook ín Amsterdam blijken de huren weinig relatie te hebben met de marktomstandigheden. Zo kennen populaire wijken met hoge WOZ-waarden (denk aan Amsterdam Oud-Zuid) relatief lage huren, en wijken met relatief lage WOZ-waarden (denk aan de Bijlmer) hoge huren.

Ik wijs u met nadruk op de foto's. Over dit soort woningen hebben we het dus! Ook hieraan zie je dat de markt niet werkt. Dat moet dus anders. En dat is dus niet `wat de gek ervoor geeft', zoals de huurkrant het noemt, maar gewoon dat meer betaald moet worden voor woningen op plekken waar iedereen wel wonen wil.

Daarmee zorg ik er ook voor dat bewoners méér bewust worden van de waarde van hun huurwoning. We gaan de komende jaren geleidelijk toe naar een situatie waarin bewoners meer keuzemogelijkheden krijgen en een eigen afweging kunnen maken. Wat zijn mijn woonwensen, wat wil ik aan wonen uitgeven en wat zijn voor mij reële opties? Daar hoort dus bij dat een woning een prijs heeft die past bij de kwaliteit van de woning.

En daar hoort óók bij dat zulks alleen kan als er ook echt iets te kiezen valt. Daarom wil ik tegelijkertijd het investeringsklimaat voor verhuurders verbeteren. Zodanig dat het voor hen aantrekkelijk wordt om te investeren, ook in de duurdere segmenten. Want daaraan is een gebrek. Bijvoorbeeld in wijken waar nu nog hoofdzakelijk goedkope huurwoningen te vinden zijn. Zo draagt het huurbeleid bij aan doorbreking van de eenvormigheid in wijken en aan meer diversiteit in het woningbestand. En zo kan er ook voor worden gezorgd dat midden- en hogere inkomens niet de stad uit hoeven als zij een grotere of luxere woning zoeken.

Ten slotte wil ik ervoor zorgen dat meer woningen op de vrije markt verhuurd kunnen worden. Op dit moment bepaalt het Rijk voor 95% van de huurwoningen de maximale huur. Dat is eigenlijk vreemd, want daarmee vallen woningen van zeer verschillende kwaliteit en aantrekkelijkheid onder hetzelfde regime en betalen huurders met zeer verschillende inkomens dezelfde huur. Het Rijk hoeft ook niet bijna alle huren te bewaken, want de groep mensen met lage inkomens is vele malen kleiner dan die 95%.

Van de zes miljoen huizen in ons land bestaat de helft uit huurwoningen. Daarvan vallen slechts 150.000 huurwoningen in de vrije sector. Ik wil dat optrekken naar 750.000 woningen met een vrije huur, ofwel een kwart van de huurmarkt. Daardoor kunnen verhuurders meer differentiëren in hun aanbod. Het gaat dan om woningen met een WOZ-waarde van meer dan 100.000 euro in de ene regio, 115.000 euro in de andere regio tot woningen met een WOZ-waarde van meer dan 130.000 euro in de meest gewilde omgeving. Zo komt geld en ondernemingsruimte vrij voor investeringen in het mechanisme: nieuwbouw, stedelijke vernieuwing, doorstroming, keuzevrijheid.

Voor de huurders in dit nieuwe deel van de vrije sector zal een overgangsperiode gaan gelden waarin de huur geleidelijk kan worden opgetrokken naar marktniveau. Bovendien, ik heb het net al gezegd, blijven huursubsidieontvangers recht houden op huursubsidie waarmee de betaalbaarheid voor deze groep blijft geborgd.

En ik onderstreep nogmaals dat voor driekwart van de huurwoningen het Rijk de maximale huur dus gewoon blijft bepalen! Hier geldt dat de huur mag worden aangepast aan de inflatie van het voorafgaande jaar plus een stijging van 1,5% in 2005 die oploopt tot 3% in 2009.

Dan wil ik nog stilstaan bij een zorg van velen: leidt het nieuwe huurbeleid niet tot segregatie? Daarover het volgende. Om te beginnen wil ik benadrukken dat verhuurders niet verplicht zijn de ruimte die zij krijgen overal volledig te benutten. Dat doen ze nu ook al niet. Daarover zullen gemeenten met verhuurders afspraken maken, want ook corporaties hebben een groot belang bij een goede sociale kwaliteit van de wijk.

Ten tweede hoor ik vaak de kritiek dat het beleid middeninkomens uit de stad zou wegjagen. Dat is een mythe. Niet alleen de hoogte van de huren is voor deze groep reden om te verhuizen, maar ook het leefklimaat en gebrek aan duurdere woningen in hun wijk. Daarom moeten corporaties en andere verhuurders juist duurdere woningen bijbouwen, met veel aandacht voor veiligheid, buurtcohesie en voorzieningen. Daarmee kan midden- en hogere inkomens een wooncarrière in de stad worden geboden, en komen tegelijkertijd woningen vrij voor lagere inkomens. Ook hier geldt dus: én-én. Wie hogere huren voor deze hogere inkomensgroepen afwijst en daarbij verwijst naar segregatie, zegt eigenlijk: we moeten goedverdienende burgers blijven stimuleren om een plek bezet te houden die bestemd is voor mensen die geen andere woonopties hebben. Dat kan toch niet de bedoeling zijn!

Dames en heren,

Tot slot: ik wil het woningtekort echt terugdringen en kies daarbij, naast het aanjagen van nieuwbouw en versnelling van stedelijke vernieuwing, voor méér marktwerking. Om te bevorderen dat iedereen een woning vindt die hem past. De betaalbaarheid van het wonen voor de laagste inkomensgroepen blijft daarbij geborgd. Voor ruim 75% van alle huurwoningen blijft het Rijk de maximale huurprijs bepalen. En de huursubsidie blijft als hoeksteen van het woonbeleid gewoon overeind. Dat is dus iets anders dan `onbetaalbaarheid' en van `vogelvrije' huren is beslist geen sprake.

Het is echter wel zo dat de niet huursubsidie ontvangers in het geliberaliseerde gebied een groter deel van hun besteedbaar inkomen aan wonen zullen spenderen. Voor huurders met een hoger inkomen, vind ik het niet meer dan reëel dat zij een prijs gaan betalen die past bij de kwaliteit. Door de hogere productie krijgen zij wel meer mogelijkheden om een andere woning te kiezen.

Voor wonen op een wijze die iedereen past moeten we niet alleen huizen bouwen en verouderde stadswijken aanpakken. We moeten ook op een nieuwe manier naar ons wonen willen kijken. Een passende woning voor iedereen is een recht. Een recht dat te lang en voor teveel mensen op zich laat wachten. Dat betekent niet dat een sociale huurwoning een soort basisonderkomen is. Net zo min als bijstand een basisinkomen is. Geen vrijblijvende optie voor iedereen, maar een garantie voor wie financieel weinig keuze heeft als het om wonen gaat. Alle andere burgers zijn heel wel in staat om eigen woonbeslissingen te nemen. Om te bepalen welke prijs/kwaliteit verhouding voor hen de juiste is en welke woning daar bij hoort. Dat kán uiteindelijk soms ook leiden tot de beslissing om naar een andere woning uit te zien.

Wie stelt dat dit nieuwe huurbeleid alleen kan als er wat te kiezen valt op de woningmarkt, die heeft gelijk. Dáárom maak ik mijn huurbeleid afhankelijk van de prestaties die regio's, gemeenten en verhuurders de komende jaren leveren als het gaat om nieuwbouw, stedelijke vernieuwing en differentiatie van de woningmarkt. Ik ga er van uit dat de partijen de targets halen. Mocht uit de monitoring blijken dat het niet lukt, dan zal ik verruiming van de gemiddelde huurverhoging niet doorvoeren!

Al deze voornemens dragen duidelijk de handtekening van dit kabinet. We zetten voortvarend in op hervormingen. Voor investeringen, groei en dynamiek. We kiezen voor eigen verantwoordelijkheid waar dat kan, maar borgen daarbij altijd de belangen van de kwetsbaarste groepen.

Ik dank u wel.