De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: DN. 2004/3261
datum: 12-11-2004
onderwerp: Verslag op hoofdlijnen 13e Conferentie van Partijen van
CITES TRC 2004/7737
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Hierbij informeer ik u over de belangrijkste resultaten van de 13e
Conferentie van Partijen (CoP 13) bij het CITES-Verdrag (Verdrag
inzake de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten)
die van 2 t/m 14 oktober 2004 heeft plaatsgevonden in Bangkok,
Thailand. De Conferentie werd bijgewoond door nagenoeg alle 166
partijstaten en vele waarnemers van Intergouvernementele Organisaties
en NGO's (totaal ca. 1200 deelnemers).
Op de agenda stonden 65 onderwerpen (verslagen, resoluties, technische
aanbevelingen etc.) en 50 voorstellen tot wijziging van de
soortenlijsten. De soorten die onder CITES vallen zijn opgenomen in
verschillende bijlagen: bijlage 1 is de lijst met bedreigde soorten
waarvoor een verbod op commerciële handel geldt; bijlage 2 is de lijst
met kwetsbare soorten, waartoe de handel via een vergunningsysteem is
gereguleerd. De wijziging van de bijlagen heeft opnieuw de meeste
aandacht getrokken. Vooral met betrekking tot belangrijke soorten als
ramin, haaien, dolfijnen, leeuwen, walvissen en olifanten.
De Conferentie is voor Nederland en de EU succesvol verlopen. Het
Nederlandse voorzitterschap heeft een actieve rol gespeeld om op alle
onderwerpen een heldere EU-positie in te nemen op basis van een open
houding richting alle CITES-partijstaten en NGO's. Met name deze open
houding en het veelvuldig gevoerde bilateraal overleg heeft veel
landen en NGO's het vertrouwen gegeven dat de EU van 25 landen een
constructieve rol heeft gespeeld, gericht op het slaan van bruggen
tussen soms uiteenlopende standpunten. Nederland en de EU hebben
derhalve een leidende rol gespeeld tijdens de Conferentie.
De waardering hiervoor bleek op de laatste dag toen, na een actieve
kandidaatstelling, unaniem werd ingestemd met Nederland als gastland
van de 14e Conferentie van Partijen in 2007.
Inhoudelijk zijn de van tevoren gestelde doelen eveneens gehaald. Van
een aantal belangrijke soorten is het beschermingniveau gehandhaafd of
versterkt (zoals walvissen, leeuw, saiga antilope, olifanten).
Van een aantal soorten die nagenoeg alleen in gekweekte of gefokte
vorm worden verhandeld is de regelgeving beperkt versoepeld om de
administratieve lasten te verlichten (bepaalde hybriden van orchideën,
perzikkop agapornis).
Algemene besluiten
De betrokkenheid van CITES bij overgeëxploiteerde houtsoorten en
commerciële mariene soorten is verder versterkt (ramin, grote witte
haai, dadelmossel, napoleonvis). Daar hebben Nederland en de EU actief
aan gewerkt. Dit is een bevestiging van de ontwikkeling die op de
vorige 12e Conferentie in 2002 is ingezet. Voor het eerst zijn toen
dergelijke soorten op de CITES-lijsten gezet na soms decennialange
discussies, waarin vooral belangrijke visserijlanden en
hout-exporterende landen altijd fel gestreden hebben om CITES voor de
commercieel geëxploiteerde soorten buiten de deur te houden. Tijdens
deze CoP13 is een aantal van dergelijke hout- en visvoorstellen zelfs
unaniem goedgekeurd, waarmee verder internationaal is erkend dat CITES
ook voor deze commercieel geëxploiteerde soorten een belangrijke
(aanvullende) rol kan spelen om de internationale handel te reguleren
en daarmee een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de illegale
handel in deze producten. Dit alles om bij te dragen aan behoud en
duurzaam gebruik van biodiversiteit.
Ook ten aanzien van de samenwerking van CITES met andere verdragen en
de uitvoering van CITES zijn belangrijke stappen gezet. De mede door
de EU ingediende voorstellen ter versterking van de samenwerking met
het Verdrag inzake Biologische Diversiteit op thema's als de
ecosysteembenadering, handel in invasieve soorten en uitwerking van
het begrip 'duurzaam gebruik' bij de bepaling van handel in
CITES-soorten zijn aangenomen. Deze samenwerking met het
Biodiversiteitsverdrag zal moeten bijdragen aan de doelstelling van de
Duurzame Ontwikkelings-top van Johannesburg (2002) om in 2010 het
verlies aan biodiversiteit te reduceren.
De vaststelling van een samenwerkingsovereenkomst met de FAO kon nog
niet worden afgerond. Dit proces zal in de komende maanden worden
voortgezet.
Om de effectiviteit van het CITES-verdrag te versterken zijn afspraken
gemaakt om in de komende maanden de uitwerking van richtlijnen tot
naleving van het Verdrag door de partijstaten af te ronden. Verder zal
de komende periode tussen CITES en FAO verder worden gewerkt aan de
vaststelling van regels omtrent de 'introductie vanuit zee'. Dit
laatste betreft de regelgeving en vergunningverlening voor het
aanlanden van mariene soorten die op CITES staan. Het mogelijk
overhevelen van de verantwoordelijkheid voor vergunningverlening van
de staat van aanlanding naar de vlaggenstaat van de schepen is één van
de onderdelen. Uitwerking van deze regels vereisen een zorgvuldige
juridische beoordeling.
Besluiten over soortvoorstellen
De belangrijkste resultaten ten aanzien van de soortvoorstellen zijn
als volgt:
Ramin
Het voorstel van Indonesië tot plaatsing van ramin op bijlage 2 is
unaniem aangenomen. Vooraf was flinke tegenstand verwacht van een
aantal houtproducerende landen (met name mede-oorsprongsland
Maleisië), maar uiteindelijk hebben, na intensieve consultaties, alle
landen zich achter het voorstel kunnen plaatsen. Voor Nederland is
deze plaatsing ook een belangrijk succes vanwege de actieve inzet van
Nederland in de afgelopen 15 jaar om de handel in deze en andere
houtsoorten voor een duurzaam gebruik onder de regulering van CITES te
krijgen. Ramin was in 1992 al eens tevergeefs door Nederland
voorgesteld voor plaatsing op de CITES-lijsten. Op deze CoP13 heeft
Nederland met andere EU-landen actief opname van ramin ondersteund via
bilateraal overleg met diverse andere CITES-Partijen.
Plaatsing op bijlage 2 houdt in dat de internationale handel in ramin
via een vergunningsysteem zal worden gereguleerd. Daarmee kunnen
illegale kap en handel worden bestreden. Van groot belang is wel dat
een land als Indonesië ook intern de illegale kap bestrijdt en een
systeem van duurzaam geëxploiteerd raminhout weet te garanderen.
Walvissen
Het Japanse voorstel op CoP13 om de dwergvinvis te verplaatsen van
bijlage 1 naar bijlage 2 is afgewezen. Ook is een voorstel van Japan
voor een kritische resolutie over de IWC afgewezen. Net als veel
andere landen heeft de EU aangegeven dat de IWC als internationale
organisatie eerstverantwoordelijk is voor het beheer van walvissen en
de huidige onderhandelingen over een herzien beheerregime in IWC kader
eerst moeten worden afgewacht.
Olifanten
Over de Afrikaanse olifant is, net als op vorige Conferenties, veel
overleg gevoerd. Op de 12e Conferentie van Partijen was reeds besloten
dat een eenmalige verkoop van oude ivoor-voorraden vanuit Zuid-Afrika,
Namibië en Botswana mogelijk is als eerst het monitoringssysteem op
stroperij van olifanten (MIKE) en de populatieontwikkeling in het
Afrikaanse continent volledig in werking zijn. Dit is op dit moment
nog niet het geval. Een verdergaand voorstel op deze CoP13 van Namibië
tot een jaarlijks quotum van 2000 kg ruw ivoor is, na bezwaar van
diverse Afrikaanse landen, ingetrokken. Het voorstel van Namibië om op
beperkte schaal en streng gereguleerd ivoren sierraden internationaal
te verkopen is afgewezen. Echter een aangepast voorstel van Namibië om
kleinschalig niet-commerciële verkoop toe te staan van traditioneel
gemaakte sieraden afkomstig van twee etnische gemeenschappen is met
een ruime meerderheid door de CITES-landen goedgekeurd. Dit alles ook
onder strikte registratie en controleafspraken, waarbij geen export
voor doorverkoop wordt toegestaan.
Een groot aantal landen en belangrijke natuurorganisaties (waaronder
WWF) konden deze beperkte stap ondersteunen in de onderkenning dat het
ivoor van natuurlijk gestorven dieren in Namibië betreft en het geen
handel voor commerciële doeleinden omvat.
De Europese Unie heeft zich bij deze laatste beslissing neutraal
opgesteld en verder tijdens de Conferentie zich zeer actief
ingespannen om de uiteenlopende partijen in Afrika bijeen te brengen.
Tijdens de Conferentie is tussen de Afrikaanse landen wel een akkoord
bereikt waarin de handel in olifanthuiden en -haren vanuit Namibië
eveneens werd goedgekeurd (consensus). Voorts zijn verdere afspraken
gemaakt om de handel in illegaal ivoor verder aan te pakken.
Afrikaanse leeuw
Voor de problemen van de Afrikaanse leeuw is op deze 13e Conferentie
uitgebreid aandacht geweest. Erkend werd door vele Afrikaanse landen
dat internationale handel maar een zeer beperkt deel van het probleem
is. Veel relevanter om de achteruitgang van de leeuwenpopulaties tegen
te gaan is aandacht te besteden aan de effecten van achteruitgang van
de habitat en beheersmaatregelen te treffen ter bescherming van
bevolking en vee. Nederland heeft als EU-voorzitter zeer actief
overleg gevoerd met de diverse Afrikaanse landen om bruggen te slaan
tussen de uiteenlopende standpunten. Aangekoerst is op de organisatie
van regionale workshops over het integrale beheer van de leeuw in
Afrika. Op basis van deze workshops heeft Kenia het voorstel om de
leeuw te verplaatsen van bijlage 2 naar bijlage 1 teruggenomen. Naar
aanleiding van de uitkomsten van de workshops zal tijdens CoP14
bekeken kunnen worden welke maatregelen CITES kan nemen om het
probleem rond de Afrikaanse leeuw te adresseren.
Mariene soorten
Grote witte haai
Het voorstel van Australië en Madagaskar om de grote witte haai te
plaatsen op bijlage 2 is met een ruime meerderheid aangenomen. Daarmee
wordt de handel in producten van deze haaiensoort (zoals haaientanden,
vinnen) gereguleerd. Daarnaast is een besluit genomen om met FAO en
CITES een aantal workshops te organiseren omtrent het beheer van en de
handel in haaiensoorten.
Aziatische Irriwaddy dolfijn
Het voorstel van Thailand om de Aziatische Irriwaddy dolfijn van
bijlage 2 naar bijlage 1 te verplaatsen is eveneens met een ruime
meerderheid aangenomen. Ook de EU heeft dit voorstel gesteund. De
internationale commerciële handel in levende dieren wordt hiermee
verboden, hoewel voor de daadwerkelijke bescherming van de soort ook
verdere beheersmaatregelen nodig zijn (habitatbescherming, tegengaan
bijvangst in visserij).
Napoleonvis
De Europese Unie heeft het voorstel van de Verenigde Staten en Fiji
voor plaatsing van deze soort op bijlage 2 mede ingediend. Het
voorstel werd met consensus aangenomen. Diverse visserijlanden konden
het consensusbesluit ondersteunen omdat de experts van de FAO eveneens
plaatsing op CITES van deze visserijsoort kon ondersteunen. Plaatsing
op deze CITES-bijlage zal de handel in deze vissoort, die in tropische
regio's voorkomt, reguleren.
Europese dadelmossel
Het voorstel van de EU om deze soort op bijlage 2 te plaatsen is
eveneens met consensus aangenomen.
Vogelsoorten
De geelkuifkakatoe (voorstel Indonesië) en de Finchi amazone (Mexico)
zijn in consensusbesluiten op bijlage 1 geplaatst. Het voorstel tot
het afvoeren van de perzikkop agapornis van de CITES-lijst is eveneens
met consensus aangenomen. Deze soort wordt, ook in Nederland, op zeer
uitgebreide schaal gekweekt. Handel met exemplaren uit het wild vindt
nauwelijks tot niet plaats en vergunningverlening voor de gekweekte
dieren is hiermee overbodig geworden.
Saiga antilope
Het voorstel van de EU om versterkte inzet op de bescherming van de
saiga antilope is aangenomen. De oorsprongslanden zijn aangespoord om
daadwerkelijk uitvoering te geven aan de voorbereide actieplannen.
Hybriden van orchideeën
Behalve aan het plaatsen van soorten op de beschermingslijsten heeft
Nederland ook actief ondersteuning verleend aan het uitzonderen van
bepaalde hybriden van orchideeën van CITES. Hiertoe waren drie
verschillende voorstellen ingediend door onder meer gastland Thailand
en Zwitserland. De hybriden komen niet in het wild voor en worden
alleen kunstmatig gekweekt. Uitzondering van CITES beperkt de
administratieve lasten en uitvoeringskosten in deze handel vooral voor
een handels- en kwekersland als Nederland.
Vanuit de EU is actief overleg gevoerd met de diverse betrokken
landen, waarbij ook de handhavingsaspecten (geen verwarring met
orchideeën uit het wild) grondig werden bekeken. Uiteindelijk is met
grote meerderheid ingestemd met een voorstel om hybriden van vier
geslachten (cymbidium, vandal, dendrobium en phalaenopsis) uit te
zonderen van de CITES-regels.
Slot
Zoals aangegeven zijn voor de belangrijkste soorten goede besluiten
genomen. Dit geldt ook voor de 'minder in het oog springende'. Dit om
het behoud en duurzaam gebruik van deze soorten vanuit
biodiversiteitsoogpunt te garanderen. Maar anderzijds moet ook worden
gerealiseerd dat het plaatsen op de CITES-lijsten geen doel op zich
is. Juist het omgekeerde is het uiteindelijke doel van CITES: bereiken
dat de soorten weer op een dermate grote schaal voorkomen (aantallen
en leefgebied) of via fok en kweek zodanig beschikbaar zijn dat er
geen directe bedreiging meer is voor de soort in het wild door
internationale handel. Op de Conferentie zijn op beide vlakken
(diverse soorten op hogere beschermingslijsten, andere soorten op
lagere bescherminglijsten) successen behaald, waarmee CITES een
realistisch en geloofwaardig internationaal instrument blijft.
De komende jaren, ter voorbereiding van de 14e Conferentie van
Partijen van CITES in Nederland, zal dit ook voor het Nederlands
beleid belangrijk uitgangspunt zijn. Ik zal mij daarbij speciaal
inzetten voor de voorbereiding van de opname van, in het bijzonder,
houtsoorten op de CITES-lijsten. Ik zal daarbij samen met de Europese
Commissie en de EU-lidstaten onderzoeken welke concrete voorstellen de
EU hiertoe kan doen.
Ik zal voorts bij het voorbereiden van voorstellen ook oog hebben voor
de vermindering van administratieve lasten in de internationale handel
van gekweekte soorten, naar analogie van het besluiten van deze CoP
voor hybriden van orchideën.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit