Gezondheid veel allochtone ouderen relatief slecht
Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen.
· Nederland telde in 2003 ruim 115.000 niet-westerse
allochtonen van 55 jaar en ouder. In 2020 zal dit aantal zijn
verdrievoudigd.
· Van de Turkse en Marokkaanse ouderen heeft een ruime
meerderheid (67% en 86%) een laag inkomen (minder dan 10.000 euro per
jaar). Onder Surinaamse en Antilliaanse ouderen is dit bij een grote
minderheid het geval.
· Veel Turkse en Marokkaanse ouderen spreken slecht of geen
Nederlands. Dit geldt met name voor de vrouwen, die hierdoor bij
contacten met hulpverleners aangewezen zijn op de hulp van partners of
kinderen.
· Slechts een minderheid van de allochtone ouderen wil
terugkeren naar het land van herkomst. Dit geldt voor 11% van de
Turkse ouderen, 13% van de Marokkaanse, 16% van de Surinaamse, 24% van
de Antilliaanse en 35% van de Molukse ouderen.
· 46% van de Turkse, 57% van de Marokkaanse en 25% van de
Surinaamse ouderen kent ernstige fysieke beperkingen. Bij de
Antilliaanse ouderen is dit 12%, bij de Molukse 11% en bij de
autochtone ouderen 15%.
· Ongeveer de helft van de zelfstandig wonende Marokkaanse
55-plussers en 30% van de Turkse ouderen ontvangt informele hulp,
veelal van thuiswonende kinderen of de partner. Bij andere groepen
ouderen ligt dit percentage lager: 21% van de Surinamers, 10% van de
Antillianen, 17% van de Molukkers en 10% van de autochtonen.
· Bijna één op de vijf Surinamers en autochtonen van 55 jaar
en ouder maakt gebruik van de thuiszorg. Bij de Turken, Marokkanen,
Antillianen en Molukkers is dit gebruik vele malen lager. Dit komt
enerzijds door de nog relatief jonge leeftijd van de allochtone
ouderen, anderzijds door de beschikbaarheid van informele zorg van
familieleden.
Dit zijn de belangrijkste conclusies uit de SCP-publicatie Gezondheid
en welzijn van allochtone ouderen, die op dinsdag 9 november is
aangeboden aan staatssecretaris drs. C. Ross-van Dorp van VWS. In het
rapport, dat werd opgesteld op verzoek van het ministerie van VWS,
geeft onderzoeker
dr. Roelof Schellingerhout een beeld van de leefsituatie van de
groeiende groep allochtone ouderen (Turkse, Marokkaanse, Surinaamse,
Antilliaanse en Molukse 55-plussers) in Nederland, in het bijzonder
van hun gezondheid, welzijn en gebruik van
(gezondheids)zorgvoorzieningen.
Sterke groei aantal allochtone ouderen
De groep niet-westerse allochtone ouderen telt momenteel ruim 115.000
personen van 55 jaar en ouder. Dat is overigens ruim 7% van de totale
groep, terwijl onder autochtonen het percentage 55-plussers 27%
bedraagt. De omvang van de groep allochtone ouderen neemt echter snel
toe en zal in 2020 verdrievoudigd zijn. Op dit moment zijn de meeste
allochtone ouderen nog tussen de 55 en 65 jaar, maar in de toekomst
zal het aantal 65-plussers en 75-plussers stijgen. Hierdoor zal het
beroep op (gezondheids)zorgvoorzieningen toenemen, in het bijzonder in
de grote steden waar de meeste allochtone ouderen wonen.
Veel allochtone ouderen zijn relatief arm
De financiële positie van veel allochtone ouderen is relatief slecht.
Van de Turkse ouderen heeft 67%, van de Marokkaanse 86%, van de
Surinaamse 31% en van de Antilliaanse ouderen 42% een laag inkomen,
van de autochtone ouderen is dat 11%. Oorzaken hiervan zijn het lage
beroepsniveau, het ontbreken van een aanvullend pensioen, een
onvolledige AOW opbouw en de aanwezigheid van maar één inkomen in een
huishouden.
Weinig allochtone ouderen willen terugkeren naar land van herkomst
Slechts een minderheid van de allochtone ouderen wil terugkeren naar
het land van herkomst. Dit geldt voor 11% van de Turkse ouderen, 13%
van de Marokkaanse, 16% van de Surinaamse, 24% van de Antilliaanse en
35% van de Molukse ouderen. Veel allochtone ouderen wonen langer in
Nederland dan in het land van herkomst. Bovendien wonen de kinderen en
kleinkinderen in Nederland. Een uitzondering vormen de Turkse ouderen.
Twee derde van hen zou willen pendelen, en één op de tien van degenen
die dit wensen doet dit feitelijk al.
Nederlandse taalvaardigheid slecht onder Turkse en Marokkaanse ouderen
Veel Turkse en Marokkaanse ouderen spreken de Nederlandse taal niet of
slecht. Dit geldt met name voor de Turkse en Marokkaanse oudere
vrouwen, die voor hun contacten met hulpverleners aangewezen zijn op
de hulp van hun partners of kinderen.
Veel Marokkaanse ouderen verwachten mantelzorg van de kinderen
Driekwart van de Marokkanen is van mening dat hun kinderen voor hen
moeten zorgen als zij op leeftijd zijn. Turkse ouderen hebben ook een
voorkeur voor familiezorg, zij het wat minder uitgesproken dan
Marokkanen. Wat dit betreft hebben autochtone ouderen de minst hoge
verwachtingen van hun kinderen. Surinamers, Antillianen en Molukkers
nemen een tussenpositie in, met aan de ene kant de Turken en
Marokkanen en aan de andere kant de autochtonen.
Veel informele hulp bij Marokkaanse en Turkse ouderen
Ongeveer de helft van de zelfstandig wonende Marokkaanse 55-plussers
en 30% van de Turkse ouderen ontvangt informele hulp, veelal van
thuiswonende kinderen of de partner. Bij andere ouderen ligt het
aandeel dat deze hulp ontvangt lager: 21% van de Surinamers, 10% van
de Antillianen, 17% van de Molukkers en 10% van de autochtonen.
Onbekend is in hoeverre de hulp die Marokkaanse en Turkse ouderen
krijgen leidt tot overbelasting van hun helpers en een verminderde
participatie in andere activiteiten zoals werk of opleiding.
De gezondheid van veel allochtone ouderen is relatief slecht.
Turkse, Marokkaanse en Surinaamse ouderen hebben vaak een slechtere
gezondheid dan Antilliaanse, Molukse en autochtone ouderen. Zo heeft
46% van de Turkse, 57% van de Marokkaanse en 25% van de Surinaamse
ouderen ernstige fysieke beperkingen. Bij de Antilliaanse, Molukse en
autochtone ouderen is dit respectievelijk 12%, 11% en 15%. De oorzaken
van deze slechtere gezondheid hangen veelal samen met de lagere
sociaal-economische status en waarschijnlijk ook met leefgewoonten.
Hoger bezoek aan huisarts en meer medicijnen op recept
72% van de Turkse, 70% van de Marokkaanse, 69% van de Surinaamse en
60% van de Antilliaanse ouderen bezocht in twee maanden tijd de
huisarts. Van de autochtone en Molukse ouderen was dit resp. 48% en
53%. Verder gebruiken Turkse en Surinaamse ouderen meer medicijnen op
recept dan andere ouderen.
Weinig thuiszorg bij allochtonen
Bijna één op de vijf Surinamers en autochtonen maakt gebruik van de
thuiszorg. Bij de Turken, Marokkanen, Antillianen en Molukkers liggen
de percentages ouderen met thuiszorg lager, variërend van 1% tot 8%.
Het geringe gebruik van thuiszorg kan samenhangen met de ruimschoots
aanwezige informele hulp; in dat geval geven regionale
indicatieorganen veelal geen positieve indicatie af. Ook zijn lang
niet alle ouderen bekend met de thuiszorg. Sommigen weten niet hoe
deze hulp kan worden aangevraagd, anderen vinden de prijs te hoog. Wie
eenmaal thuiszorg ontvangt is daar wel heel vaak tevreden mee: de hulp
voldoet aan de verwachtingen, er wordt genoeg tijd en aandacht aan de
ouderen besteed en medewerkers houden rekening met zaken die voor het
geloof en cultuur van belang zijn. Driekwart van de Turkse ouderen
ervaart taalproblemen in hun contacten met de thuiszorg. Een derde van
hen vindt dat zij gediscrimineerd worden.
Verzorgingshuizen niet in trek bij allochtone ouderen
Er zijn, op de Surinamers na, bijna geen allochtone ouderen te vinden
in verzorgingshuizen. Dit komt voor een deel doordat de groep relatief
jong is, vaak samenwoont of een beroep op de kinderen doet. Voor een
deel komt dit door een negatieve houding ten opzichte van
verzorgingshuizen: men wil daar liever niet wonen. Turkse, Marokkaanse
en Molukse ouderen stellen verder specifieke eisen aan een
verzorgingshuis die voortkomen uit hun culturele achtergrond
SCP-publicatie 2004/16, Gezondheid en welzijn van allochtone ouderen,
Roelof Schellingerhout, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau,
november 2004, ISBN 90 377 0191 4, prijs EUR 21,50.
De publicatie is verkrijgbaar bij de boekhandel of te bestellen bij
het SCP via fax 070 - 340 7044,
e-mail: bestel@scp.nl of via de web-site: www.scp.nl
Sociaal en Cultureel Planbureau