Universiteit Maastricht

Persbericht

19 november 2004

NB op de inhoud van dit persbericht rust een embargo tot vrijdag 19 november, 16.30 uur.

De aanspraak der Natie

Het koninklijk recht van kamerontbinding en de rol van de kiezer

(oratie prof. dr. J.Th.J. van den Berg, honorair hoogleraar in de Faculteit der Rechtsgeleerdheid)

Na een politieke breuk tussen partijen in een regeringscoalitie zou eerst een nieuwe coalitie moeten worden gevormd "met een nieuw programma en met nieuwe ministers." "Die coalitie gaat vervolgens over tot kamerontbinding en werft actief de steun van de kiezers. Die weten dan waarover zij moeten beslissen." Dit pleidooi voor een beslissende rol van de kiezers voert prof. dr. J.Th.J. van den Berg in zijn oratie aan de Universiteit Maastricht, op vrijdag 19 november, over het recht van kamerontbinding. Van den Berg is sinds 1 januari 2004 honorair hoogleraar "parlementair stelsel: rechtsnormen en machtsverhoudingen" in de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Maastricht. Daarnaast is hij sinds 1989 hoogleraar parlementaire geschiedenis in Leiden.

Van den Bergs pleidooi is onderdeel van een betoog waarin hij uiteenzet dat kamerontbinding in de Grondwet is opgenomen om de kiezers een beslissende rol toe te kennen bij twee gelegenheden: als er een conflict is tussen regering en parlement en indien de Grondwet moet worden veranderd. (Intussen zijn conflicten tussen regering en parlement geworden tot conflicten tussen partijen in een politieke coalitie in regering en parlement beide, maar dat maakt voor de kamerontbinding geen verschil.) Als politieke "fatsoensnorm" is sedert de jaren zestig bovendien gaan gelden dat na een kabinetscrisis geen nieuwe coalitie mag worden gevormd maar eerst verkiezingen moeten worden gehouden.

In zijn rede constateert Van den Berg dat de kiezer formeel wel wordt geacht te beslissen over politieke conflicten of over vernieuwing van de Grondwet, maar dat hij in geen van beide gevallen werkelijk in staat is te beslissen. Kamerontbinding in verband met herziening van de Grondwet valt sinds 1922 steeds samen met de gewone vierjaarlijkse verkiezingen. Het effect daarvan is dat kiezers niet weten dat zij over zulk een herziening beslissen in een bijna-referendum. Dit "referendumelement" in de grondwetsontbinding is intussen "effectief verdonkeremaand", aldus Van den Berg. "Juist dat geeft beide Kamers de gelegenheid de kiezers te raadplegen over niet onbelangrijke staatshervormingen en zich daar vervolgens niets van aan te trekken."

Met een kamerontbinding als gevolg van een politiek conflict is het niet wezenlijk anders gesteld, ondanks het feit dat het conflict aan de kiezers wordt voorgelegd. Van den Berg: "De kiezer wordt na de breuk wel geacht te arbitreren, maar zonder te worden ingelicht tussen wie of wat." Hij concludeert dan ook: "Het is dat wij eraan gewend zijn maar het is niettemin een constellatie met licht absurde trekken."

Het pleidooi om na een politieke breuk eerst een nieuwe coalitie te vormen en pas daarna het oordeel van de kiezers te vragen ontleent Van den Berg aan de wijze waarop in 1853 de antikatholieke Aprilbeweging werd beëindigd. De behoudende liberale politici Donker Curtius en Van Hall vormden eerst een nieuw kabinet met een nieuw programma en vroegen vervolgens, na kamerontbinding, het oordeel van de kiezers. Beiden vonden dat de kiezers er "aanspraak" op mochten maken te weten wat er met hun stem ging gebeuren. Een overeenkomstig goed voorbeeld gaf Helmut Kohl in 1982 in de Duitse Bondsrepubliek. Na de breuk tussen sociaal-democraten en liberalen vormde Kohl eerst een nieuwe coalitie van christen-democraten en liberalen. Daarna liet hij de Bondsdag ontbinden en schreef hij verkiezingen uit.

In zijn intreerede levert Van den Berg ten slotte kritiek op het besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer in 2002, dat zijns inziens onnodig was en waarbij de koningin op onbehoorlijke wijze voor het blok is gezet. "Om de hantering van het ontbindingsrecht niet volledig in opportunistische handen te doen vallen, moet het hoofd van de staat een zekere rol houden in besluiten daarover," zo meent Van den Berg die daarvoor verwijst naar de praktijk in andere constitutionele koninkrijken als Spanje en Groot-Brittannië.

Van den Berg concludeert in zijn rede: "De wijze waarop wij in Nederland met onze Grondwet omspringen getuigt al bij al van weinig respect voor de waarden en normen van ons politieke stelsel. Die houding wordt des te navranter, als wij van nieuwe burgers in ons land verlangen zich te richten naar onze Grondwet."

Curriculum Vitae prof.dr. J.Th.J. van den Berg

Prof. van den Berg is een autoriteit op het terrein van de Nederlandse politiek en het parlementaire stelsel. In de periode tussen 1989 en 1996 was hij hoogleraar Nederlandse politiek en parlementaire gschiedenis aan de Universiteit Leiden. Sinds 1996 is hij deeltijdhoogleraar parlementaire geschiedenis in Leiden. Ook was hij enkele jaren Eerste Kamerlid en fractievoorzitter namens de PvdA. Prof. van den Berg heeft verder onder meer de functies bekleed van directeur van de Wiarda Beckman Stichting en die van hoofddirecteur/voorzitter directieraad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hij was tot 1 januari 2004 gedurende meer dan zes jaar lid van de Raad van Toezicht van de UM. De geboren Maastrichtenaar Joop van den Berg begon zijn carrière als journalist, onder meer enkele jaren als redacteur en adjunct-hoofdredacteur van het Limburgs Dagblad.

Noot voor de pers:

De inaugurele rede van prof. dr. Joop van den Berg vindt plaats op vrijdag 19 november 2004, om 16.30 uur in de aula van de Minderbroedersberg 4-6 te Maastricht.
De afdeling Communicatie van de UM is bereikbaar via 043 388 2044. Voor urgente zaken buiten kantooruren: 06 4602 4992, e-mail pers@bu.unimaas.nl