Nieuws
10 nov 2004 - Vragen van Edith Schippers over de
vergoeding van fysiotherapie
In het Vara-televisieprogramma Kassa werd op 6 november een item
uitgezonden over het vertienvoudigde tarief dat het Jan van Bremen
Instituut in rekening brengt voor dezelfde enkelvoudige
fysiotherapiebehandeling. VVD-Tweede-Kamerlid Edith Schippers wil middels
schriftelijke vragen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport hier opheldering over hebben.
Hieronder treft u de vragen.
Schriftelijke vragen van het lid Schippers, VVD-fractie over de
vergoeding van fysiotherapie aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport
1. Is de minister op de hoogte van de meer dan vertienvoudiging van het
tarief dat het Jan van Bremen Instituut in rekening brengt voor dezelfde
enkelvoudige fysiotherapie behandeling (van 42 euro, naar 464 euro per
uur) ?
2. Wat vind de minister van het argument van het Jan van Bremen instituut
dat de verhoging van het tarief voor enkelvoudige fysiotherapie is
gelegen aan het feit dat enkelvoudige fysiotherapie nu een
Revalidatie-Behandel-uur wordt genoemd en omdat het instituut
tweedelijnszorg is gaan leveren? Is het zo dat wij betalen voor de
geleverde zorg, of betalen wij voor het instituut dat de zorg levert? Is
enkelvoudige fysiotherapie hetzelfde als een Revalidatie-Behandel-Uur?
Met andere woorden: betreft het slechts etiketten, of is er een
inhoudelijk onderscheid dat in onderhavig geval eenvoudigweg niet wordt
ingevuld? Als dat het geval is, is hier dan sprake van fraude?
3. Is de minister met de VVD van mening dat de taak van de
zorgverzekeraar is om goed zorg in te kopen? Wat is het oordeel van de
minister over de rol van de verzekeraar in dit specifieke geval? Is het
logisch, mede gelet op het feit dat er geen contracteerplicht bestaat
voor fysiotherapie, dat een zorgverzekeraar 464 euro voor enkelvoudige
fysiotherapie aan het Jan van Bremen Instituut vergoed, terwijl hij
dezelfde zorg elders voor 42 euro kan inkopen? Indien er inhoudelijk
onderscheid bestaat tussen enkelvoudige fysiotherapie en een
Revalidatie-Behandel-Uur is het dan niet aan de zorgverzekeraar om dit op
te sporen, hieraan een einde te maken en consequenties te verbinden? Zo
niet, wiens taak is dat dan?
4. Wat is het oordeel van de minister over het feit dat het Jan van
Bremen Instituut een tarief van 464 euro in rekening mag brengen en dus
dat het CTG daarvoor klaarblijkelijk toestemming heeft gegeven?
5. Denkt de minister dat invoering van de Diagnose Behandel Combinatie
een einde maakt aan deze fictieve prijzen en de kruissubsidiƫring die
momenteel plaatsheeft tussen behandelingen, mede in het licht van de
mogelijkheden die de zorgverzekeraar nu al heeft in bijvoorbeeld dit
specifieke geval?
6. Is de minister met de VVD van mening dat in een tijd dat de premie
jaar op jaar stijgt en de pakketten waarvoor men is verzekerd
tegelijkertijd worden versoberd bovenstaande situatie niet aan
verzekerden is uit te leggen?
7. Wanneer denkt de minister dat aan bovengenoemde situatie een einde
komt? Wat gaat de minister daarvoor doen?
Voor meer informatie e.schippers@tweedekamer.nl
10 november 2004
VVD