Sociaal-Economische Raad

9 november 2004

Commissie SER: vakbondsvrijheid turkije voorwaarde voor feitelijke onderhandelingen over toetreding eu

Turkije zal op sociaal-economisch vlak nog ingrijpende hervormingen moeten doorvoeren om aan de voorwaarden van het EU-lidmaatschap te kunnen voldoen. Indien het land het programma van structurele hervormingen consequent voortzet, zijn er vanuit sociaal-economisch perspectief geen zwaarwegende bezwaren tegen mogelijke toetreding. Wel dient de Turkse wetgeving, voordat de toetredingsonderhandelingen feitelijk beginnen, te voldoen aan de internationale normen voor vakbondsrechten.

Dat zijn een paar hoofdpunten uit het advies dat de Commissie Internationale Sociaal-Economische Aangelegenheden (ISEA) van de SER uit eigen beweging aan het kabinet uitbrengt over de komende uitbreiding van de EU. Het advies vraagt ook aandacht voor de andere kandidaatlidstaten. Dat zijn Bulgarije en Roemenië die waarschijnlijk in 2007 toetreden, en Kroatië waarmee de toetredingsonderhandelingen in 2005 beginnen. Maar omdat de Europese Raad volgende maand zal besluiten over het al dan niet openen van toetredingsonderhandelingen met Turkije richt het advies zich vooral op dat land.

Bulgarije, Roemenië en Kroatië

Bulgarije en Roemenië verkeren in de slotfase van de toetredingsonderhandelingen. Het gaat er nu om voor elk land afzonderlijk te bepalen wanneer het kan toetreden. De eigen prestaties moeten maatgevend zijn. Dit zou ertoe kunnen leiden dat Bulgarije iets eerder toetreedt dan Roemenië.

De toetredingsonderhandelingen met Kroatië beginnen volgend jaar. De EU heeft al duidelijk gemaakt dat het land zich extra moet inspannen voor de rechten van minderheden en voor regionale samenwerking. Het advies wil vooral ook dat laatste onderstrepen. Die samenwerking is belangrijk voor de economische ontwikkeling en politieke stabiliteit van de regio. Per slot van rekening begint Europese integratie bij marktopening en samenwerking met de eigen buurlanden.

Vakbondsvrijheid in Turkije schiet tekort

Het uitgangspunt van het advies is de feitelijke status van Turkije als kandidaat-lidstaat. De publieke discussie concentreert zich nu op de principiële en politieke aspecten van de toetreding van Turkije. Die zijn belangrijk, maar de sociaal-economische knelpunten en gevolgen mogen niet buiten beschouwing blijven.

Het is niet aan de SER om te bepalen of Turkije nu aan de politieke criteria voor het openen van de toetredingsonderhandelingen voldoet. Wel constateert het advies dat de vakbondsvrijheid ernstig te kort schiet. Naar het oordeel van de SER betekent dit dat de Turkse wetgeving volledig in lijn moet worden gebracht met de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) voor de vakbondsvrijheid en het recht op collectieve onderhandelingen voordat de toetredingsonderhandelingen feitelijk kunnen worden geopend.

Andere knelpunten tijdens toetredingsproces verhelpen

Andere knelpunten op sociaal-economisch terrein kunnen ook in de loop van de toetredingsonderhandelingen worden verholpen. Bijzondere aandacht daarbij verdienen, naast de juiste overname van het acquis communautaire, de handhaving van de macro-economische stabiliteit, de versterking van de juridische en bestuurlijke capaciteit en het terugdringen van de wijdverbreide corruptie. Dat is in het belang van de huidige lidstaten, maar ook van Turkije zelf. De effecten van de toetreding tot de EU op de Turkse economie zullen positief zijn. De omvang van die effecten is echter sterk afhankelijk van de kwaliteit van het bestuur.

Indien Turkije de structurele hervormingen consequent voortzet, bestaan er vanuit sociaal-economische perspectief geen zwaarwegende bezwaren tegen mogelijke toetreding van het land tot de EU. Het toetredingsproces moet door het markeren van tussenstappen zo worden ingericht dat het de voortgang van de hervormingsprocessen goed ondersteunt.

Gevolgen voor de Europese Unie: begroting en migratie

Toetreding van Turkije heeft substantiële gevolgen voor de EU-begroting. Het land wordt een netto-ontvanger, vooral door overdrachten uit de structuurfondsen. De precieze omvang van de netto-overdrachten is uiteraard afhankelijk van mogelijke toekomstige hervormingen van EU-beleid, maar zal oplopen naar 0,1 tot 0,15 procent van het EU-bbp. De Turkse toetreding kan en moet binnen het huidige plafond van de EU-begroting worden gefinancierd. Dit vereist wel dat er de komende periode door beleidshervormingen genoeg ruimte in de EU-begroting wordt gemaakt. Dit kan door de structuursteun te concentreren op de armste lidstaten.

De economische gevolgen van de deelname van Turkije aan de interne Europese markt van goederen, diensten en kapitaal zijn voor de huidige lidstaten klein, maar overwegend positief. De Turkse economie beloopt niet meer dan 2,5 procent van die van de huidige EU. De gevolgen van de wederzijdse marktopening zullen dus in Turkije veel sterker worden gevoeld dan in de huidige lidstaten.

Wat de omvang van de bevolking betreft legt Turkije veel meer gewicht in de schaal. Bij toetreding tot de EU hoort ook mogelijk met een zekere vertraging de vrijmaking van het onderlinge werknemersverkeer. Gezien de inkomensverschillen tussen Turkije en de EU zal deze vrijmaking tot een aanzienlijke stroom migranten leiden. Dat betekent nog niet dat voor massamigratie moet worden gevreesd. Om scherper zicht te krijgen op de mogelijke effecten van de vrijmaking van het werknemersverkeer is het goed om eerst de effecten voor de arbeidsmarkt en de socialezekerheidsstelsels van de instroom van werknemers uit de nieuwe, Middeneuropese lidstaten nauwlettend te volgen. Op grond daarvan kan tijdig voor toetreding van Turkije een overgangsregime worden ontwikkeld dat de vrijmaking van het werknemersverkeer in goede banen leidt.