INLIA
INLIA vraagt rechter om inzage terugkeerdocumenten IND 16/11/2004
De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft geweigerd aan
de Stichting INLIA een actuele lijst te verstrekken met gegevens over
de afgifte van reisdocumenten per ambassade, ten behoeve van
terugkerende asielzoekers. INLIA heeft hierbij een beroep op de Wet
Openbaarheid Bestuur (WOB) gedaan. Een zitting m.b.t. een voorlopige
voorziening heeft 12 november jl. plaatsgevonden bij de Rechtbank
Groningen; de Rechtbank zal binnen 1 week uitspraak doen.
De Stichting INLIA beschikt over interne documenten uit 2000 van de
IND, waarin informatie wordt gegeven over de samenwerking met
ambassades van landen van herkomst van asielzoekers in relatie tot de
afgifte van reisdocumenten. Hierin wordt onder meer aangegeven hoe
lang de wachttijd is bij het aanvragen van een laissez-passer. Uit
deze stukken blijkt dat de IND in ieder geval in het jaar 2000 ervan
op de hoogte was dat diverse landen van herkomst c.q. hun ambassades
niet in staat en/of bereid waren reisdocumenten te verstrekken binnen
28 dagen, de termijn gedurende welke de aan terugkeer meewerkende
asielzoeker nog recht op opvang heeft.
De oude documenten bevatten bij een aantal landen een overzicht over
de wijze waarop documenten kunnen worden verkregen van de ambassades.
Deze informatie is van groot belang voor meewerkende afgewezen
asielzoekers om de vereiste reisdocumenten te kunnen verkrijgen om
daarmee te kunnen voldoen aan hun vertrekplicht. Er zijn landen bij
die volgens de inmiddels gedateerde lijst geen aanvragen in
behandeling nemen van spontane aanvragers. Aanvragen worden soms
uitsluitend via de VD of IND in behandeling genomen. Des te
opmerkelijker is dat dit nimmer aan de betreffende afgewezen
asielzoekers is meegedeeld. Sterker nog, zij werden in onwetendheid
naar de ambassade gestuurd om zelf een aanvraag om documenten in te
dienen.
Vele asielzoekers zijn in die periode (alsook daarvoor en daarna) op
straat gezet.
Al ten tijde van de invoering van deze 28-dagen-termijn en bij de
inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet (1 april 2001) was het
de IND bekend dat deze termijn in veel gevallen niet haalbaar was.
Desondanks heeft men vastgehouden aan de 28-dagen-termijn en belandden
veel afgewezen asielzoekers op straat. Ten onrechte werd gesteld dat
de mensen niet meewerkten aan hun terugkeer omdat het vertrek niet
binnen de gestelde finale vertrektermijn (28 dagen na het definitief
worden van de afwijzing op het asielverzoek) was gerealiseerd. Een
deel van hen is opgenomen in (door gemeenten gefinancierde)
noodopvang.
Asielzoekers zelf, maar ook (rechts)hulpverleners, de rechterlijke
macht, de Tweede Kamer en gemeenten zijn lange tijd in onwetendheid
gehouden. Het beleid zou mogelijk aangepast dienen te worden indien
blijkt dat er nog steeds landen zijn waarmee de zaken niet zodanig
zijn geregeld dat men van de afgewezen asielzoekers kan verlangen
binnen 28 dagen hun papieren te verkrijgen van hun ambassades. Wij
hebben verzocht om de actuele versie van die terugkeerdocumenten,
maar de minister heeft geweigerd deze te verstrekken, reden waarom wij
met een beroep op de WOB (Wet Openbaarheid Bestuur) een procedure
hebben aangespannen bij de Rechtbank Groningen.
Omdat er sprake is van een spoedeisend belang (er dreigen immers nog
steeds mensen na 28 dagen uit de voorzieningen gezet te worden) is
naast de bodemprocedure tevens om een voorlopige voorziening gevraagd.
De hiermee verband houdende zitting zou dienen op woensdag 27 oktober
2004, maar werd op verzoek van de IND (die stelde geen
procesvertegenwoordiger beschikbaar te hebben) uitgesteld tot 12
november jl. De Rechtbank zal binnen 1 week uitspraak doen.
Somalische paspoorten: maffia praktijken van de IND?
Gecombineerd met deze zaak wordt ook een ander verzoek van INLIA
behandeld. Dit betreft het gebruikmaken door de Nederlandse overheid
van aantoonbaar vervalste Somalische paspoorten om afgewezen
Somalische asielzoekers via Kenia naar hun land van herkomst terug te
laten keren.
Als gevolg van de al jarenlang durende burgeroorlog bestaat er geen
internationaal erkende Somalische autoriteit, met vertegenwoordigingen
in het buitenland die paspoorten kunnen afgeven. De IND en de IOM
(Internationale Organisatie voor Migratie) verwijzen afgewezen
Somaliërs echter wel naar nog bestaande diplomatieke
vertegenwoordigingen in Parijs, Rome en Genève van het vml. regime van
de verdreven dictator Barre. Uit onze informatie blijkt dat de IND
zelf gebruik maakt van vervalste paspoorten, die door bemiddeling van
een schimmig Zuid-afrikaans bedrijfje voor veel geld worden verkregen,
om Somaliërs gedwongen te verwijderen; nota bene terwijl asielzoekers
het altijd wordt tegengeworpen als ze van valse documenten
gebruikmaken!
In een tweede WOB-procedure heeft INLIA daarom ook over deze methode
opheldering gevraagd bij de rechter. Ook in dit geval weigerde het
ministerie van Justitie namelijk informatie te verstrekken, met als
argument dat deze methode nu niet wordt gebruikt.