Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Tafelspeech van de minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs, bij het Connexxion Forumdiner

Dames en heren,

Van Nota naar Mobiliteit is het motto van dit congres! Een motto afgeleid van de titel van het essay dat de heer De Ridder van SMO speciaal voor dit Connexxion Forum heeft geschreven over de toekomst van het openbaar vervoer. Daar zeg ik zo meer over.

Eerst wil ik even kwijt dat het een goed motto vind. Ten eerste straalt het iets uit van een `niet-praten-maar-doen-aanpak'. En dat spreekt mij persoonlijk zeer aan. En ten tweede is het een zeer toepasselijk en actueel thema. Ik heb namelijk pas geleden de Nota Mobiliteit gepresenteerd. Dat is - zo blijkt ook uit de titel van het essay van de heer De Ridder - u niet ontgaan. In die Nota heb ik, in samenspraak met de decentrale overheden, mijn visie neergelegd op de mobiliteit in Nederland tot 2020. We hebben een koers uitgezet, we hebben plannen gemaakt en we hebben geld gereserveerd - ruim 80 miljard euro. Het is nu zaak om concreet aan de slag te gaan en de plannen op de rails te zetten. Van papier naar de praktijk, oftewel: Van Nota naar Mobiliteit!

Op het Connexxion Forum 2003 sprak Herman Wijffels over de rotonde als metafoor voor het anders aankijken tegen verkeer- en vervoerssystemen. Dus niet het rigide mechanische verkeerslicht en de standaard verkeersregel `rechts heeft voorrang'. Maar in plaats daarvan naar links kijken en meer ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van de weggebruiker. Met als resultaat een betere doorstroming van het verkeer. Rotondes kunnen namelijk 30% meer auto's verwerken dan een traditionele kruising. En is dat niet wat we allemaal willen?

Ik zou deze metafoor opnieuw kunnen gebruiken voor de Nota Mobiliteit, want anders organiseren van mobiliteit en meer verantwoordelijkheid voor de betrokken partijen is ook de centrale gedachte van mijn nota. Het gaat in de Nota Mobiliteit om een combinatie van ruimtelijke ontwikkeling, stimuleren van economische activiteiten en een goede bereikbaarheid. En daarin hebben auto, trein, bus en fiets ieder hun eigen aandeel. Maar u bent natuurlijk vooral geïnteresseerd in het openbaar vervoer

deel.

Het Openbaar Vervoer kan zijn aandeel nog vergroten want volgens mij is er op een aantal punten nog veel winst te boeken. Denk aan een goede aansluiting tussen de modaliteiten en betere reizigersinformatie. Maatwerk, efficiency en kwaliteit moet ons aller leitmotiv zijn. Mijn inzet voor de komende jaren is zoveel mogelijk mobiliteit per euro. Kortom, maximaal rendement, ook binnen het OV. Drenthe is nu eenmaal een andere OV-markt dan Amsterdam, dunne stromen zijn geen dikke stromen. Da's logisch. Ik lijk Cruijff wel, maar ik hoop dat u mij wel kunt volgen. We moeten kritisch zijn op de manier waarop we ons geld uitgeven; dat vind ik dus belangrijk.

Aan de andere kant hebben we ook te maken met het publieke belang van goed openbaar vervoer voor iedereen in heel Nederland. En dat levert een spanningsveld op. Ik wil niet alleen een maximale rentabiliteit, maar ook maximale bereikbaarheid. Dat betekent dat ik de groei van onze economische centra mogelijk wil maken en tegelijk een gericht aanbod voor het platteland wil garanderen. Wat hier en daar ook gesuggereerd mag worden, ik ben minister van Verkeer en Waterstaat voor heel Nederland. Scholen, winkels, ziekenhuizen en andere openbare voorzieningen moeten bereikbaar blijven. Alleen maakt het mij niet uit of je er met een belbus komt of met een gewone bus. Sommige situaties vragen om maatwerk. En als dat geleverd wordt, is het in het OV geen kwestie van of-of, maar van én-én.

Rode draad van dit al is dat ieder zijn eigen rol heeft en verantwoordelijk neemt; Rijk, lagere overheden en vanzelfsprekend ook u als vervoerder. En dat we samen nadenken over een krachtig en kwalitatief goed OV.

Laat ik eens onbescheiden met de rol van de rijksoverheid beginnen. Samen met andere partijen investeren we als overheid fors in OV-netwerken. Denk bijvoorbeeld aan hoogwaardig OV in Utrecht, Randstadrail, de tramtunnel in Den Haag of de Nationale Sleutelprojecten, u wel bekend. De Rijksoverheid heeft voor dergelijke projecten én voor onderhoud - want daar ontbrak het nog wel eens aan in het recente verleden - geld gereserveerd in het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport.

In de vorm van de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer investeert het Rijk 20 miljard euro tot en met 2020 in regionale en lokale plannen. Dat is dus dankzij de Nota Mobiliteit een stijging van 2,5 miljard euro.

Het voortouw voor het maken van plannen voor de besteding van deze middelen ligt bij de provincies en stadsregio's. Zij zijn primair verantwoordelijk voor een betrouwbaar en doelmatig regionaal vervoer. Zij maken de keuzes. Daar verandert de Nota Mobiliteit niets aan, behalve dan misschien dat ze nog meer middelen en bevoegdheden krijgen om handen en voeten te geven aan een goed regionaal mobiliteitsbeleid. Met de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer liggen alle middelen in één hand. Daarmee kunnen de overheden in de regio samenhangende maatregelen nemen. Hoe zij dat invullen, zal regionaal sterk verschillen. In Zeeland staat het verkeer vast op een mooie zomerse stranddag, in Utrecht zijn er dagelijkse files.

Maar de bal ligt ook nadrukkelijk bij de vervoerders. U dus. U bent naast het Rijk en de decentrale overheden de derde cruciale speler. Hoe zie ik uw rol? Wat verwacht ik van u?

Vooral dat u onderneemt, kansen ziet en grijpt. Als u bijvoorbeeld een markt ziet, ga er dan op af, neem contact op met de directe baathebbers, bedrijven of instellingen en organiseer het samen met de decentrale overheden. In Eindhoven is zo eind vorige eeuw al een speciale openbaar vervoer verbinding tot stand gekomen naar een industrieterrein. In het geval van collectief vraagafhankelijk vervoer
- dat is afschuwelijk vakjargon, maar u weet waar het over gaat - zijn afspraken met zorgverzekeraars en andere instellingen te maken. Met andere woorden, slim ondernemen door slimme afspraken. Dat vraag ik van u.

Verder zie ik kansen voor u in de discussie over de decentralisatie van spoorlijnen. Van sommige spoorlijnen heb ik het idee dat een snelle, comfortabele bus met een hoge frequentie voor iedereen beter uitkomt: meer kwaliteit, meer vervoer en minder kosten.

Ik vraag u ook om veel energie te steken in innovatieve producten. De chipkaart als product voor het hele openbaar vervoer is daar een mooi voorbeeld van. Die chipkaart komt er! Een ander goed voorbeeld komt uit Almere: MAXX. Een openbaar vervoer service van Connexxion, met snel, toegankelijk en veilig busvervoer. Zo, nu heb ik mijn gastheren in ieder geval genoeg stroop om de mond gesmeerd.

Alhoewel, ik wil ook mijn waardering uitspreken in de bijdrage van het bedrijfsleven aan het programma TRANSUMO: een consortium van bedrijven, kennisinstellingen en overheden die duurzame mobiliteit met behulp van het stimuleren van innovaties in de praktijk willen toepassen. Met TRANSUMO kunt u kansen creëren om het marktaandeel van het regionaal openbaar vervoer te vergroten. Ik wil u uitdagen om de beschikbare 3,5 miljoen euro voor onderzoek zo in te zetten dat we straks ook in de praktijk concrete resultaten zien: een betere klantoriëntatie, meer bedrijfsefficiëntie en vooral ook duurzamer vervoer

Natuurlijk is er ook ruimte voor kritiek. En dan kom ik op het essay van de heer de Ridder. In zijn essay is hij kritisch over de ambities in de Nota Mobiliteit op het terrein van openbaar vervoer. Die ambities zouden te laag zijn. We zouden moeten streven naar een verdubbeling om de files succesvol te kunnen bestrijden.

Laat ik voorop stellen dat ik te alle tijden open sta voor kritiek, zeker als die leidt tot betere oplossingen. Uit alle analyses blijkt echter niet dat een verdubbeling van het openbaar vervoer leidt tot minder files. Mijn ambitie voor het openbaar vervoer is een groei in de stedelijke netwerken en een gericht aanbod op het platteland. En dat is een forse maar realistische ambitie met realistische groeiprognoses voor het regionaal OV: 8% tot 2010. Ik waardeer de pogingen in het essay om het openbaar vervoer op een hoger plan te tillen, maar ik wil af van de aanbod benadering zoals de heer De Ridder voorstaat. We moeten toch vooral praktisch blijven: Nederlanders gaan echt niet twee keer zoveel gebruik maken van het openbaar vervoer.

Dames en heren,

Laat ik mijn boodschap kort samenvatten. Ik ben er voor het geld en de randvoorwaarden. De decentrale overheden zijn er voor de verdeling van het geld en de afspraken in de regio. Maar ú bent de cruciale schakel. Dat realiseer ik mij heel goed. We moeten dus samen op weg gaan, niet als botsende maar als communicerende vaten. Dan zullen we het verst komen in het bereiken van onze doelstellingen.

Dank u wel.