Nationale Bank van België
2004-11-09
PERSCOMMUNIQUÉ
Asymmetrische groei- en inflatieontwikkelingen in de toetredende landen: een nieuwe benadering
NBB Working Paper No. 63 - Research Series - www.nbb.be
In deze paper worden de asymmetrieën van de groei- en inflatieontwikkelingen in de nieuwe EU-lidstaten
ten opzichte van het eurogebied tijdens de periode 1995-2003 bestudeerd. De omvang van deze
asymmetrieën is een belangrijke indicator van de economische kosten waarmee deze landen kunnen
worden geconfronteerd wanneer ze de euro zouden invoeren. Indien een nieuwe lidstaat onderhevig is aan
aanzienlijke asymmetrieën, kan men zelfs pleiten voor het behoud van een meer onafhankelijk monetair en
wisselkoersbeleid als aanpassingsmechanisme. Alhoewel eerdere studies zich hoofdzakelijk toelegden op
de uiteenlopende ontwikkelingen van de economische activiteit, is het asymmetrisch verloop van inflatie
even belangrijk met het oog op een deelname aan ERM-II en de invoering van de euro. Bijgevolg worden
beiden asymmetrieën bestudeerd.
We opteren voor een kwantitatieve benadering waarbij gebruik wordt gemaakt van kleine econometrische
modellen (Structurele Vector Autoregressieve modellen), één per nieuwe lidstaat, met de groei en de
inflatie in het land en in het eurogebied als afhankelijke variabelen. In deze modellen worden economische
groei en inflatie verklaard door een combinatie van land-specifieke schokken en eurogebied-schokken met
een verdere opsplitsing in aanbod- en vraagschokken. Deze vier structurele schokken kunnen allemaal
asymmetrieën in groei en inflatie creëren ten opzichte van het eurogebied. Dit is duidelijk voor de land-
specifieke aanbod- en vraagschokken maar ook de eurogebied aanbod- en vraagschokken kunnen
asymmetrieën creëren wanneer de reactie van een nieuwe lidstaat op een eurogebied-schok verschilt van
de reactie van de economie van het eurogebied als geheel.
Als maatstaf voor het berekenen van de asymmetrieën hanteerden we meer bepaald de standaarddeviaties
van de groei en inflatieverschillen ten opzichte van het eurogebied die, gebruik makend van de
econometrische modellen, kunnen worden opgesplitst naar de bijdrage van elk van de vier schokken. Via
deze maatstaf houden we niet alleen rekening met de traditionele correlatiemaatstaven tussen de groei
(inflatie) van het land en het eurogebied maar tevens met de volatiliteit van de groei (inflatie) die een
verschillend monetair beleid kan vereisen.
Uit de resultaten blijkt dat de land-specifieke schokken de belangrijkste bron zijn van zowel de groei als de
inflatieverschillen, eerder dan de verschillen in reactie op eurogebied-schokken. Maar, terwijl de land-
specifieke aanbodschokken vooral aan de basis liggen van de groeiverschillen, liggen de land-specifieke
vraagschokken hoofdzakelijk ten grondslag aan de inflatieverschillen. Bijgevolg betekent een lage
asymmetrie in termen van groei niet noodzakelijk een lage asymmetrie in termen van inflatie, dewelke in
het bijzonder belangrijk is voor landen die tot het eurogebied willen behoren. Deze vaststelling is niet
verrassend, gelet op de zeer verschillende aard van de structurele schokken die aan de basis liggen van
respectievelijk de groei- en inflatieverschillen.
De economische en institutionele ontwikkelingen in de nieuwe lidstaten tijdens het laatste decennium
wijzen erop dat de land-specifieke schokken wellicht verminderd zijn. De kwantitatieve analyse bevestigt
deze intuïtie. Land-specifieke aanbod- en vraagschokken waren tijdens de laatste vier jaar van de
bestudeerde periode duidelijk lager in het merendeel van de nieuwe lidstaten. Niettemin wijzen de recente
ontwikkelingen van de aanbodschokken in Estland en Polen of van de vraagschokken in Hongarije erop dat
deze trend kan worden onderbroken en dat de verbeteringen niet altijd als vanzelfsprekend mogen worden
beschouwd
Communicatie de Berlaimontlaan 14 tel. + 32 2 221 46 28 BTW BE 203 201 340
Nationale Bank van België n.v. BE-1000 BRUSSEL www.nbb.be