POLITIE EN WETENSCHAP
samenwerking en netwerken in lokale veiligheidszorg
Samenwerking in de lokale veiligheidszorg onder druk.
De politie blijkt een belangrijke voortrekkersrol te vervullen in
lokale veiligheidsnetwerken, waarbij gemeentelijke diensten en private
partijen samenwerken met de politie om wijken, winkel- en
uitgaansgebieden, scholen en bedrijfsterreinen leefbaar en veilig te
houden. Maar die rol komt onder druk te staan nu de politie zich
terugtrekt op haar kerntaken. Tegelijk blijken gemeenten in de
praktijk vaak onmachtig om de regierol op zich te nemen. Interne
verkokering en gebrek aan afstemming en visie zijn daarvoor
belangrijke belemmeringen. Het gevolg is dat de samenwerking in de
lokale veiligheidszorg aan dynamiek en effectiviteit maar ook
draagvlak verliest. Om de deelname van bijvoorbeeld burgers en
ondernemers te waarborgen, is het nodig dat zowel politie als gemeente
zich blijven inzetten voor en in lokale samenwerkingsverbanden.
Dit zijn enkele van de belangrijkste uitkomsten van een onderzoek naar
de samenwerking rond veiligheidsproblemen op lokaal niveau dat is
uitgevoerd door Jan Terpsta en Roderik Kouwenhoven van het IPIT,
Instituut voor Maatschappelijke Veiligheidsvraagstukken van de
Universiteit Twente.
De zorg voor de lokale veiligheid is de afgelopen jaren steeds meer
een gezamenlijke verantwoordelijkheid van politie en andere publieke
en private partijen geworden. Het ontstaan van zogeheten lokale
veiligheidsnetwerken geeft daaraan uitdrukking. Van de politie wordt
verwacht dat zij deelneemt aan deze netwerken die op uiteenlopende
terreinen zijn ontstaan zoals in woonwijken, op bedrijventerreinen,
rond scholen of in uitgaansgebieden.
In dit rapport worden acht lokale veiligheidsnetwerken in detail
beschreven. Ingegaan wordt op hun achtergronden, ontstaan en
functioneren en de rol en inbreng van politie, gemeente, burgers en
ondernemers. Veel van de lokale veiligheidsnetwerken ontstaan
bottum-up, op initiatief van buurtbewoners, winkeliers of wijkagent.
Draagvlak is daarbij van groot belang.
In zijn algemeenheid oordelen deelnemers aan dergelijke
samenwerkingsverbanden positief over het functioneren van het netwerk.
Door de samenwerking leren partijen elkaar beter kennen en krijgen zo
meer zicht op elkaars mogelijkheden. Intensieve, persoonlijke en
informele contacten, veelal op basis van vertrouwen, zorgen voor een
gemakkelijke informatie-uitwisseling. De contacten bieden ruimte om
formele en bureaucratische regels te omzeilen, tegenstelling tussen
instanties te vermijden en zodoende de daadkracht en flexibiliteit te
vergroten.
De coördinatie van de netwerken levert nogal eens problemen
op, mede vanwege de vraag wie deze rol op zich moet nemen. Zo heeft de
politie deze rol veelal op zich genomen, maar probeert zich van
hiervan te ontdoen, mede vanuit de gedachte dat zij zich moet
terugtrekken op haar kerntaken. De gemeente lijkt de meest aangewezen
instantie om deze rol over te nemen, maar slaagt er in de praktijk
lang niet altijd in om dit naar tevredenheid te doen. De regierol van
gemeenten in de lokale aanpak van veiligheidsproblemen komt in de
praktijk vaak onvoldoende uit de verf. Gebrek aan afstemming en visie
speelt hierbij een voorname rol. Ook interne verkokering en
bureaucratie vormen hier belangrijke belemmeringen.
De politie is een belangrijke partij in de netwerken en voert diverse
activiteiten uit. In het verleden was het veelal de politie die een
belangrijke voortrekkersrol vervulde waarbij andere partijen actief
werden aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor een gezamenlijke
aanpak van veiligheidsproblemen.
Wat dit betreft valt evenwel een verandering te
constateren, waarin de politie haar initiërende en stimulerende rol
steeds beperkter invult. Zij beschouwt zichzelf dan nog slechts als
'sluitstuk' van de samenwerking. Bovendien bestaat bij de politie
twijfel in hoeverre de samenwerking voldoende kan bijdragen aan de
'meetbare resultaten' die vanwege de prestatiecontracten van haar
worden verlangd.
Ook burgers of ondernemers moeten steeds vaker zelf bijdragen aan het
voorkomen van onveiligheid. Ook dit gaat niet zonder horten of stoten.
De gevraagde zelfredzaamheid blijkt voor burgers vaak teveel gevraagd.
Ze zien er bijvoorbeeld vanaf buurtbewoners te corrigeren op hun
gedrag uit angst voor repercussies. Deelnemende burgers zijn vaak ook
niet representatief en er treden problemen op rond verschillen in
verwachtingen over de rol van de burgers en de verschillen in belang
tussen groepen burgers of ondernemers onderling. Daarom is een actieve
ondersteuning en aanwezigheid van de politie nodig, om burgers en
ondernemers betrokken te houden bij de lokale aanpak van
onveiligheid.
Het onderzoeksrapport is uitgegeven in de reeks Politiewetenschap van
het Programma Politie en Wetenschap. Dat is een onafhankelijk
(onderzoeks)programma dat in mei 1999 is ingesteld door de minister
van BZK om het wetenschappelijk onderzoek en de kennisontwikkeling op
het gebied van politie en veiligheid te stimuleren en tevens een
impuls te geven aan een betere benutting van onderzoeksresultaten in
politiepraktijk en opleiding. Daartoe is een meerjarig
onderzoeksprogramma ontwikkeld. De uitvoering van dit programma
geschiedt onder leiding van de directeur van het programmabureau,
G.C.K. Vlek.
Nadere informatie:
Van de zijde van de onderzoekers:
Jan Terpstra of Roderik Kouwenhoven tel. 053 - 4893917
Van de zijde van het Programma Politie en Wetenschap :
G.C.K. Vlek tel. 055 - 5397215 of 06 - 22778644
J. Terpstra en R. Kouwenhoven, Samenwerking en netwerken in lokale
veiligheidszorg Politiewetenschap nr. 19, Programma P & W,
Apeldoorn/Zeist: Uitgeverij Kerkebosch bv 2004.
19 nov 04 06:00