Ministerie EZ
Vragen van de leden Samson, Douma, Tjon-A-Ten over kinderarbeid in de
katoenindustrie
17 Oktober 2004
Vragen van de leden Samson, Douma Tjon-A-Ten (allen PVDA) aan de
staatssecretaris van Economische Zaken over kinderarbeid in de
katoenindustrie.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Ir. C.E.G. van Gennip heeft
deze vragen mede namens de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid als volgt beantwoord.
1. Bent u op de hoogte van het rapport Child Labour in Hybrid
Cottonseed Production in Andhra Pradesh: recent Developments? 1)
Ja
2. Wat is uw beoordeling van het feit dat de MV Foundation aangeeft
dat de betrokken bedrijven effectieve samenwerking hebben vertraagd?
Wij constateren dat de brancheorganisatie Association of Seed Industry
(ASI), waarvan de in het onderzoek genoemde bedrijven lid zijn, is
gaan samenwerken met de MV Foundation in de Child Labour Elimination
Group. Deze samenwerking heeft geleid tot een aantal concrete
activiteiten zoals educatieve programmas en de organisatie van
seminars en de beoogde organisatie van Punishment & Reward schemes.
De intentie van ASI is om (in samenwerking met de MV Foundation) een
driejaren programma op te stellen waarin concrete mijlpalen worden
afgesproken. Een obstakel hierbij is het gegeven dat kinderarbeid met
name voorkomt aan het begin van de productieketen, bij de kleine
katoenboeren, waar ASI geen invloed op heeft. De ASI benadrukt dan ook
dat het probleem met alle belanghebbenden moet worden opgepakt. Wij
hopen dat de onderlinge samenwerking tussen ASI en de MV Foundation
kan worden voortgezet aangezien beide partijen zich ten doel stellen
een bijdrage te leveren aan de afschaffing van kinderarbeid. In een
gesprek met de Nederlandse ambassade in New Delhi naar aanleiding van
het verschijnen van het hierboven genoemde rapport heeft een
vertegenwoordiger van ASI verklaard de samenwerking met de MV
Foundation onverkort voort te zullen zetten.
3. Deelt u de mening dat de Association of Seed industry (ASI) in
voldoende mate de belofte, zoals gedaan in september 2003, is
nagekomen Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Op basis van de ons ter beschikking staande informatie kunnen wij geen
oordeel vellen over het al dan niet in voldoende mate zijn nagekomen
van beloften. Wij constateren wel dat het ASI een Position Paper,
Child Labor Issue heeft opgesteld, waarin een overzicht is opgenomen
van de door ASI ondernomen activiteiten om uitvoering te geven aan hun
no-child labor-beleid en aan de beloften aan de MV-foundation.
4. Kunt u aangeven wat de uitkomst is geweest van eerdere gesprekken
tussen u en Unilever met betrekking tot dit onderwerp? 2)
In de reguliere contacten met Unilever wordt over maatschappelijk
verantwoord ondernemen gesproken. Van de kant van Unilever is
aangegeven dat het aandacht besteedt aan het voorkomen van inzet van
kinderarbeid in de keten.
5. Bent u bereid de betrokken bedrijven nadrukkelijk te wijzen op hun
verantwoordelijkheden en het grote belang van de OESOrichtlijnen?
Met de betrokken Nederlandse bedrijven is gesproken over de
verantwoordelijkheden in het kader van de OESO Richtlijnen voor
Multinationale Ondernemingen, met name inzake ketenbeheer.
In het MVO-beleid van de regering staat de promotie van de
OESO-richtlijnen centraal. In de OESO-richtlijnen worden bedrijven
opgeroepen een bijdrage te leveren aan het afschaffen van
kinderarbeid. Bedrijven die gebruik willen maken van het financieel
buitenlandinstrumentarium dienen te onderschrijven dat ze de
OESO-richtlijnen naar beste vermogen zullen uitvoeren. Daarnaast geldt
als minimumeis dat bij projecten waarvoor financiële overheidsteun
wordt gevraagd, het ILO-verbod op kinderarbeid wordt gerespecteerd. De
uitvoerende instanties voor de financiële regelingen toetsen daarop.
6. Bent u eveneens bereid hen wederom, zowel op Europees als
Nederlands niveau, hierop aan te spreken, alsmede op de aangegane
overeenkomsten met de MV Foundation en andere betrokken organisaties?
Bedrijven ervan bewust maken dat het goed is om MVO in hun
bedrijfsvoering te incorporeren is een belangrijke onderdeel van het
MVO-beleid. Dit gebeurd op nationaal niveau en internationaal niveau.
De Nederlandse overheid wil dit in Europees kader gestalte geven.
Daarom zijn tijdens de recent gehouden Europese MVO-conferentie veel
bedrijven uitgenodigd. Daarnaast zal ik meer aandacht vragen voor MVO
in de Concurrentiekrachtraad.
7. Bent u bereid er bij de betrokken bedrijven op aan te dringen, dat
zij op effectieve wijze de kinderarbeid aanpakken, het officiële
minimumloon aan de boeren uitbetalen, de schuldslavernij uitbannen,
het recht op collectieve onderhandelingen voor werknemers garanderen
en openheid geven over de door hen genomen stappen op deze terreinen?
Zie ook antwoorden op vraag 5 en 6. Bedrijven op nationaal niveau
bewust maken van hun maatschappelijke verantwoordelijkheden, waaronder
het aanpakken van kinderarbeid, staat centraal in het MVO-beleid van
de regering.
8. Kunt u aangeven welke resultaten tot op heden zijn geboekt met
het project van de ILO in India, Pakistan, Bangladesh en Nepal,
waarbij schuldslavernij van kinderen in de tapijt en zijdeindustrie
wordt bestreden door middel van het opzetten van
microfinancieringssystemen en complementaire diensten op het gebied
van onderwijs en gezondheid? 3)
Inmiddels is de ILO gevraagd inzicht te verschaffen in de resultaten
tot op heden met diverse kinderarbeidprojecten. Dit inzicht zal na
ontvangst aan de TK worden aangeboden.
Meer informatie
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51,
telefoon 0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl.
Voor journalisten: Maria Henneman, persvoorlichter, telefoon (070) 379
72 56, e-mail: m.henneman@minez.nl
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het
lid Van Bommel (SP), ingezonden 8 oktober 2004 (vraagnummer
2040501360) en van het lid Van der Laan (D66), ingezonden 11 oktober
2004 (vraagnummer 2040501450).
1) Child Labour in Hybrid Cottonseed Production in Andhra Pradesh:
Recent Developments, Dr. Venkateswarlu, zie:
http://www.indianet.nl/katoenz.html
2) Aanhangsel-Handelingen nr. 1476, vergaderjaar 20022003
3) Zie noot 2
18-11-2004 | Ministerie van Economische Zaken | print