Ministerie EZ
Vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de staatssecretaris van Economische
Zaken over Nederlandse bedrijven die nog steeds betrokken zijn bij
kinderarbeid. (Ingezonden 8 oktober 2004)
Datum: 17 november 2004
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Ir. C.E.G. van Gennip,
heeft deze vragen mede namens de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid als volgt beantwoord.
Vraag 1 Wat is uw reactie op het bericht Nederlandse bedrijven nog
betrokken bij kinderarbeid? 1)
Antwoord: Het getuigt van onverantwoord gedrag als bedrijven gebruik
maken van kinderarbeid. De Nederlandse overheid stimuleert juist dat
bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen in binnen- en
buitenland.
In het MVO-beleid van de regering staat de promotie van de
OESO-richtlijnen centraal. In de OESO-richtlijnen worden bedrijven
opgeroepen een bijdrage te leveren aan het afschaffen van
kinderarbeid. Bedrijven die gebruik willen maken van het financieel
buitenlandinstrumentarium dienen te onderschrijven dat ze de
OESO-richtlijnen naar beste vermogen zullen uitvoeren. Daarnaast geldt
als minimumeis dat bij projecten waarvoor financiële overheidsteun
wordt gevraagd, het ILO-verbod op kinderarbeid wordt gerespecteerd. De
uitvoerende instanties voor de financiële regelingen toetsen daarop.
De Nederlandse overheid geeft daarnaast financiële ondersteuning aan
organisaties als FNV Mondiaal, HIVOS en NOVIB, die zich ook in India
inzetten voor het tegengaan van kinderarbeid, met name ook in de
katoenindustrie.
Vraag 2 Wat vindt u van het feit dat nog steeds zes van de tien
arbeiders in de katoenzaadteelt in India kinderen zijn die onder zeer
slechte omstandigheden werken? 2)
Antwoord: Wij achten het onwenselijk dat kinderen in India werken in
plaats van naar school gaan.
Vraag 3 Kunt u bevestigen dat de in het onderzoek genoemde
Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij kinderarbeid? Zijn ook andere
Nederlandse bedrijven betrokken bij kinderarbeid? Kunt u een
inventarisatie geven van alle Nederlandse bedrijven die betrokken zijn
bij kinderarbeid? Zo neen, waarom niet?
Antwoord: De Nederlandse bedrijven in kwestie ondernemen zelf geen
activiteiten in India waarbij gebruik wordt gemaakt van kinderarbeid.
Hun partnerbedrijven in India die genoemd worden in het persbericht
zijn lid van de brancheorganisatie Association of Seed Industry
(ASI). Deze heeft een duidelijk no child labour beleid. Dit houdt in
dat de leden van ASI geen kinderen in dienst nemen. Helaas komt
kinderarbeid verderop in de productieketen voor; katoenboeren huren
kinderen in. ASI bepleit daarom met alle partijen in de productieketen
tot een actieprogramma tegen kinderarbeid te komen. De Nederlandse
overheid juicht dit initiatief toe.
Wij beschikken niet over informatie waaruit de betrokkenheid van
(andere) Nederlandse bedrijven bij kinderarbeid blijkt.
Vraag 4 Deelt u de mening dat deze bedrijven opereren als
maatschappelijk verantwoorde ondernemers? Zo ja, kunt u dit
toelichten?
Antwoord: Zoals gesteld in het antwoord op vraag 3 maken de bedrijven
zelf geen gebruik van kinderarbeid. Hun Indiase partnerbedrijven
werken in ASI-verband samen met onder meer de MV Foundation in de
Child Labor Elimination Group (CLEG). Naar aanleiding van deze
samenwerking is een aantal concrete activiteiten opgezet zoals
educatieve programmas en de organisatie van seminars en de beoogde
organisatie van Punishment & Reward schemes. Ook heeft ASI een
gedragscode opgesteld voor hun leden. In reactie op het onderzoek van
de MV Foundation heeft ASI een Position paperopgesteld waarin de
activiteiten voor het uitbannen van kinderarbeid gemeld staan.
Vraag 5 Kunt u aangeven welke lidstaten en ondernemingen in dit
verband de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de
ILO conventie 182 voor het verbod op kinderarbeid overtreden?
Antwoord: In het algemeen beschikken wij niet over informatie waaruit
afgeleid kan worden welke ondernemingen niet handelen conform de
OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. In reguliere
contacten met bedrijven worden de OESO-richtlijnen onder de aandacht
gebracht. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen hebben
een eigen nationaal instrument, het Nationaal Contactpunt (NCP) voor
de OESO-richtlijnen. Belanghebbenden of hun vertegenwoordigers hebben
de mogelijkheid om bij het NCP vragen over de juiste toepassing van de
richtlijnen aan de orde te stellen waar dit investeringsgerelateerde
vragen betreft. Vervolgens wordt door het NCP in overleg met betrokken
partijen naar een oplossing gezocht.
De ILO conventie 182 is geratificeerd door 150 lidstaten van de
Internationale Arbeidsorganisatie. India heeft het ILO-verdrag niet
geratificeerd.
Vraag 6 Bent u bereid deze lidstaten hierop aan te spreken? Zo neen,
waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit ook doen?
Antwoord: Via de reguliere toezichtmechanismen van de Internationale
Arbeidsorganisatie worden lidstaten die door hen geratificeerde
verdragen niet of niet volledig naleven aangesproken. De Nederlandse
overheid neemt actief deel aan de uitvoering van deze
toezichtmechanismen.
1) Sp!ts, 6 oktober jl.
2) www.indianet.nl, persbericht van 4 oktober jl., Nederlandse
bedrijven nog steeds betrokken bij gevaarlijke kinderarbeid in India.
Meer informatie
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51,
telefoon 0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl
Voor journalisten: mw. M. Henneman, persvoorlichter, telefoon (070)
379 72 56, e-mail: M.Henneman@minez.nl
18-11-2004 | Ministerie van Economische Zaken | print