VVD



Nieuws

5 nov 2004 - Inbreng Paul de Krom bij debat over
herijking van VROM-regelgeving

Op woensdag 3 november had in de Tweede Kamer het debat plaats over de herijking van VROM-regelgeving. Hieronder treft u de inbreng van VVD-Tweede-Kamerlid Paul de Krom.

We spreken vandaag wederom over de herijking. Het is goed om ons steeds voor ogen te houden wat het doel ervan ook alweer is. Dat is niet om als overheid je eigen tuintje aan te harken door zoveel mogelijk regels te verminderen. Het doel is het voor gebruikers van de regels veel makkelijker, eenvoudiger en goedkoper te maken om zich daaraan te houden. Dat geldt voor overheid en bedrijfsleven. Ik heb daarom de vorige keer dat wij hierover spraken gezegd dat ik heel graag inzicht wil hebben wat de effecten ervan zijn op de werkvloer. Ik stelde voor om met VNO en MKB een quick scan te organiseren onder hun leden om na te gaan wat er daadwerkelijk is veranderd. De Minister zegde toe dit na te gaan. Graag een antwoord hierop.

Navraag bij betrokken partijen uit het veld leert, dat vrijwel zonder uitzondering met veel enthousiasme wordt gekeken naar het project herijking. De belofte voor de toekomst is groot, en dat vind ik ook. Maar er zijn wel kritische geluiden over het tempo. Het MKB concludeert dat na bijna 2 jaar in de praktijk nog weinig is te merken van de voortgang. Ikzelf constateer na 1,5 jaar in deze Kamer dat er eigenlijk alleen maar regels bij zijn gekomen. Dat werpt bij mij de vraag op: is de doelstelling van het ministerie, 31% administratieve lastenreductie in 2007, nu in- of exclusief regels en de daaruit volgende lastendruk die erbij komen? Dus netto of bruto? Graag helderheid hierover. Vinden de bewindslieden de doelstelling en het tijdpad nog steeds realistisch? Volgend jaar is de reductie 23 miljoen, maar op een totaal van 1,7 miljard is dat nog wel érg weinig (1,5%).

De Minister heeft mét mij gezegd dat zij het belang van snelle successen onderstreept om het proces gaande te houden en het draagvlak te vergroten. Waar zijn die snelle successen nu? Ik geloof niet dat ik iets heb gezien. Kansen daarvoor zijn er wel. Ik noem de mogelijkheid snel te komen tot eenvoudige landelijke uniformering van formulieren voor vergunningaanvragen- en meldingen. Of vermindering van de frequentie van meet- registratie en rapportageverplichtingen. Of de mogelijkheid van één loket. Over dat laatste heeft de Minister gezegd niet te kunnen garanderen dat die er per 1 januari 2005 kan zijn, omdat zij daarvoor ook afhankelijk is van andere overheden. Kunnen wij dan nu wél een harde datum krijgen wanneer dat er echt is? Tenslotte noem ik ook nog de mogelijkheid vergunningsplicht te veranderen in een meldingsplicht. Concreet is dus wéér de vraag, welke mogelijkheden zijn er om op deze terreinen snelle successen te boeken? De Minister zegt in haar brief van 25 oktober in positieve zin het één en ander over deze voorstellen, maar mijn angst is dat het proces te lang gaat duren. Een helder antwoord wordt gewaardeerd.

In dezelfde brief waarschuwt de Minister er overigens terecht voor om geen verplichtingen te schrappen als het gevolg zou zijn dat de administratieve lasten stijgen. Zij noemt het voorbeeld van achterwege laten van bodemonderzoek, waardoor het risico van kostbare gerechtelijke procedures zou kunnen stijgen. Ik kan dat volgen. Vandaar de vraag welke consequenties bijvoorbeeld het schrappen van de STEK- regeling zal hebben. In vergelijking tot het buitenland zijn de Nederlandse prestaties op het gebied van reductie van koelgassen beter dan die in het buitenland. Voordat die regeling wordt geschrapt wil ik weten wat de consequenties zijn en of er met de branche zelf afspraken worden gemaakt om ervoor te zorgen dat de prestaties niet achteruit gaan. Zelfregulering is een mogelijkheid, certificering evenzeer. Is de Staatssecretaris bereid op korte termijn met de sector te overleggen om te bekijken hoe dit het beste kan voordat we het kind met het badwater weggooien?

Ik heb al een aantal keren gesuggereerd om met lagere overheden een convenant te sluiten. We moeten niet hebben dat als er tengevolge van dit project 'ruimte' in regelgeving ontstaat die vervolgens door lagere overheden weer wordt opgevuld. Doel van het convenant zou zijn om als gehele overheid de neuzen dezelfde richting uit te krijgen. Bovendien hebben we de lagere overheden nodig voor de uitvoering van de plannen. Dat zegt de Minister trouwens zelf ook. Denk maar aan het ene loket. Maar ook voor uitvoering van andere voorstellen, bijvoorbeeld voor die zoals ik net heb gedaan, hebben we de lagere overheden nodig. De Minister zegde toe dit voorstel in overweging te nemen. Wat is nu de conclusie en waarom? Als het antwoord nee is, hoe gaat zij er dan wél voor zorgen dat strategie en uitvoering tussen alle overheden op elkaar zijn afgestemd?

Ik begrijp goed dat de bewindslieden vasthouden aan hun strategie om dáár in te zetten waar de grote winst ligt, de éne Vrom vergunning en de 8.40 AMvB's, en zich niet van de wijs laten brengen door allerlei ad-hoc wensen, ook vanuit deze Kamer. Maar nogmaals, snelle, zichtbare, successen zijn noodzakelijk om vertrouwen in een goede uitkomst te houden. Tijdens de verbouwing gaat de verkoop door. Dan heeft u in al die zalen waar u komt en op de rijstebrij van regels worden aangesproken ook wat concreets te melden behalve dat het gras aan de andere kant van de heuvel groener is. Beste bewindslieden, boek snelle successen en toeter dat van de daken! Buiten deze Kamer viert het cynisme nog steeds hoogtij als het over VROM regeltjes gaat.

Zoals de bewindslieden weten heb ik altijd een pleidooi gehouden om de voorstellen van de heer Biezeveld om te komen tot één integrale natuur- en milieuwet te onderzoeken. Mijn fractie heeft daarom de motie Van Velzen-Duyvendak ook gesteund. Tot mijn verbazing voeren de bewindslieden de motie niet uit, met als argument het amendement Snijder. Nu kunnen de bewindslieden om veel redenen geen zin hebben om de motie uit te voeren, maar deze is wel een hele slechte. Ik heb nog even met collega Snijder gesproken. De bedoeling van dit amendement was om zolang er nog geen integrale wet is, de vergunningverlening inzake de Natuurbeschermingswet bij de provincie neer te leggen. Maar dat betekent helemaal niet dat er onvoldoende basis en draagvlak is voor de integratie van milieu-en natuurwetgeving, zoals de Staatssecretaris in zijn brief van 6 juli schrijft. Integendeel, het draagvlak in- en buiten deze Kamer is juist heel groot. Ik was en ben nog steeds van mening dat die optie moet worden onderzocht. De motie Van Velzen-Duyvendak moet dus gewoon worden uitgevoerd. Ik begrijp nog steeds de weerstand daartegen niet goed. De Minister zegt, - en ik steun dat - dat we op termijn moeten komen tot één integrale vergunning. Van model 3 naar 4 dus. Ik begrijp wel dat VROM niet alles tegelijk kan, dus over wanneer valt te praten.

Dan de herziening van de MER. Vorig jaar is de MER geëvalueerd. Wanneer kan de Kamer een samenhangend verhaal tegemoet zien, rekening houdend met die evaluatie?

In het kader van de stroomlijning van wet-en regelgeving stellen de bewindslieden voor bijzondere totstandkomingsprocedures af te schaffen. Daarmee zou de Kamer afstand doen van een haar ter beschikking staand instrument, namelijk de voor- en nahangprocedures van AmvB's. Ik wil daar eigenlijk geen afstand van doen. Dat gaat me veel te ver. Wat ik wel legitiem vind is om te kijken of de procedures niet sneller kunnen of dat eens kritisch wordt gekeken naar het gebruik van het instrument. Graag de reactie van de bewindslieden.

Tenslotte naar aanleiding van de motie Koopmans/De Krom: ik kan de argumentatie volgen om geen fatale termijnen in de Algemene Wet Bestuursrecht op te nemen. Maar ik zou wel willen voorstellen om waar in het kader van wetgeving vergunningen, rapportage of meldingsverplichtingen zijn opgenomen, in de Memorie van Toelichting op te nemen waarom wél of niet is gekozen voor fatale termijnen. Kunnen de

bewindslieden deze toezegging doen.

Een allerlaatste woord over de brief van de Staatssecretaris inzake self-storage waar wij in het vorige overleg over hebben gesproken. De brief valt mij eigenlijk tegen. Kan de Staatssecretaris nu echt geen handje helpen om voor de korte termijn een oplossing te zoeken?