Graaf: Grondrechten vrijwaren van de waan van de dag
Minister De Graaf: Grondrechten vrijwaren van de waan van de dag
19 november 2004
Fragment uit de inleiding van de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing bij
de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer
Door de alsmaar veranderende verhoudingen in onze samenleving komen de
fundamentele rechten die in Grondwet en internationale verdragen zijn
opgenomen, in toenemende mate in discussie. De betekenis van de
grondrechten heeft ook in de loop der jaren verandering ondergaan.
Afgeleid uit de historie van de overheidsmacht tegen individuele
burgers, bieden grondrechten als de vrijheid van meningsuiting,
godsdienstvrijheid, onderwijsvrijheid, vrijheid van vereniging,
vergadering of beweging, primair bescherming tegen een overheid die ze
zou willen intomen of afschaffen. In toenemende mate hebben de
grondrechten echter ook betekenis gekregen in de verhoudingen tussen
burgers onderling.
Die bescherming tegen een politieke overheid die met de waan van de
dag zou menen dat bepaalde burgers of bepaalde bevolkingsgroepen die
hier rechtmatig leven en wonen sommige grondrechten niet langer
toekomen, is nog steeds cruciaal.
Wie daaraan tornt, wie, al was het maar bij wijze van politieke
gedachten oefening, onderscheid maakt tussen de Islam en andere
godsdiensten wat betreft de vrijheid om scholen te stichten of
onbelemmerd godsdienst te belijden, die zaagt de fundamenten onder
onze samenleving weg. Ik zeg dat met zoveel nadruk omdat ik her en der
na de moord op Theo van Gogh geluiden in die richting hoorde. Als
emotionele reactie op radicaal moslimextremisme wellicht nog
verontschuldigbaar, maar als politiek programma wat mij betreft
onaanvaardbaar.
De bescherming die grondrechten bieden aan burgers, betekent overigens
niet dat er geen grenzen zijn. Vrijheden zijn nooit onbegrensd, al was
het maar omdat de vrijheid van de een de vrijheid van de ander kan
aantasten.
De wet stelt de grenzen, de rechter toetst die. Daarbinnen is alle
vrijheid, behalve om er misbruik van te maken. Wie de vrijheid van
meningsuiting, de vrijheid van godsdienst of de vrijheid van onderwijs
misbruikt om haat te zaaien, op te roepen tot geweld of tot
discriminatie, moet en zal streng worden aangepakt. De rechtsstaat
vraagt om een overheid die niet aarzelt als grondrechten worden
aangetast of misbruikt worden om juist die rechtsstaat zelf te
ondermijnen.
De bestijding van islamitisch terrorisme, waar collega Remkes met de
minister van Justitie eerstverantwoordelijk voor is, gaat in wezen om
de bescherming van de grondrechten van alle burgers die willen leven
in onze rechtsstaat en onze democratie, die de vrijheden van anderen
accepteren en respecteren en die eigenrichting veroordelen.
Om de rechtsstaat voor alle burgers te beschermen tegen de reëel en
aangetoonde bedreigingen, zijn maatregelen nodig die verstrekkend zijn
en de gewone strafrechtelijke mogelijkheden overstijgen. De Wet
Terroristische misdrijven is daar een voorbeeld van. Het zelfde geldt
voor de aangekondigde verruiming van preventief fouilleren en
aanhouden.
Daarin wordt het dilemma duidelijk dat de overheid die de rechtsstaat
wil beschermen soms moet ingrijpen in rechten en vrijheden die het
tegelijkertijd wil garanderen. In dat dilemma gaat het om de balans.
Vergaande maatregelen en bevoegdheden zijn nodig, maar moeten beperkt
blijven tot de gevallen waar ze voor bedoeld zijn: terrorisme en
ernstige georganiseerde criminaliteit. In zekere zin kan worden
gesproken van een aparte rechtsruimte, ter onderscheiding van het
gewone (commune) strafrecht, waarin minder ver reikende bevoegdheden
en maatregelen de norm zijn.
Ook in een dergelijke aparte rechtsruimte moeten natuurlijk de
rechtsstatelijke waarborgen van het nulla-poena-beginsel, het
zwijgrecht en een fatsoenlijke rechtsgang en controle door de rechter
gewaarborgd zijn.
Grondrechten hebben geen eenzijdige werking, zij hebben ook betekenis
in de verhoudingen binnen de samenleving, in de onderlinge relaties
tussen burgers, De juridische context daarvan wordt behandeld in de
kabinetsnota Grondrechten in een Pluriforme Samenleving, waar de
Tweede Kamer - enigszins verlaat - nog over moet spreken. Wetgever en
rechter stellen grenzen aan de uitoefening van vrijheden om het
onderling samenleven van zoveel verschillende mensen met zoveel
verschillende achtergronden mogelijk en leefbaar te houden.
Het is in mijn ogen niet nodig om die juridische grenzen verder aan te
scherpen, al bestaat er geen bezwaar tegen het nader bezien van
strafrechtelijke bepalingen. In Nederland hebben wij gekozen voor
terughoudend gebruik van het recht om maatschappelijke verhoudingen te
beïnvloeden of af te dwingen. Dat is nog steeds juist.
Zo'n terughoudende opstelling van de wetgevende macht, van de Staat,
impliceert een daarmee corresponderende grote verantwoordelijkheid van
de samenwerking zelf, van individuele burgers, in het feitelijk
gebruik van vrijheden zoals de godsdienstvrijheid en de vrije
meningsuiting.
Het past de overheid niet om te censureren of te recenseren. Maar wel
dragen wij, samen met de individuele burgers en haar organisaties
verantwoordelijkheid voor het vreedzaam samenleven van talloze
bevolkingsgroepen in een druk bevolkt land, waar onzekerheid en angst
veel heeft losgemaakt.
Vooral in de grote steden, waar ik mij zeer bij betrokken voel, vraagt
dat samenleven veel van mensen. De vrijheid van de een beknelt al snel
de vrijheid van de ander.
Juist daar, juist nu, is gevoel voor maatschappelijke
verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid nodig, meer dan ooit, ook als
het gaat om ieders vrije recht. En het kan nooit kwaad om daar een
beroep op te doen.
Thom de Graaf, minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en
Koninkrijksrelaties
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties