Speech minister Dekker bij de presentatie van de bouwprognoses,
Lelystad, 9 november 2004
Dames en heren,
Ik begin mijn ve rhaalpositief.Debouwprognoseszijnoptimistisch.U
heeft dat vanochtend van Bert van Delden gehoord. We weten ook waar en
hoeveel we moeten bouwen. De voornemens en ambities van de stedelijke
regio's overtreffen zelfs mijn vraag en worden deze en volgende maand
vastgelegd in de woningbouwafspraken. Dus we kunnen bouwen. De
ambities zijn er, bij mij, bij de regionale partijen en bij u. Dus we
willen ook bouwen. Nu moeten we het met zijn allen gaan doen: de spade
moet de grond in! Daarom ben ik blij u toe te kunnen spreken op een
congres waar het merendeel van de bezoekers uit de hoek komt van
bouwers en projectontwikkelaars. Doeners dus.
Beweging op de woningmarkt
Laat ik beginnen u te vertellen wat ik wil, waarom we het eigenlijk
moeten doen. Van volkshuisvestingsbeleid wil ik proberen te komen tot
een woonbeleid. Tot een vraaggerichte woonconsumentenmarkt met een
ruim en gevarieerd aanbod van huur en koopwoningen in alle
koop/prijsklasse. Kortom tot meer en betere keuzemogelijkheden voor
burgers. Zowel in de stad en in de regio als op het platteland. Een
markt die verleidt tot doorstroming en daarmee huurwoningen vrijmaakt
voor de mensen die het echt nodig hebben. Zo komen starters, ouderen
en lagere inkomensgroepen ook aan hun trekken. Ik wil de
middeninkomens behouden voor de stad en een meer gedifferentieerde
woningvoorraad tot stand brengen. En last but not least: ik wil het
afglijden van de wijken stoppen. Alles bij elkaar een enorme opgave
waar we ons voor gesteld zien.
Daarom wil ik dat er meer dynamiek op de woningmarkt komt. Vanuit VROM
wordt - met de partijen in het veld - aan een samenhangende aanpak
gewerkt om meer dynamiek op de woningmarkt te krijgen: de
modernisering van het huurbeleid, het stimuleren van de
nieuwbouwproductie en de herstructurering.
Met de modernisering van het huurbeleid wil ik voor verhuurders het
investeringsklimaat verbeteren, een betere prijs/kwaliteitsverhouding
van huurwoningen realiseren en een betaalbare woningvoorraad van
voldoende omvang krijgen en behouden. Zodat ook huurders meer
keuzevrijheid krijgen.
De modernisering is een complexe materie. Zorgvuldigheid is daarbij
geboden, omdat het gaat om effecten voor huurders en verhuurders. Om
zekerheid te krijgen over de juistheid van de berekeningen heb ik het
Centraal Planbureau (CPB) om contra-expertise gevraagd. De uitkomsten
van deze contra-expertise zijn mij gepresenteerd en de resultaten
daarvan zijn dusdanig dat ik deze week een brief aan de Tweede Kamer
zal zenden. Met de sector ga ik dus afspraken maken over de concrete
bijdrage van verhuurders aan de nieuwbouwproductie. Want - ik zal dat
later nog eens herhalen - "voor wat hoort wat". Alleen als in 2008
blijkt dat de verhuurders voldoende woningen hebben gebouwd - en dat
is voor mij een harde voorwaarde - zal ik een verruiming van het
huurbeleid toestaan. Want het kan niet zo zijn dat de burgers meer
voor hun woning gaan betalen, terwijl zij nog steeds niet veel te
kiezen hebben.
Het proces van stedelijke vernieuwing moet worden versneld daar zijn
we het met zijn allen over eens! De verloedering in de wijken moet
worden gestopt. De groeiende eenzijdigheid in de wijksamenstelling
moet worden gekeerd. Dat is gunstig voor het voorzieningenniveau, de
werkgelegenheid en de leefbaarheid. Om het proces van stedelijke
vernieuwing een impuls te geven vullen het "Actieprogramma
Herstructurering" en het ISV elkaar aan. Vanuit het ISV is door het
kabinet circa 1,4 miljard euro beschikbaar gesteld om bij te dragen
aan de benodigde financiering van deze opgave.
Daarnaast heb ik nog eens 90 miljoen euro beschikbaar gesteld als
specifiek impulsbudget voor de 56 wijken. Nog in deze kabinetsperiode
moeten de burgers kunnen zien en voelen dat er wat gebeurd is. Het
gaat daarbij niet alleen om de kwaliteit van de woning maar ook om de
voorzieningen en de leefomgeving. En ook bij de 56 wijkenaanpak geldt
voor mij "voor wat hoort wat"; als er te weinig voortgang te bespeuren
valt in de wijk zal ik - uiteraard na overleg - deze wijk van de lijst
moeten halen en komt deze wijk niet meer in aanmerking voor het
impulsbudget. Inmiddels zijn er al afspraken voor 26 wijken getekend.
Ik kom nu toe aan de nieuwbouwproductie. Meer keuzemogelijkheid voor
de burger en beweging op de woningmarkt valt of staat met voldoende
aanbod. Om dat voor elkaar te krijgen moet er worden bijgebouwd.
Verhuisketens komen dan op gang, dus doorstroming komt op gang en per
saldo worden de wachtlijsten voor de burger korter. Mijn inzet is het
woningtekort terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau, te weten
1,5% van de totale woningvoorraad in 2010. In de periode 2005 tot en
met 2009 moeten er ruim 400.000 woningen in heel Nederland worden
gebouwd. Om dat te bereiken maak ik met 20 stedelijke regio's
afspraken, dit zijn de zogenoemde 'woningbouwafspraken'.
In feite zijn we er met vrijwel alle regio's uit en zullen we er de
komende weken keihard aan moeten werken om alle afspraken nog dit jaar
ondertekend te krijgen. Ik beschouw vandaag daarom ook een beetje als
een mijlpaal in de afronding van het proces van de
woningbouwafspraken. We beginnen nu aan de laatste loodjes die - als
bekend - altijd het zwaarst wegen.
Wat mij betreft zijn het ambitieuze afspraken geworden over aantallen
te bouwen woningen en over de noodzakelijke voorwaarden zoals
ontsluiting, bodemsanering, groen en milieu. Ik heb voor de
stimulering van de woningbouw in totaal 650 miljoen euro beschikbaar
gesteld.
Maar ook bij de woningafspraken geldt voor mij het principe "voor wat
hoort wat". Géén woningen géén geld. Bouwt men het aantal woningen
zoals afgesproken dan wordt het geld daadwerkelijk uitgekeerd.
Realistische afspraken
Ik gaf al aan dat het 'bod' van de regio's opgeteld hoger is dan waar
ik beleidsmatig zelf op heb ingezet. Dat geeft mij het vertrouwen dat
de regionale partijen de aantallen ook haalbaar achten en de afspraken
realistisch zijn. Maar we weten - kijkend naar de Bouwprognoses - ook
dat het zeker niet gemakkelijk zal worden. De woningbouwproductie zit
al een aantal jaren in een dip en we moeten de lijn omhoog weer te
pakken zien te krijgen. Dat moet kunnen, laten de Bouwprognoses zien,
maar vergt wel een forse inzet van alle partijen.
Een terugblik over een wat langere periode laat zien dat de afname van
de nieuwbouw door de woningcorporaties een belangrijke factor was in
het teruglopen van de totale productie. Dat was in die tijd ook
begrijpelijk door de samenstelling van de totale voorraad en de
veranderingen in de vraag. Vandaag de dag is de situatie weer anders:
de vraag naar huurwoningen is toegenomen en de bijdrage van de
corporaties is weer hard nodig om de totale productie op het gewenste
niveau te brengen. Daarom beschouw ik mijn afspraken met de
verhuurders, sociale en commerciële, in het kader van de modernisering
van het huurbeleid als een zeer belangrijke bouwsteen om op het
gewenste niveau te komen. Gemeenten roep ik dan ook op het aanbod van
de verhuurders op te pakken en hen ook letterlijk en figuurlijk de
ruimte te geven om hun ambities te realiseren.
Ik wil ook een appèl doen op de bouwers voor de markt om hun inzet in
de woningproductie de komende jaren te continueren, en waar mogelijk
te intensiveren. Kijken we naar de laatste 5 jaar dan is er -
gemiddeld - een bouwproductie van zo'n 50.000 koopwoningen in de
marktsector per jaar gerealiseerd. Het overgrote deel daarvan wordt
gebouwd door projectontwikkelaars en bouwbedrijven.
Er is in de komende periode méér ruimte voor woningbouw. Niet alleen
door de woningbouwafspraken, maar ook door de verruiming van
bouwmogelijkheden. Zowel vanuit de Nota Ruimte, de nieuwe Wet
Ruimtelijke Ordening en de voorstellen voor aanpassing van het
grondbeleid die nog gedaan zullen worden. Daar liggen kansen voor
ontwikkelaars en bouwbedrijven om hun aandeel in de woningproductie te
vergroten.
De vraag naar koopwoningen is er nog steeds onverkort, zij het dat het
accent daarbij in de huidige omstandigheden sterker naar de middeldure
sector is opgeschoven.
Ik zie een gunstige ontwikkeling van het aantal tot nu toe in 2004
verkochte nieuwe woningen. Dat blijkt uit publicaties van de NVB en de
NEPROM. Ik vraag u ervoor te zorgen dat deze lijn zich de komende
jaren kan blijven voortzetten, en dat een eventuele vermindering van
het aantal verkopen niet kan worden veroorzaakt door een beperking in
het aanbod van nieuwe koopwoningen.
Ik sprak zo-even mijn grote waardering uit voor het feit dat de
woningbouwopgaven die de 20 stedelijke regio's hebben opgesteld, als
totaal-, hoger uitkomen dan het aantal woningen dat ik had gepland.
Een planning uitgaande van wat nieuw moet worden gebouwd om het
woningtekort in 2010 te kunnen terugbrengen tot 1,5% van de bestaande
woningvoorraad.
We streven daarbij naar realistische afspraken, in de zin dat de
benodigde woningen ook tijdig gebouwd worden. Daarbij moet het mij van
het hart, dat ik op dit moment niet in alle gevallen overtuigd ben van
de hardheid van die opgaven. Ik constateer dat in -grofweg- de helft
van de 20 stedelijke regio's er op dit moment onvoldoende harde
bouwcapaciteit beschikbaar is om de opgaven uit te voeren. Onder harde
capaciteit versta ik dan capaciteit voor woningbouw in vastgestelde en
goedgekeurde bestemmingplannen, waarop "per direct" gebouwd kan
worden.
Vanuit mijn accountdirectie zal dan ook binnenkort met de betrokken
regio's contact worden gezocht om er zo spoedig mogelijk voor te
zorgen dat tijdig ruim voldoende harde plancapaciteit beschikbaar komt
om de afgesproken woningbouwopgaven ook daadwerkelijk voor 2010 te
kunnen realiseren. Ik wil nu al duidelijk maken dat bij de
eindafrekening-BLS in 2010 niet op soepelheid gerekend hoeft te
worden, als blijkt dat de overeengekomen bouwopgave niet gehaald is
door onvoldoende harde bouwcapaciteit.
Het zorgen voor de benodigde plancapaciteit is een randvoorwaarde die
door de samenwerkende gemeenten in de regio's moet worden ingevuld.
Het is een voorzienbaar risico, dat de andere overheidspartners zich
bij het afsluiten van de convenanten-woningbouw zullen hebben
gerealiseerd.
Nu de vraag: hoe gaan we het doen. De convenanten vormen voor mij een
brug tussen mijn landelijke beleid en de praktische regionale
invulling. Ik geloof in de ontwikkelkracht van burgers, van bedrijven,
van organisaties. Ik wil dynamiek brengen in de manier waarop partijen
die bouwen hun taak zo goed mogelijk kunnen vervullen. Samenwerken is
het sleutelwoord. Uitgangspunt is meer verantwoordelijkheid voor
burgers, maatschappelijke organisatie en bedrijven.
De rol van VROM zie ik dan ook breder dan die van geldschieter. Om
meer dynamiek in het ontwikkelings- en uitvoeringsproces te brengen
proberen we met een nieuwe wijze van werken te stimuleren en
faciliteren. Medewerkers van mijn ministerie staan dicht bij de lokale
partijen. Doorbraken forceren in denken en doen, dat zie ik als onze
belangrijkste bijdrage.
En als het nodig is schakelen we aanjaagteams in om de partijen bij
concrete problemen in de ontwikkeling en uitvoering van de
woningbouwplannen te ondersteunen. Uit interviews met betrokkenen
blijkt dat het werk van de aanjaagteams effect heeft.
Maar vooral de lokale partijen hebben de sleutels in handen om de
productie te versnellen. Ik kan het niet nalaten u te wijzen op de
publicatie "Aanjaagteams in actie voor meer woningen" die u in de
congresmap heeft aangetroffen.
Aanjaagteams inzetten is niet het enige wat wordt gedaan om
belemmeringen weg te nemen. Voor wet- en regelgeving heeft VROM, zoals
bekend, een herijkingstraject ingezet; onnodige wet en regelgeving
wegnemen en andere simpeler en transparanter maken. Bij de aanpak
daarvan hebben aan het bouwproces gerelateerde regels een hoge
prioriteit. Over de voortgang daarvan ben ik goed te spreken. Dat heb
ik de Tweede Kamer gemeld in het algemeen overleg van 3 november
jongstleden. Daarnaast is het voorstel voor de grondexploitatiewet
door het kabinet goedgekeurd en gaat het wetsvoorstel voor de
interimwet Stad en Milieu naar de Tweede Kamer. Met invoering van die
laatste wet moeten alle gemeenten gaan profiteren van de extra
bouwcapaciteit die schuilt in de saldobenadering waarbij soepeler met
milieuregels kan worden omgegaan die tot nu toe het bouwen blokkeren.
Ook de ontwikkeling van de VROM vergunning - die straks alle
VROM-vergunningen die bij het bouwproces van belang zijn gaat bundelen
- verloopt voorspoedig. Van vrijwel alle marktpartijen worden
positieve geluiden vernomen en constructieve bijdragen verkregen.
Mijn inzet is om de VROM-vergunning in 2007 in te voeren.
Versnelde locatieontwikkeling blijkt overigens ook binnen de bestaande
wet- en regelgeving mogelijk, en dat is relevant voor de korte
termijn. Het zijn vooral provincies en gemeenten die deze versnelling
kunnen realiseren. Dat blijkt uit pilots die met de gemeente Rotterdam
en de provincie Zuid-Holland zijn uitgevoerd. De uitgedragen
resultaten daarvan hebben er inmiddels toe geleid dat meer provincies
met dereguleringsmaatregelen komen. Daarnaast heeft overleg met
Rotterdam en Amsterdam tot het inzicht geleid dat veel
milieuknelpunten bij locatieontwikkeling lokaal oplosbaar zijn.
Als ik het nu toch over gemeenten heb, maak ik van de gelegenheid
gebruik u te wijzen op het eindresultaat van één van de acties van de
Taskforce woningbouw. Namelijk de door de VNG, met medewerking van
marktpartijen, gerealiseerde Werkwijzer Woningbouw. Dit boekje maakt
voor alle bouwpartijen duidelijk welke procedures en vergunningen in
de verschillende fasen van de bouw nodig zijn. Hierdoor is het
mogelijk het bouwproces goed af te stemmen, te stroomlijnen en te
versnellen.
Het spreekt vanzelf dat we de voortgang van de woningbouwopgave op de
voet willen volgen. Monitoring dus. Maar niet alleen terugblikkend; of
het beter of slechter is gegaan in vergelijking met een voorafgaande
periode. Ik wil ook vooruitblikken; of het beter of slechter zal gaan
in een komende periode. Ik wil dit graag opzetten met partijen die bij
de woningbouwafspraken betrokken zijn.
Dames en heren,
Ik kom tot een afronding. Het jaar 2004 is wat mij betreft het jaar
waarin de opgave en de ambities zoveel mogelijk zijn vastgelegd in
concrete en realistische afspraken. Door de partijen is hard gewerkt
om de voornemens en de ambities te verzilveren in de MOP's van het
ISV, in de prestatie-afspraken in de 56 wijken en - waar we hier voor
ook bij elkaar zijn - de woningbouwafspraken. Binnenkort worden de
handtekeningen onder de woningbouwafspraken gezet. De proloog is
achter de rug. Het sjouwen met de laatste loodjes kan beginnen.
2005 moet het jaar worden waarin deze ambities worden omgezet in
daadwerkelijke uitvoering. De spade moet de grond in. We moeten het
gaan doen. Gemeenten, en in het bijzonder de corporaties, de bouwers
en de ontwikkelaars zijn aan zet. Ik verwacht dat u in 2006 de
productie op stoom heeft. Wij zijn het aan de bewoners verplicht. Wij
zijn het aan onze professie verplicht. Ik reken op u. U kunt op mij
rekenen.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer