Socialistische Partij
`Oorlog tegen het terrorisme' brengt een beter Nederland niet dichterbij
Onderstaand stuk is een gedeelte van de lezing die Jan Marijnissen op
zondag 7 november 2004 hield in Apeldoorn naar aanleiding van zijn
laatste boek `Nieuw Optimisme'
---
door Jan Marijnissen, fractievoorzitter SP in de Tweede Kamer
---
De moord op Theo van Gogh was een daad van terrorisme: het met
voorbedachte rade vermoorden van iemand om wat hij vindt en zegt, met
als doel alle critici van de Islam de mond te snoeren. Maar alleen
zoiets vaags als `oorlog tegen het terrorisme' brengt een beter
Nederland niet dichterbij.
De brief die de moordenaar op het lichaam heeft achtergelaten, getuigt
van een zieke geest geobsedeerd met bloed, wraak en de dood. Hoe kan
het dat zo een geest in dit land wordt geboren en getogen? Ik denk dat
we hier raken aan een van de grote gebreken van de makkelijke, moderne
tijd. Makkelijk, omdat we liever wegkijken dan spreken, omdat we
liever negeren dan engageren. Deze jongen heeft niet van het ene op
het andere moment besloten te doen wat hij gedaan heeft, dat is een
proces geweest. En, zoals het er nu uitziet, heeft hij daar ook met
anderen over gesproken. Niemand heeft hem gecorrigeerd.
Het is een misvatting te denken dat we er zijn door een `oorlog tegen
terrorisme' te verklaren. Met alleen meer politie en meer AIVD zijn we
er niet. Nederland wordt pas veiliger als wij asociaal gedrag en
irrationeel handelen terug kunnen dringen. En dat lukt niet van
bovenaf. Zeker, in het onderwijs zouden we veel goeds kunnen
verrichten. Nu gebeurt dat niet. Kinderen worden niet onderwezen in
onze geschiedenis, niet in de totstandkoming van onze waarden en de
rechten van de mens, niet in levensbeschouwing, niet in
wereldbeschouwing. Het onderwijs is er te veel op gericht om kinderen
klaar te stomen voor een bijdrage aan de economie, en te weinig om van
hen goede burgers te maken. Maar we zullen ons ideologische erfgoed,
ons besef van beschaving, vooral elkaar moeten bijbrengen.
Vrijheden brengen in een volwassen democratie ook
verantwoordelijkheden met zich mee. Geen vrijheid zonder
verantwoordelijkheid dus. Maar het afleggen van verantwoording lijkt
steeds minder in zwang. Aan wie we dan verantwoording moeten afleggen?
Aan iedereen die erom vraagt. Is dat niet de essentie van opvoeding en
opleiding? Is dat niet de enige, effectieve manier waarop we in staat
zijn gezamenlijk te bouwen aan een gezamenlijk referentiekader?
Er is nog een aspect dat niet onbesproken kan blijven: moreel
leiderschap. De revolutie van de jaren zestig maakte een einde aan de
overerfde macht en de macht van de `onaantastbaren'. Macht en
autoriteit zouden slechts verleend worden op basis van bewezen
diensten en inzichten. Althans, dat was wat werd gezegd - gedaan werd
er iets anders. Dat was een grote vergissing waar we nu nog steeds de
prijs voor betalen. Opvoeding verwerd al snel tot non-interventie,
terwijl opvoeden een actieve daad is. Leiderschap was verdacht en
onbetrouwbaar, elkaar aanspreken raakte op de achtergrond. Vrijheid en
onafhankelijkheid werden ingevuld met vrijblijvendheid, wegkijken,
hedonisme en consumentisme. Dit was het recept voor de samenleving van
vandaag.
Minister Zalm spreekt nu van een `oorlog tegen terrorisme'. Het woord
`oorlog' als metafoor, bedoelt hij waarschijnlijk, want kan hij
omschrijven op welk moment we die oorlog gewonnen kunnen verklaren?
Maar dan nog, het woord kan ook anders worden verstaan en leiden tot
meer olie op het vuur. Het geweten is bij veruit de meeste moslims
voldoende ontwikkeld om te begrijpen dat de moord op Van Gogh een
onacceptabele misdaad is. Maar met die vaststelling zijn we er niet.
De moslimgemeenschap zal moeten begrijpen dat er een collectieve
verantwoordelijkheid bestaat om de uitwassen actief te bestrijden.
Opvoeders, leraren en imams zullen onomwonden moeten kiezen vóór onze
Grondwet en in de geest daarvan hun kinderen moeten opvoeden. Indien
bepaalde mensen niet bereid zijn zich te conformeren aan wat wij hier
gezamenlijk aan waarden en wetten hebben geformuleerd, dan is mijn
dringende advies: zoek een land waar u zich wél thuis voelt.
De politiek heeft het integratievraagstuk, tot woede van mijn partij,
lange tijd genegeerd. Het vraagstuk was omringd met taboes en angst en
wie zich daar tegen verzette, werd in de hoek geschopt. Het gevolg was
dat we migranten niet serieus tegemoet traden, maar slechts met veel
verwarrende omhaal. Migranten werden verder vooral aan hun lot
overgelaten, ze werden niet aangemoedigd om Nederlands te leren en ze
kregen niet te horen dat een bepaalde mate van aanpassing
onvermijdelijk was om hier succesvol te kunnen zijn.
Gelukkig heeft het realisme in de Tweede Kamer, zeker na de
commissie-Blok, eindelijk voet aan de grond gekregen. Maar zoals zo
vaak: na aanvankelijke en langdurige ontkenning komt het doorslaan
naar de andere kant. U hebt ze de afgelopen weken langs kunnen zien
trekken op radio en tv: mannen en vrouwen met de snelle en makkelijke
oplossingen. Hun doel is sympathie (stemmen) te winnen, niet om de
problemen écht op te lossen.
Terrorisme moet door politie, inlichtingendiensten en desnoods het
leger worden bestreden, maar er moet veel meer gebeuren. We moeten
duidelijk maken wat er van de één miljoen moslims in ons land verwacht
wordt, en hen een eerlijke kans geven op integratie, emancipatie en
participatie. We moeten stoppen met het segregatiebeleid, zowel als
het om wonen gaat als om naar school gaan. Islamitische scholen moeten
ontmoedigd worden omdat ze per definitie `zwart' zijn. Eigenlijk
zouden we helemaal moeten stoppen met het bijzonder onderwijs, zodat
alle kinderen worden groot gebracht in onderlinge harmonie en met
respect voor elkaar met als gemeenschappelijke achtergrond, en met als
referentiekader de wordingsgeschiedenis van onze beschaving.
En, tot slot, we moeten af van de cultuur van wegkijken. Die cultuur
is nagel aan de doodskist van onze beschaving en vooruitgang.
Apeldoorn, 7 november 2004