Bijdrage Algemene Politieke Beschouwingen van drs. F.J.M. Werner, voorzitter van de CDA-Eerste Kamerfractie - 16 november 2004
---
Mevrouw de voorzitter,
De afschuwelijke moord van Theo van Gogh, een weerzinwekkende misdaad, heeft
duidelijk gemaakt dat ook Nederland niet vrij is van extremistische en terroristische
netwerken en organisaties, die de democratie, de rechtsstaat en de menselijke
waardigheid ernstig bedreigen. Dit kwaad moet met kracht bestreden worden en dit
zal waarschijnlijk niet kunnen zonder in te leveren op de beleving van onze
burgerlijke grondwettelijke rechten en vrijheden. Tot hoever wij bereid zijn daarin te
gaan zal aan de hand van de concrete voorstellen hier in deze Kamer door onze
fractie worden uitgediscussieerd. Met alle kritiek die ongetwijfeld te geven is op de
instanties die bij de bestrijding betrokken zijn, wil ik ook waardering uitspreken voor
de medewerkers die soms met gevaar voor eigen leven, zich inzetten voor de
veiligheid van onze samenleving.
Maar naast repressieve maatregelen blijft het onverkort noodzakelijk te blijven
investeren in het waarden- en normendebat. Er is geen andere weg dan een weg in
gezamenlijkheid, hoe moeilijk die ook zal zijn. Het kunnen beleven van eigen
religies of, al dan niet in combinatie daarmee, van eigen levensovertuigingen en
levensstijlen vraagt ook om waarden die wij allen met elkaar delen, waarden die juist
garant staan voor de veiligheid, de menselijke waardigheid, het respect voor elkaars
leven, voor elkaars eigendommen, voor de schepping en non-discriminatie.
Kortom, waarden die de burgers zich hebben eigen gemaakt en in hen geworteld zijn
en ten grondslag liggen aan internationale verdragen als de fundamentele rechten van
de mens en aan onze Grondwet. Daaraan werken in scholen, in bedrijven en kerken,
door maatschappelijke organisaties, de media en overheden is meer dan ooit
geboden. Een diepgaand debat over de vraag naar de identiteit van onze samenleving
en die van Europa is noodzakelijk. Wij vragen het kabinet dit debat met kracht voort
te zetten en aan te moedigen. Langs die weg kunnen degenen die dreigen af te haken
en te ontsporen wellicht nog op tijd van het dwaalspoor afgehouden worden en kan
erger worden voorkomen. Ook deze preventieve aanpak blijft noodzakelijk. Mijn
voorgangster, mevrouw Timmerman-Buck hield bij haar Algemene Beschouwingen
in 2001 daar een indringend betoog over en over een niet vrijblijvend
inburgeringsprogramma om het Nederlanderschap inhoud te geven.
Ik wil ook niet voorbijgaan aan de vaak heftige discussies in de afgelopen weken
over de vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting is niet zo absoluut
dat je zomaar alles kunt roepen. Niet in de stadions, niet in de moskeeën, niet in de
media. Kwetsen, oproepen tot haat en geweld, beledigende discriminerende taal,
mag niet bij wet, maar daarnaast is er ook nog fatsoen. Je kunt bij het uitdragen van
je mening ook een beetje rekening houden met hoe dit bij de ander zal overkomen.
Op die verantwoordelijkheid heeft de minister-president dan ook terecht gewezen.
Mevrouw de voorzitter,
Regeren is vooruitzien. Hoe vaak is de politiek niet verweten niet over de grenzen
van de eigen regeerperiode heen te kunnen kijken en de aandacht te veel te richten op
de dingen van de dag, kortzichtigheid dus.
Dit kabinet doet het anders en pakt op daadkrachtige wijze een groot aantal zaken
aan die met het oog op de toekomst geboden zijn en betrekt nadrukkelijk de langere
termijn in haar beleid. Dat is nieuw en voor velen even wennen.
De sense of urgency dat het roer om moet wordt echter lang niet door iedereen in de
samenleving gedeeld of op dezelfde wijze beleefd.
Maar toch: laten we de feiten eens op een rijtje zetten:
- niemand kan er omheen dat de vergrijzing de komende decennia diep
ingrijpende gevolgen heeft voor de jongeren, voor de werkgelegenheid, de
woningbouw, de kosten voor de gezondheidszorg.
De trend van steeds langer studeren, steeds eerder ophouden met werken en
dus, in doorgaans goede gezondheid, steeds langere periode genieten van je
pensioen is op de langere termijn niet vol te houden en zal doorbroken moeten
worden. Over 25 jaar zal een kwart van de bevolking 65+ zijn. Dat betekent dat
waar nu tegenover 10 werkenden 3 gepensioneerden staan, dit aantal de
komende decennia zal verdubbelen naar 6 gepensioneerden. De gevolgen
daarvan zijn groot, waarbij de vergrijzing echter niet uitsluitend als een
bedreiging mag worden gezien. In generatiebewust beleid liggen ook even
zovele kansen.
- niemand kan er omheen dat de kaart van Europa ingrijpend gewijzigd is, de EU
uitgebreid is met 10 nieuwe lidstaten en de globalisering er voor gezorgd heeft
dat grote delen van de wereld die wij nog kennen als ontwikkelingslanden
thans onze grootste concurrenten aan het worden zijn. India, China en delen
van Zuid-Amerika zullen Europa de komende decennia voorbijstreven. Ook dit
heeft grote gevolgen voor ons land.
Veel economische bedrijvigheid zal in ons land niet meer rendabel zijn en
verplaatst worden naar andere werelddelen met groot verlies aan
werkgelegenheid.
We hebben deze fundamentele veranderingen allemaal al wel eerder
onderkend maar de gevolgen ervan zijn te lang genegeerd in het beleid of danig
onderschat.
Het ging toch zo goed in de vette jaren '90 waar veel problemen nog konden worden
afgekocht met geld?
Het ging toch zo goed met het financieringstekort van de overheid dat omsloeg van
een tekort in een overschot en optimistisch dachten we de staatsschuld af te kunnen
lossen in één generatie. Het ging toch zo goed met de koersen van de aandelen?
Nog nooit werd door particulieren zo massaal naar de beurs getrokken.
We waren toch zo mooi - al dan niet collectief - verzekerd voor vrijwel alles wat ons
kon overkomen?
De eeuwwisseling is dan ook meer dan een verspringen van de jaartelling. Het
markeert ook een keerpunt in onze geschiedenis, een ruw ontwaken uit de in de
negentiger jaren ook politiek gevoede droom, nu blijkt dat het toch niet allemaal zo
mooi is als we dachten, de gouden bergen zijn als sneeuw voor de zon verdwenen.
Onzekerheid en onvrede daarover is groot en velen vragen zich af hoe dit allemaal in
zo'n korte tijd heeft kunnen veranderen en daar komt nog bij dat we de ergste
economische inzinking meemaken sedert de jaren '80, die minder conjunctureel maar
vooral structureel van aard is.
Onzekerheid die nog vergroot wordt omdat tal van instrumenten die zekerheid
moeten bieden zoals de sociale zekerheid zelf ook hervormd worden.
Dit kabinet pakt de nieuwe uitdagingen van nu en van de toekomst krachtdadig aan,
door middel van een forse hervormingsagenda.
De WW, WAO en de bijstand worden of zijn reeds hervormd en meer gericht op
arbeidsparticipatie. Op zichzelf juist, maar in een tijd van toenemende werkloosheid
roept dat extra spanningen op, die om zorgvuldig maatwerk vragen.
De VUT wordt in versneld tempo afgebouwd om te worden vervangen door een
moderne levensloopregeling.
De economische bedrijvigheid wordt meer gericht op diensten, kennis en innovatie,
op datgene waar onze kansen liggen, de kenniseconomie, waarbij ook de innovatieve
kracht van de Nederlandse industrie wordt onderkend.
De zorg moet hervormd worden om de sterke groei in de vraag flexibel op te kunnen
vangen.
Het onderwijs wordt gedereguleerd opdat de professionals in het onderwijs meer
ruimte krijgen voor maatwerk en de nieuwe economie zal forse investeringen in het
onderwijs vragen, gericht op het levenslang leren.
Het financieringstekort wordt binnen de 3% EMU-norm gehouden om ook hier de
rekening niet door te schuiven naar onze kinderen en kleinkinderen en dat doet extra
pijn. De CDA-fractie is tevreden dat binnen deze budgettaire beperkingen de
prioritaire gebieden zoals de veiligheid, de zorg en het onderwijs zijn ontzien, al
heeft de Tweede Kamer daar mede aan moeten bijdragen.
Mevrouw de voorzitter,
De koers en daadkracht van het kabinet wordt door de CDA-fractie op hoofdlijnen
gesteund maar tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat het draagvlak in de
samenleving verbetering behoeft en dat vraagt intensieve communicatie, maar ook
een adequate informatievoorziening.
Je kunt wel gelijk hebben maar je moet het ook nog krijgen!
Het moet gezegd worden, de presentatie van het beleid was verbrokkeld en daardoor
was de samenhang niet altijd even duidelijk en dit telt des te meer omdat de
natuurlijke weerstand tegen veranderingen en de pijn van bezuinigingen nooit op een
enthousiast onthaal zullen kunnen rekenen.
Immers, de hervormingsagenda is niet gering en het overgrote deel van de
bevolking was er ook niet op voorbereid. Als je een jaar geleden op een
verjaardagspartijtje aan mensen had gevraagd wie er graag in plaats van VUT of
prepensioen een levensloopregeling wilde hebben, dan was de kans groot dat slechts
een enkeling wist waar je het over had. Er moet dus in ieder geval hard,
nog harder gewerkt worden aan het scheppen van draagvlak.
Onze fractie is dan ook buitengewoon verheugd over het feit dat het kabinet en de
sociale partners elkaar weer hebben gevonden in een nieuw sociaal akkoord.
De christen-democratie heeft de gespreide verantwoordelijkheid hoog in haar
vaandel staan en hecht dan ook zeer aan een respectvolle omgang met
maatschappelijke organisaties.
Even leek het erop dat het kabinet bezig was de positie van de
werknemersorganisaties te ondermijnen en voorgoed wilde afrekenen met het
poldermodel. Gelukkig is dit een misvatting gebleken.
Maar er is meer om blij mee te zijn. Het akkoord met de sociale partners heeft ook de
problemen die onze fractie had met bijvoorbeeld de levensloopregeling en de
hervormingen van de WAO weggenomen, maar het allerbelangrijkste is toch wel dat
het draagvlak voor de hervormingen aanzienlijk is vergoot en de sociale partners
volop hun eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid en betrokkenheid in de
uitvoering van een houdbaar systeem van sociale zekerheid blijven behouden.
Daarmee wordt ook recht gedaan aan de sociaal christen-democratische opvatting
over de inrichting van de samenleving en de rol van maatschappelijke organisaties.
Ik wil het kabinet en de sociale partners van harte complimenteren met het bereikte
resultaat.
Mevrouw de voorzitter,
Ook dit jaar kan ik niet voorbijgaan aan dat belangrijke punt, het herstel van het
vertrouwen in de overheid. De overheid is goed in beleid maken maar presteert matig
in het uitvoeren van beleid. Het kabinet heeft het bevorderen van een slagvaardige
overheid terecht hoog op de agenda geplaatst want de kritiek en het ongenoegen in
de samenleving is nog steeds groot.
In september jl. heeft ook deze Kamer uitvoerig gedebatteerd over de kloof tussen
beleid en uitvoering. Toen zijn Kamerbreed een tweetal moties aangenomen.
De bewindslieden Remkes en De Graaf hebben in hun reactie van 21 september hun
sympathie voor de moties uitgesproken maar aangegeven nader overleg te willen
plegen met de minister van Justitie inzake de motie-Van Thijn en met andere meest
betrokken bewindslieden waar het de motie van mevrouw Bemelmans betreft.
Wanneer mogen wij het standpunt van de regering over deze moties tegemoet zien?
Onze fractie gaat er vanuit dat de regering beide Kamerbreed gesteunde moties zal
uitvoeren.
Het verleden leert dat op vrijwel alle beleidsterreinen heel wat grote operaties geheel
of gedeeltelijk zijn mislukt als gevolg van problemen in de uitvoering. Ik noem de
vele hervormingen in het onderwijs, de sociale zekerheid en de vele voorgenomen
stelselwijzigingen in de gezondheidszorg, die niet of slechts gedeeltelijk ten uitvoer
zijn gebracht.
Wie de beleidsvoornemens van het kabinet op zich laat inwerken mag zich terecht de
vraag stellen of alles wat thans op 1 januari 2006 moet ingaan ook echt
operationeel uitvoerbaar zal zijn, los van de politiek of draagvlak. Het
lijstje is indrukwekkend: een nieuw WAO-regime, afschaffing van de fiscale
facilitering van VUT en pre-pensioen, een zeer veelomvattende wijziging van de
ziektekostenverzekeringen, de invoering van de wet maatschappelijke ondersteuning,
de zorgtoeslag, de liberalisering van de huren, de gekozen burgemeester, een nieuwe
kiesstelsel, afschaffing van de O.Z.B. om er maar een aantal te noemen, maar met de
aanname van een wet is de uitvoering nog niet geregeld.
Wij vragen de regering, teneinde te voorkomen dat de grote hervormingen stranden
in de uitvoering, dat er bij de wetgeving terzake uitvoerig gerapporteerd zal worden
over wat de regering heeft ondernomen om een efficiënte en doeltreffende uitvoering
te waarborgen.
Mevrouw de voorzitter,
Een goed functioneren van de overheid begint met kwalitatief goede
wetgeving en het afschaffen van overbodige en onzinnige regelgeving.
Gelukkig kan geconstateerd worden dat vrijwel alle departementen daar veel werk
van maken en de CDA-fractie wacht de verdere ontwikkeling met vertrouwen af.
Wil het groeiend beroep op de rechter teruggedrongen worden en de cultuur van
gedogen beëindigd worden dan zal allereerst de kwaliteit van de wetgeving verbeterd
moeten worden. Het afgelopen jaar bewerkstelligde deze Kamer 20 novelles, meer
dan doorgaans in een hele regeerperiode tot stand komen. Met name het
overgangsrecht, zeker nu zulke fundamentele veranderingen worden voorgestaan en
gebroken wordt met het verleden, vraagt de volle aandacht. Juist op dat punt heeft de
regering wat steekjes laten vallen.
Mevrouw de voorzitter,
In een beschouwing over het functioneren van de overheid kan niet voorbijgegaan
worden aan de positie van de lokale overheden.
Het CDA is vanuit haar traditie een voorstander van decentralisatie en van krachtige
gemeenten en provincies die ook een adequate politieke armslag bezitten.
Decentralisatie wordt alom beleden maar de gevolgtrekking dat het zo kan zijn dat de
ene gemeente zus handelt en de andere zo en dat burgers dus verschillend behandeld
zouden kunnen worden, afhankelijk van de plaats waar men woont, lijkt voor
menigeen veel moeilijker te verteren. Toch is dat onherroepelijk tot op zekere hoogte
het gevolg van echte decentralisatie, die ook maatwerk, op de individuele burger
toegesneden ondersteuning, mogelijk maakt. Burgers en hun organisaties die een
andere opstelling van de gemeenten op een bepaald punt wensen, zullen zich ook
allereerst tot hun eigen lokale overheid dienen te wenden. Een actief burgerschap,
een ideaal van de christen-democratische beweging, begint met een lokale
democratie die er ook echt toe doet en die niet slechts uitvoeringsinstantie is van
nationaal vastgelegd beleid. Zo moet u ook onze zorg verstaan. Decentrale overheden
ondergaan in korte tijd een bombardement van zware veranderingen. Decentralisatie,
gekozen burgemeester, afschaffing van de O.Z.B. en veel nieuwe taken
zoals bijvoorbeeld de WMO, terwijl de recent ingevoerde dualisering nog veel
problemen oproept.
De CDA-fractie neemt twee tegengestelde bewegingen in het beleid waar. Enerzijds
wil men de lokale democratie nieuw leven inblazen en dat vraagt om vergroting van
de politiseerbare marges voor gemeenten en provincies, de 'ware vrijheid' dus en
anderzijds worden deze marges uitgehold door bijvoorbeeld het eigen
belastinggebied in te perken en op grond van het gelijkheidsbeginsel de centrale
regie te versterken.
Ik nodig de minister-president uit te verhelderen waar het kabinet
nu staat in dit spanningsveld.
Mevrouw de voorzitter,
Het regeerakkoord voorziet ook in een aantal staatkundige hervormingen om de band
tussen kiezer en gekozene te verstevigen. Een daarvan noemde ik reeds, de gekozen
burgemeester en de andere is een wijziging van het kiesstelsel.
Bij de vorige APB heb ik namens de CDA-fractie gezegd, evenals het CDA-
verkiezingsprogramma dat doet, te hechten aan de benoemde burgemeester maar dat,
gelet op het regeerakkoord de fractie bereid is andersluidende voorstellen niet op
voorhand al zonder meer te verwerpen. We zijn nu een jaar verder en binnenkort is
het zover.
Bij de behandeling van het deconstitutionaliseringsvoorstel in deze Kamer, wil
onze fractie een stevig debat met de regering over haar opvattingen over de positie
van decentrale overheden in de Grondwet. Het is niet voor niets dat onze fractie in
het verleden meerdere malen tegen gelijksoortige voorstellen tot
grondwetsherziening heeft gestemd. Inzet van onze zijde is daarbij de
opvatting dat decentrale overheden voor wat betreft de hoofdelementen van hun
inrichting in de Grondwet verankerd behoren te zijn.
Na eventuele deconstitutionalisering, het ophalen van de grondwettelijke slagboom
dus, gaat het vervolgens om een wijzigingsvoorstel van de Gemeentewet waarin die
nieuwe gekozen burgmeester vorm krijgt. Onze fractie zal die voorstellen
onderzoeken bij het licht van het advies van de Raad van State dat zeer kritisch is en
uitmondt in het zware dictum het voorstel zo niet aan de Tweede Kamer te zenden
en bij het licht van het vorig jaar bij de APB en ook nu weer herhaalde uitgangspunt
van het hoofdschap van de raad. Onze fractie gaat ervan uit dat de behandeling van
deze voorstellen in de Tweede Kamer pas zullen plaatsvinden nadat deze Kamer
heeft ingestemd met de deconstitutionalisering.
Ook over het voornemen om het kiesstelsel te wijzigen staat de CDA-fractie niet te
juichen.
Wij hebben begrepen dat het debat over wijziging van het Nederlandse kiesstelsel
met betrekking tot de Tweede Kamer op en achter het toneel volop woedt. De Eerste
Kamer past uiteraard terughoudendheid op dit moment. Wel moet het me van het
hart dat de CDA-fractie niet onverdeeld gelukkig is met sommige ontwikkelingen.
Zij hoopt dat de zoektocht van regering en Tweede Kamer naar een stelsel dat
Kamerleden oplevert met meer regionale binding in een slagvaardig parlement,
succes kent en tot een nieuwe goede balans leidt. Het gevaar daarbij verzand te raken
in een moeras van compromissen waarin de aanvankelijke bedoeling wegzakt is
echter bepaald niet denkbeeldig. Het kiesrecht moet niet zo gemuteerd raken dat het
huidige stelsel wordt afgelost door een ingewikkeld systeem dat meerdere niet in
elkaars verlengde liggende idealen wil verenigen en dat ons daarom juist verder van
huis brengt. Wij zullen de voorstellen verder afwachten.
Sprekend over staatkundige hervormingen is onze fractie, in het jaar waarin wij het
Statuut van ons Koninkrijk (50 jaar) herdenken, benieuwd naar de reactie van de
regering op de voorstellen van de commissie-Jessurun over de bestuurlijke financiële
toekomst van de Nederlandse Antillen. Onderschrijft het kabinet de noodzaak dat in
gezamenlijkheid belangrijke stappen moeten worden gezet en wanneer is het
standpunt van het kabinet te verwachten?
Mevrouw de voorzitter,
De regering doet in haar beleid een groter beroep op maatschappelijke krachten en de
eigen verantwoordelijkheid van burgers.
De CDA-fractie kan zich in algemene zin goed vinden in dat streven maar heeft toch
een paar vragen over de concrete uitwerking. Ook de CDA-fractie is overtuigd dat
velen te gemakkelijk zijn gaan leunen op de collectieve verzorgingsarrangementen,
hetgeen het draagvlak voor de te ver doorgeschoten verzorgingsstaat heeft
ondermijnd en deze schier onbetaalbaar heeft gemaakt. Een omvorming van de
verzorgingsstaat naar een sociale rechtstaat, waarin de overheid de sociale
grondrechten respecteert en ook de opdracht een schild te zijn voor de zwakken
nakomt is hierbij uitgangspunt.
In haar ijver te hervormen heeft de CDA-fractie wel eens de indruk dat te
gemakkelijk naar de "eigen" verantwoordelijkheid wordt verwezen zonder dat
voldoende is nagegaan of degenen wie het betreft zelf in de positie verkeren die
eigen verantwoordelijkheid ook werkelijk te kunnen dragen. Daar ligt de grens van
de eigen verantwoordelijkheid en het begin van de solidariteit. Solidariteit die zich in
vele vormen kan voordoen - tussen gezonden en zieken, ouderen en jongere, tussen
rijk en arm, en nu zeer actueel tussen en binnen de generaties.
Wij vragen nadrukkelijk aan het kabinet om, wanneer een beroep op de eigen
verantwoordelijkheid wordt gedaan, duidelijk wordt aangegeven dat deze door de
betrokkene ook in redelijkheid gedragen kan worden. Wij hebben dat wel eens
gemist.
Veel mensen zijn geschrokken toen ze hoorden dat bij de liberalisering van de
huren, de huur tot 2010 wel met 25% zou kunnen toenemen. Hoe zit het hier met de
bescherming van de woonlasten voor de lagere inkomens? Het CDA pleit voor
een plafond, een bepaald percentage van het inkomen, voor de lasten van burgers
voor ondermeer het wonen. Wordt aan de ontwikkeling van dat systeem
(lastenmaximalisatie) gewerkt?
En waarom is daar in de berichtgeving niet nadrukkelijk naar verwezen?
De CDA-fractie wil dat de zorgtoeslagen die gekoppeld zijn aan de nieuwe
basisverzekering tegen ziektekosten duurzaam voldoende
compensatie bieden voor de lagere inkomensgroepen. Onze fractie is er nog niet van
overtuigd dat het voorstel dat thans bij de Tweede Kamer is ingediend dat in
voldoende mate waarborgt.
Er is een tweede aspect in de rol van de overheid zoals de regering deze ziet,
waarvoor onze fractie aandacht vraagt en dat betreft de privatisering. Ook in het
christen-democratisch gedachtegoed moet zoveel mogelijk aan de samenleving zelf
worden overgelaten. Subsidiariteit dus, de overheid moet niet doen wat mensen het
beste zelf kunnen regelen. Maar schieten we soms niet te ver door met de
marktwerking en het privatiseringsstreven. Zo zet de CDA-fractie vraagtekens bij de
voorgenomen privatisering van Schiphol. De mainport Schiphol vormt een
uitzonderlijk groot strategisch en economisch belang voor Nederland met
uitzonderlijke risico's met betrekking tot gezondheid, milieu, veiligheid en overlast
voor de omgeving. Vormt de luchthaven Schiphol niet een zodanig uniek belang
voor Nederland, dat we het domweg niet moeten willen dat het toezicht en bestuur in
handen komt van mensen die minder oog hebben voor het publieke belang en niet
gauw een lager rendement voor lief zullen nemen als het publieke belang dat vraagt?
Of het belang van het behoud van Schiphol als mainport helemaal niet
nastrevenswaardig vinden.
En wat te denken van een andere mainport: de haven van Rotterdam. Zou de regering
er voorstander van zijn - naar analogie van Schiphol - dat de gemeente Rotterdam het
Havenbedrijf zou privatiseren met het risico dat de aandelen bijvoorbeeld in handen
komen van de reders? Rijk en gemeente gaan straks een overheids-N.V. neerzetten
waarin de Rijksoverheid voor 33 1/3% gaat participeren. Met andere woorden: de
richting die het kabinet met Schiphol inslaat (gedeeltelijke privatisering) staat haaks
op de lijn ten aanzien van mainport Rotterdam! En dan de energiesector. De
liberalisering is Europees afgedwongen, privatisering en overname van de
Nederlandse energiemaatschappijen inclusief de elektriciteitscentrales door
buitenlandse bedrijven lijkt onontkoombaar nu de NMA een fusie van de
Nederlandse energiemaatschappijen afwijst. Dat gevaar wordt nog groter als de
distributienetten worden afgesplitst. Wat betekent dit voor de leverantiezekerheid, de
werkgelegenheid, de investeringen in de centrales, dreigt op enige termijn dan niet
een verlies aan werkgelegenheid, kennis en innovatie in de energievoorziening en
dreigt deze sector dan niet verloren te gaan voor Nederland met alle consequenties
van dien?
Het korte termijn financiële gewin uit de verkoop van de aandelen zou ons op
langere termijn wel eens duur te staan kunnen komen. Voorzichtigheid lijkt hier
geboden zoals ook de Energieraad heeft geadviseerd.
En dan missen wij in het beleid een verdere uitwerking van 'de maatschappelijke
onderneming' een private, niet op winstuitkering gerichte onderneming, die specifiek
is toegesneden voor het op private basis uitvoeren van geheel of gedeeltelijke
publieke taken. Scholen, woningbouwcorporaties en ziekenhuizen etc. behoren
daartoe. Met name in de hervormingsplannen voor de gezondheidszorg lijkt
regelrecht afgekoerst te worden op pure vrije marktwerking met daarbij behorende
op winstuitkering gerichte instellingen. Letterlijk schrijft de minister van
Volksgezondheid in zijn recente brief van 20 oktober 2004 over de liberalisering van
de zorgsector "toestaan van uitkeerbare winst aan ziekenhuizen, Z.B.C.' en
G.G.Z.instellingen". De CDA-fractie is er nog even niet aan toe dat de winst die
gemaakt wordt op de behandeling van psychiatrische patiënten wordt uitgekeerd in
de vorm van dividend aan de aandeelhouders. Ik beveel de heer Hoogervorst aan
kennis te nemen van het artikel in 'Onderneming en Maatschappij', van de hand van
J.P. Balkenende, getiteld 'De maatschappelijke onderneming'. Er is meer dan alleen
maar markt of overheid.
Mevrouw de voorzitter,
Het kabinet wil de concurrentiepositie van Nederland in de wereld verbeteren en
werken aan een duurzame en sterke economie. Loonmatiging is geboden, maar nog
belangrijker is het beleid gericht op het versterken van de kenniseconomie. Dit vergt
forse investeringen in het onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Tegen die
achtergrond waren de extra bezuinigingen op het Hoger Onderwijs en het
onderwijsachterstandenbeleid niet te plaatsen. Van de 1,5 miljoen kinderen in het
basisonderwijs behoren thans ongeveer 400.000 leerlingen tot de doelgroep van het
onderwijsachterstandenbeleid, van wie de helft van autochtone afkomst en de helft
van allochtone afkomst. Hier zal dus fors in geïnvesteerd moeten worden opdat ook
zij in de toekomst kunnen meekomen.
De CDA-fractie is verheugd dat de bezuinigingen op deze post door de Tweede
Kamer ongedaan zijn gemaakt. Bij- en nascholing zullen met de verdere
ontwikkeling van de kenniseconomie en langer doorwerken steeds belangrijker
worden. Natuurlijk ligt er een belangrijke taak voor het post-initiële
onderwijs bij de werkgevers en sociale partners. Maar zou het niet passen in het
kader van de doelstellingen van de levensloopregeling om boven de dertig de
mogelijkheden om op lifetime basis studiekostenvergoeding te krijgen te
verruimen?
Mevrouw de voorzitter,
Vorig jaar hebben wij een indringende gedachtewisseling met de regering gehad over
het principe van de rechtvaardige oorlog. Wanneer is een zogenaamde pre-emptieve
aanval verantwoord: in welke situatie en met welk mandaat. Het Adviescollege
Internationale Vraagstukken heeft een boeiend rapport uitgebracht over dit
Onderwerp en de regering heeft recentelijk haar standpunt aan de kamer doen
toekomen. Wij komen daar bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse
Zaken zeker op terug.
Intussen gaat die discussie door: mag soevereiniteit van de staat dekmantel zijn voor
terroristen, mogen onder die protectie massavernietigingswapens ontwikkeld of
verhandeld worden, en vooral kunnen we, mogen we regeringen die hun eigen volk
uitmoorden ongestraft hun gang laten gaan? Internationaal begint er daarom ook een
discussie op gang te komen over het recht van humanitaire interventie. Geen nieuwe
Ruanda's, en hoe lang nog mag de tragedie in Darfur voortduren? Kan de regering
zeggen wat zij vindt van die discussie en kan zij zeggen wat volgens haar de
condities zullen zijn op basis waarvan een humanitaire interventie gerechtvaardigd
is?
We vragen dit ook met het oog op de wenselijkheid dat nu, na de verkiezingen in de
Verenigde Staten, er een opening komt, om het transatlantische partnerschap een
nieuwe invulling te geven. Zullen de V.S. hun koers nog sterker verleggen naar het
unilateralisme en meer toegeven aan de neiging om de zaken zelf ter hand te nemen,
of zullen zij, nu gebleken is dat men wel met een overmacht van wapens een oorlog
kan winnen, maar daarmee nog niet de vrede gevestigd is, noch in Irak noch in
Afghanistan, mogelijk een grotere bereidheid tonen om meer samen te werken met
de volkerengemeenschap. De bereidheid daartoe is mede afhankelijk van de
eensgezindheid in Europa om bereidheid te tonen echte medeverantwoordelijkheid te
nemen voor de aanpak van mondiale problemen.
Europa en de V.S. hebben elkaar hard nodig voor die mondiale agenda.
De V.S. ons om de V.S. te ontlasten bij vredesmissies en humanitaire interventies en
wij de V.S. voor een effectieve bestrijding en bescherming tegen terrorisme.
Uit Transatlantische peiling blijkt dat Europa en de V.S. verder uiteen drijven als het
gaat om diplomatieke en veiligheidskwesties maar economisch steeds meer
verstrengeld raken. Welnu, Nederland heeft goede relaties met Washington en wij
hopen daarom van harte dat de regering met het EU-voorzitterschap alles in het werk
zal stellen om te proberen een nieuwe invulling te geven aan het Atlantisch
partnerschap.
Mevrouw de voorzitter,
Ik rond af. Het kabinet toont moed door een groot aantal problemen die zijn
blijven liggen en uitdagingen voor de toekomst grondig aan te pakken. De CDA-
fractie heeft veel waardering voor de inzet van het kabinet. Er wordt waar nodig
gebroken met het verleden en gebouwd aan de toekomst. Ook worden de eerste
positieve resultaten waarneembaar. De eerste tekenen van teruglopende criminaliteit
zijn er. De wachtlijsten in de zorg nemen af, de export groeit weer, economisch
herstel dient zich aan. Op het gevaar af te veel hooi op de vork te willen nemen zal
het onze fractie niet verbazen als in het ambitieuze programma uiteindelijk toch
enige temporisering noodzakelijk zal blijken te zijn. Ik wacht het antwoord van de
regering dan ook in vertrouwen af.
---- --
CDA