Ministerie van Justitie


http://www.justitie.nl

MIN JUST: Brief Van Gogh

Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Bezoekadres
Schedeldoekshaven 100
2511 EX Den Haag
Telefoon (070) 3 70 79 11
Fax (070) 3 70 79 25
www.justitie.nl
Onderdeel Bureau JBA
Datum 18 november 2004
Ons kenmerk 5320580/504
Uw kenmerk 2040503400
Bijlage(n) 1
Onderwerp Kamervragen inzake het 'doorsluizen' van de brief met doodsbedreigingen van Mohammed B.

Bij de regeling van de werkzaamheden van dinsdag 16 november jl. heeft het Lid Halsema, mede namens het lid Griffith, verzocht de vragen van de leden Halsema en Vos over het 'doorsluizen'] van de brief vóór de regeling van de werkzaamheden van heden te beantwoorden. Voornoemde vragen worden beantwoord, zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

Tevens is mij gevraagd een reactie te geven op berichten uit de media dat ik of één van mijn woordvoerders de uitlatingen van de voorzitter van het College zou hebben tegengesproken. Voor mijn reactie verwijs ik naar het antwoord op vraag 10. van de leden Halsema en Vos.

De Minister van Justitie,

2040503400

Vragen van de leden Halsema en Vos (beiden GroenLinks) aan de minister van Justitie over het 'doorsluizen' van de brief met doodsbedreigingen van Mohammed B. (Ingezonden 16 november 2004)


1
Kent u het bericht 'Justitie kreeg brief Mohammed B. op de avond van de aanslag op Van Gogh'? 1)

Ja.


2
Is het waar, zoals de woordvoerster van procureur-generaal De Wijkerslooth stelt, dat de brief van Mohammed B. 'dinsdagavond laat', dus nog op de dag van de moord, is 'doorgesluisd' naar het departement van Justitie?

De brief is op dinsdag 2 november jl. om 21.46 uur per fax op het departement binnengekomen.


3
Bent u bereid te beschrijven welke route deze brief heeft afgelegd, wie hem in handen heeft gehad, hoe lang de brief is blijven liggen en wanneer u de brief zelf onder ogen heeft gekregen?

Tijdens de Begrotingsbehandelingen Justitie in uw Kamer 2 november jl. heb ik samen met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw Kamer op de hoogte gesteld van de moord op de heer Van Gogh. Op dat moment was inhoud noch strekking van de brieven ons bekend. Ik ben op woensdag 3 november jl. 's ochtends op de hoogte gesteld van de strekking van de brieven te weten een bedreiging van mevr. Hirsi Ali en een 'zelfmoordtestament'. Over de brieven werd mededeling gedaan in het Ministerieel Beleidsteam (MBT). In dit Team zijn de departementen van Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het hoogste niveau vertegenwoordigd. Het Openbaar Ministerie wilde de brieven op dat moment nog niet bekend of openbaar maken, omdat de verdachten in het onderzoek nog met de brieven moesten worden geconfronteerd. Ik heb dat gebillijkt maar vervolgens op 4 november jl. besloten tot openbaarmaking van de brieven teneinde speculaties, misverstanden en foute berichtgeving op basis van gissing naar de inhoud te voorkomen.


4
Waarom stelt uw woordvoerster nu dat de brief op woensdag op het departement is binnengekomen, terwijl u in het kamerdebat op 11 november jl. vertelde dat de brief pas op woensdag naar het college van Procureurs-Generaal (PG's) is gegaan?

In het kamerdebat droeg ik geen kennis van het feit dat de brief zoals aangegeven in antwoord 2 dinsdag 2 november jl. om 21.46 uur per fax op het departement binnengekomen was. Ik leefde tijdens het debat in de veronderstelling dat de mededelingen die woensdag werden gedaan over de strekking van de stukken berustten op mededeling van de zijde van het OM.
Ook wat het college van PG's betreft droeg ik geen kennis van het feit dat de brief reeds dinsdagavond en niet pas woensdagochtend door hen was ontvangen.


5
Wie heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen om de ernst van de bedreiging uit de brief te beoordelen in het licht van mogelijk noodzakelijke beveiliging van de daarin genoemde personen? Wanneer was dat?


6
Is dit conform reguliere procedures of is dit op ad hoc basis gebeurd?

Antwoord op de vragen 5 en 6:
Op 3 november jl. hebben de leden van de daartoe bevoegde instantie, de evaluatiedriehoek, kennisgenomen van de brief en daarin geen aanleiding gezien tot het treffen van maatregelen met betrekking tot andere personen dan mw Hirsi Ali, ten aanzien van wie reeds op 2 november jl. verscherpte maatregelen waren getroffen. Op 4 november jl. is besloten de brief openbaar te maken. In het licht daarvan heeft de evaluatiedriehoek die dag besloten ten aanzien van de heer Van Aartsen beveiligingsmaatregelen te treffen. Naar inzicht van de deskundigen werd ingeschat dat vermelding van de heer Van Aartsen in de brief pas na openbaarmaking het risico in zich droeg om anderen op ideeën te brengen, mede in het licht van zijn recente uitspraken in de pers ten aanzien van onder meer de bestrijding van het moslimfundamentalistisch terrorisme. Dit beeld werd bevestigd in een dreigingsinschatting van de AIVD. Besloten werd dat ten aanzien van de heer Van Aartsen een voorwaarschuwing met betrekking tot te nemen maatregelen in het kader van bewaking en beveiliging zou uitgaan. Ik heb daarop de heer Van Aartsen geïnformeerd. De te nemen maatregelen werden geëffectueerd voorafgaand aan het moment van publicatie van de brief.
Nog ten overvloede merk ik op dat ten aanzien van de heer Cohen reeds om andere reden op 2 november jl. maatregelen waren getroffen.


7
Was dit de taak van het college van PG's, zoals u in het debat aangaf, of van ambtenaren op uw departement of bij andere diensten?

Conform het stelsel bewaken en beveiligen is de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging verantwoordelijk voor bewakings- en beveiligingsmaatregelen zoals besloten door de Evaluatie Driehoek. Het College van procureurs-generaal heeft in deze procedure geen taak.


8
Kunt u nader toelichten dat niet de inhoud, maar de publicatie van de brief de dreiging schiep, zoals u zelf in het debat stelde? Kunt u uitleggen waarom een persoon die in de brief als de 'meester' van Ayaan Hirsi Ali wordt betiteld - en door de auteur verantwoordelijk wordt gesteld voor haar afvalligheid - niet juist door de inhoud al bedreigd wordt?

Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 6.


9
Acht u het noodzakelijk om de te volgen procedures in dit soort zaken aan te scherpen of ziet u geen reden tot verbetering?

Ik zie voorshands geen reden om de procedures in dit soort zaken aan te scherpen. Wel hebben mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik besloten in algemene zin het besluitvormingsproces van de afgelopen periode te evalueren.


10
Hoe oordeelt u over uw eigen uitlatingen tijdens het debat van 11 november jl. in het licht van de uitlatingen van de woordvoerster van de procureur-generaal De Wijkerslooth?

De woordvoerder van de heer de Wijkerslooth heeft terecht gesteld dat de brief op dinsdagavond laat naar het departement is gestuurd. Ik was op dat moment aanwezig bij de Begrotingsbehandelingen Justitie in uw Kamer en ben op woensdagochtend op de hoogte gesteld van de strekking van de brief. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.


1) de Volkskrant, 15 november jl.

18 nov 04 12:13