D/04/5
Brussel, 5 november 2004
COMMISSION DES COMMUNAUTÉS EUROPÉENNES
TEXTE NL
EUROPESE RAAD VAN BRUSSEL 4/5 NOVEMBER 2004 CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP
1. De Europese Raad heeft zich met name gebogen over:
* de voorbereiding van de tussentijdse evaluatie van de strategie
van Lissabon
* een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (Haags Programma)
* het thema "Europa communiceren"
Hij heeft tevens besprekingen gevoerd met de premier van Irak, de heer
Allawi.
2. De bijeenkomst werd voorafgegaan door een uiteenzetting van de
voorzitter van het Europees Parlement, de heer Josep Borrell, waarna
een gedachtewisseling volgde.
3. De Europese Raad heeft nota genomen van het resultaat van het debat
in het Europees Parlement over de installatie van de voorgedragen
Commissie. De Europese Raad is verheugd over de nieuwe lijst van
voorgedragen Commissieleden die door de voorgedragen voorzitter, de
heer José Manuel Barroso, is gepresenteerd. De Raad heeft deze lijst
in overeenstemming met de voorgedragen voorzitter goedgekeurd. De
Europese Raad heeft de hoop geuit dat deze Commissie kan worden
goedgekeurd en zo spoedig mogelijk in functie kan treden.
4. De Europese Raad heeft er met grote voldoening nota van genomen dat
het "Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa" op
29 oktober 2004 te Rome namens alle lidstaten plechtig is ondertekend.
I. DE STRATEGIE VAN LISSABON: VOORBEREIDING VAN DE TUSSENTIJDSE
EVALUATIE
5. De Europese Raad heeft de waarde en relevantie bevestigd van het
proces dat hij in maart 2000 te Lissabon in gang heeft gezet en dat
tot doel heeft het mededingingsvermogen van de Europese economieën
flink te verhogen door middel van een evenwichtige strategie met een
economische, een sociale en een milieudimensie. De Europese Raad
spoorde de Raad aan voort te bouwen op de sinds de
voorjaarsbijeenkomst geboekte vooruitgang en de vaart in zijn
werkzaamheden te houden. De Europese Raad noemde het eens te meer van
belang dat de lidstaten de overeengekomen maatregelen uitvoeren.
6. De Europese Raad heeft benadrukt dat de tussentijdse evaluatie
tijdens de voorjaarsbijeenkomst van 2005 belangrijk is omdat die nieuw
elan moet geven aan de strategie van Lissabon. De Europese Raad was
dan ook voldaan over de presentatie door de heer Wim Kok, voorzitter
van de Groep op hoog niveau die de Commissie adviseert over haar
voorbereidingen voor de tussentijdse evaluatie. De presentatie werd
gevolgd door een gedachtewisseling.
7. De Europese Raad was verheugd over het voornemen van de Europese
Commissie om de uitvoering van de strategie van Lissabon als speerpunt
van haar beleid te handhaven. Daarom verzocht de Europese Raad de
Commissie om vóór eind januari 2005 de nodige voorstellen voor de
tussentijdse evaluatie in het licht van de nieuwe uitdagingen in te
dienen. Die alomvattende voorstellen moeten rekening houden met het
verslag van de door de heer Kok voorgezeten Groep op hoog niveau en
met de standpunten van de lidstaten. Tevens moet daarin rekening
worden gehouden met de komende evaluatie van de strategie voor
duurzame ontwikkeling. De Europese Raad verzocht de Raad deze
voorstellen tijdig te bespreken en ziet uit naar verdere concrete
bijdragen met het oog op de succesvolle uitvoering van alle dimensies
van de strategie van Lissabon.
8. De Europese Raad heeft nota genomen van de gedachtewisseling die
tijdens de tripartiete sociale top is gehouden. Vanuit het besef dat
de sociale partners op alle niveaus een sleutelrol vervullen, met name
bij het moderniseren van de arbeidsmarkt en het anticiperen op
veranderingen, verzocht hij hun bij te dragen aan de tussentijdse
evaluatie over een doeltreffender uitvoering van de strategie van
Lissabon.
9. De Europese Raad heeft met tevredenheid vastgesteld dat er een
actieprogramma is gestart om vaart te brengen in het gezamenlijke
initiatief voor betere regelgeving. De EU-instellingen zijn flink
opgeschoten met het uitwerken van een gezamenlijke methode voor
effectbeoordeling en met het aanpassen van de werkmethoden voor het
vereenvoudigingsprogramma, waarin het interinstitutioneel akkoord over
betere regelgeving voorziet.
10. De Europese Raad verwelkomde de conclusies van de Raad (ECOFIN)
van 21 oktober. In dit verband nam hij met name nota van:
o de steun voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke methode
voor het meten van administratieve lasten;
o het voornemen van de Commissie om binnenkort een mededeling over dit
onderwerp voor te leggen;
o de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten in
proefprojecten die tot doel hebben om een dergelijke methode verder
uit te werken, hetgeen zo vroeg mogelijk in 2005 moet worden afgerond.
De Europese Raad verzocht de Commissie de methode na afloop van de
proefprojecten toe te passen in haar richtsnoeren voor
effectbeoordelingen en werkmethoden voor vereenvoudiging.
11. De Europese Raad erkende de belangrijke rol die het Europees
Parlement op dit gebied speelt en prees de vooruitgang die de
Commissie en de Raad hebben gemaakt bij het bepalen van de
prioriteiten van de Raad voor de vereenvoudiging van bestaande
communautaire wetgeving met inachtneming van het acquis communautaire.
Hij verzocht de Commissie deze prioriteiten op te nemen in haar
doorlopend vereenvoudigingsprogramma. De Europese Raad nam er nota van
dat de prioriteiten waarschijnlijk betrekking zullen hebben op de
sectoren milieu, vervoer en statistiek. De Europese Raad verzocht de
Raad de werkzaamheden op de eerste plaats te concentreren op deze
geselecteerde sectoren en tijdens zijn zitting in november een lijst
op te stellen van 10 - 15 rechtsbesluiten waaraan prioriteit moet
worden verleend.
12. De Europese Raad zal in zijn voorjaarsbijeenkomst 2005 aandacht
schenken aan betere regelgeving in de context van de tussentijdse
evaluatie van Lissabon.
13. Tot slot nam de Europese Raad in het kader van de opstelling van
de tussentijdse evaluatie nota van de brief van de staatshoofden en
regeringsleiders van Frankrijk, Duitsland, Spanje en Zweden, waarin
wordt gewezen op het belang van demografische factoren bij de
vormgeving van de toekomstige economische en sociale ontwikkeling van
Europa en wordt aangedrongen op de uitwerking van een "Europees pact
voor de jeugd".
II. RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT: HET HAAGS PROGRAMMA
14. De veiligheid van de Europese Unie en haar lidstaten is een nog
dringender aangelegenheid geworden, vooral in het licht van de
terreuraanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten en
11 maart 2004 in Madrid.
De Europese burgers verwachten terecht dat de Europese Unie
grensoverschrijdende problemen zoals illegale migratie en mensenhandel
en -smokkel, alsook terrorisme en georganiseerde criminaliteit, met
vereende krachten en op een doeltreffender wijze aanpakt, met
inachtneming van de fundamentele vrijheden en rechten.
15. Vijf jaar na de bijeenkomst van de Europese Raad in Tampere, waar
overeenstemming werd bereikt over een programma dat aan de basis ligt
van belangrijke verworvenheden in de ruimte van vrijheid, veiligheid
en recht, is het nu tijd voor een nieuw programma, waarmee de Unie kan
voortbouwen op deze verworvenheden en met succes de uitdagingen kan
aangaan waarvoor zij zich gesteld zal zien. De Europese Raad heeft
daartoe een nieuw meerjarenprogramma voor de komende vijf jaar
aangenomen, namelijk het Haags Programma, dat aan deze conclusies is
gehecht. Dit programma weerspiegelt de ambities die tot uiting komen
in het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa. In dit
programma wordt rekening gehouden met de evaluatie van de Commissie
die door de Europese Raad in juni 2004 met instemming is ontvangen,
alsmede met de Aanbeveling over het gebruik van de procedure van
gekwalificeerde meerderheid en van medebeslissing bij de
besluitvorming, die het Europees Parlement op 14 oktober 2004 heeft
aangenomen.
16. Het Haags Programma bestrijkt alle beleidsaspecten - inclusief de
externe dimensie - van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht,
met name grondrechten en burgerschap, asiel en migratie, grensbeheer,
integratie, bestrijding van terrorisme en georganiseerde
criminaliteit, justitiële en politiële samenwerking, en burgerlijk
recht. Hieraan zal in december 2004 een drugsstrategie worden
toegevoegd. In samenhang daarmee is de Europese Raad van oordeel dat
het van cruciaal belang is om passende Europese rechtsinstrumenten tot
stand te brengen, de praktische en operationele samenwerking tussen de
betrokken nationale instanties te versterken, en de overeengekomen
maatregelen tijdig uit te voeren.
17. In het licht van dit programma heeft de Europese Raad de Commissie
verzocht om in 2005 een actieplan in te dienen met voorstellen voor
concrete acties en een tijdschema voor de aanneming en uitvoering
ervan. Voorts verzocht hij de Commissie om een jaarverslag over de
uitvoering van EU-maatregelen ("scorebord") aan de Raad voor te
leggen. De lidstaten moeten daarvoor de nodige gegevens verstrekken.
De Europese Raad legde in dit verband de nadruk op het belang van
transparantie, en de betrokkenheid van het Europees Parlement.
18. De Europese Raad heeft de Raad verzocht ervoor te zorgen dat het
tijdschema voor elk van de verschillende maatregelen wordt nagekomen.
19. Zonder vooruit te lopen op het financieel raamwerk 2007-2013,
heeft de Europese Raad erop gewezen dat terdege rekening moet worden
gehouden met de financiële gevolgen van de meerjarenagenda voor de
ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
20. De Europese Raad zal in de tweede helft van 2006 de vooruitgang
inzake het Haags Programma evalueren.
III. EUROPA COMMUNICEREN
21. De Europese Raad heeft herhaald dat de burgers bewuster moeten
worden gemaakt van het belang van het werk van de Unie, en zich
ingenomen getoond met het resultaat van de bijeenkomst van de
ministers van Europese Zaken die aan dit onderwerp was gewijd. Hij
spoorde tevens de toekomstige voorzitterschappen aan door te gaan met
de besprekingen dienaangaande, onder andere over de mogelijkheden om
voorafgaand aan de bijeenkomsten van de Europese Raad openbare
debatten over Europese zaken op televisie uit te zenden. De burgers
van Europa delen essentiële waarden, en het behoort tot de
verantwoordelijkheden van de politici, zowel op nationaal als op
Europees niveau, om het belang van het project Europa over te brengen
en om de Europeanen door middel van openbaar debat en actief
burgerschap bij de besluitvorming te betrekken.
22. De Europese Raad is verheugd over de bijzondere nadruk die de
Commissie blijft leggen op communicatie, alsook over het voornemen van
de Commissie om tijdig vóór de bijeenkomst van de Europese Raad van
juni 2005 haar communicatiestrategie voor te leggen.
23. De Europese Raad heeft herhaald dat met het proces van ratificatie
van het Grondwettelijk Verdrag een belangrijke kans wordt geboden om
het publiek voor te lichten over Europese aangelegenheden. Hoewel
iedere lidstaat op nationaal niveau verantwoordelijk blijft voor
campagnes betreffende de ratificatie, kunnen de lidstaten gegevens en
ervaringen over dit proces uitwisselen.
IV. UITBREIDING
24. De Europese Raad heeft geluisterd naar een presentatie van de
voorzitter van de Europese Commissie over de voortgangsverslagen, de
strategienota over de uitbreiding, de aanbevelingen betreffende de
vier kandidaat-lidstaten, en de door de Commissie op 6 oktober 2004
gepubliceerde studie over de vraagstukken in verband met het
toekomstige lidmaatschap van Turkije.
25. De Europese Raad heeft bevestigd dat hij, overeenkomstig eerdere
conclusies, tijdens zijn bijeenkomst in december 2004 openstaande
uitbreidingsvraagstukken zal behandelen.
V. EXTERNE BETREKKINGEN
Presidentsverkiezingen in de VS
26. De Europese Raad heeft president George W. Bush van harte
gelukgewenst met zijn herverkiezing tot president van de Verenigde
Staten van Amerika. Ons hechte trans-Atlantische partnerschap, dat
stoelt op gedeelde waarden, is van fundamenteel belang voor de wijze
waarop Europa bouwt aan internationale vrede, veiligheid en welvaart.
Onze nauwe politieke, economische en culturele banden maken dat wij
elkaars natuurlijke en onmisbare partners zijn.
27. De Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika zijn
gezamenlijk verantwoordelijk voor het aanpakken van de grote
bedreigingen en uitdagingen, zoals regionale conflicten, in het
bijzonder het Midden-Oosten, terrorisme, verspreiding van
massavernietigingswapens, aids en de bestrijding van armoede. De
Europese Unie en de Verenigde Staten moeten ook nauw blijven
samenwerken om tot het welslagen van de handelsbesprekingen in het
kader van de Doha-ronde bij te dragen.
28. De EU en haar lidstaten verheugen zich erop om zeer nauw met
president Bush en zijn nieuwe regering samen te werken bij het
bundelen van de inspanningen, onder meer in multilaterale
instellingen, die gericht zijn op het bevorderen van de rechtsstaat en
het totstandbrengen van een rechtvaardige, democratische en veilige
wereld.
Sudan
29. De Europese Raad heeft zijn grote ongerustheid uitgesproken over
de situatie in Sudan/Darfur en de nadruk gelegd op het belang van de
eerbiediging van de mensenrechten en de verbetering van de
veiligheidssituatie. Hij riep de regering van Sudan en de andere
partijen op de eisen van de internationale gemeenschap in te willigen.
De Europese Raad herhaalde dat hij de Afrikaanse Unie blijft steunen
en dat hij bereid is de Afrikaanse Unie met raad en daad bij te staan
bij de uitbreiding van haar missie in Darfur. In dit verband
bekrachtigde de Europese Raad de conclusies van de Raad van 2 november
en spoorde hij de Raad en de Commissie aan met spoed de nodige
maatregelen te nemen voor de uitvoering ervan, en daarbij het gebruik
van sancties niet uit te sluiten.
Irak
30. De Europese Raad heeft met premier Allawi van Irak gesproken over
de toestand in Irak en nogmaals zijn krachtige steun betuigd voor het
politieke proces in Irak en voor de interimregering van Irak. De
Europese Raad prees de vastbeslotenheid van de Irakezen om het
politieke proces voort te zetten en verzekerde de premier dat de
Europese Unie het volk van Irak zal blijven steunen in zijn moedige en
moeilijke gang naar het herstel van veiligheid, democratie en de
rechtsstaat. In dit verband nam de Europese Raad de aangehechte
verklaring aan en spoorde hij de Raad en de Commissie ertoe aan het
nodige te doen om ervoor te zorgen dat de verklaring met spoed wordt
uitgevoerd.
Midden-Oosten
31. De Europese Raad betuigt zijn solidariteit met het Palestijnse
volk op dit moeilijk moment. Hij moedigt de Palestijnse leiders aan
blijk te geven van een groot verantwoordelijkheidsgevoel door ervoor
te zorgen dat de Palestijnse instellingen normaal blijven
functioneren. De Europese Raad acht het van cruciaal belang dat
legitieme leiders vastberaden de weg naar vrede in het Midden-Oosten
blijven volgen.
32. De Europese Raad memoreert de vaste standpunten van de EU en
blijft voorstander van de op twee staten gebaseerde oplossing, zoals
in de routekaart is uiteengezet en waarover de partijen
overeenstemming hebben bereikt, en welke moet leiden tot een
levensvatbare, soevereine en onafhankelijke Palestijnse nabuurstaat
die naast en in vrede met Israël bestaat binnen erkende en veilige
grenzen.
33. De Europese Raad is verheugd over de stemming in de Knesset op
26 oktober ter ondersteuning van Israëlische terugtrekking uit de
Gazastrook en een deel van de noordelijke Westelijke Jordaanoever. De
Europese Raad geeft uiting aan zijn bereidheid om een dergelijke
terugtrekking te ondersteunen als eerste stap in het totale proces, in
overeenstemming met de door de Europese Raad in maart 2004
uiteengezette voorwaarden, die onder meer inhouden dat terugtrekking
in de context van de routekaart plaatsvindt. De Europese Raad
memoreert tevens de verklaring van het Kwartet van 22 september.
34. De Europese Raad bekrachtigt het kortetermijnactieprogramma op de
gebieden veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economie, dat door
de hoge vertegenwoordiger is voorgesteld. De Europese Raad
onderstreept met name zijn bereidheid steun te verlenen aan het
verkiezingsproces in de Palestijnse gebieden. Hij doet een beroep op
de Palestijnse Autoriteit verkiezingen volgens internationale normen
te organiseren onder het gezag van een onafhankelijke kiescommissie en
roept Israël op het verloop van deze verkiezingen te vergemakkelijken.
35. De Europese Raad benadrukt dat deze initiatieven de volledige
medewerking van en samenwerking tussen de partijen zullen vergen,
alsook de coördinatie met andere betrokken partners, vooral in de
regio - met name met Egypte - en binnen het Kwartet. De Europese Raad
herhaalt dat hij bereid is de Palestijnse Autoriteit bij het nemen van
haar verantwoordelijkheid voor de openbare orde te steunen. De
Europese Raad verzoekt de hoge vertegenwoordiger en de Commissie
periodieke voortgangsverslagen over de uitvoering van deze
initiatieven in te dienen.
36. Tegelijkertijd is de Europese Raad, met het oog op het opnieuw
starten van een zinvol politiek onderhandelingsproces, van oordeel dat
deze kortetermijnvoorstellen meer steun zouden krijgen indien zij
binnen een breder politiek perspectief konden worden geplaatst. Hij
verzoekt de hoge vertegenwoordiger daartoe overleg te voeren met de
partijen, de internationale gemeenschap en vooral de overige leden van
het Kwartet.
37. De Europese Raad spreekt nogmaals zijn veroordeling uit over
geweld en terreur en roept op tot een nieuw staakt-het-vuren tussen
alle partijen en groepen.
Iran: nucleaire kwesties
38. De Europese Raad heeft de lopende contacten met Iran over het
Iraanse nucleaire programma besproken. Hij bevestigde dat hij zich zal
inzetten om de weg te effenen voor een duurzame, op samenwerking
gebaseerde langetermijnrelatie met Iran, met politieke, commerciële en
technologische dimensies.
39. Hij benadrukte dat hij belang hecht aan het opbouwen van
vertrouwen in de vreedzame aard van het Iraanse nucleaire programma,
dat transparantie nodig is en dat de resoluties van de Raad van beheer
van de IAEA moeten worden nageleefd. Een volledige, duurzame
opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten op
vrijwillige basis zou de weg openen voor besprekingen over
langetermijnsamenwerking die beide partijen voordelen biedt.
40. Hij bevestigde dat de Europese Unie en haar lidstaten actief
betrokken zullen blijven - met name door de inzet van Frankrijk,
Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de hoge vertegenwoordiger - met
als doel vooruitgang te boeken inzake de Iraanse nucleaire kwestie
vóór de vergadering van de Raad van beheer van de IAEA, die op
25 november 2004 begint.
41. De Europese Raad besloot dat, indien de huidige contacten tot een
bevredigende oplossing leiden, de onderhandelingen over een handels-
en samenwerkingsovereenkomst moeten worden hervat zodra de opschorting
is geverifieerd.
Oekraïne
42. De Europese Raad waardeert Oekraïne als een belangrijke buur en
partner. In het licht hiervan betreurt hij het dat de eerste ronde van
de presidentsverkiezingen in Oekraïne op 31 oktober niet beantwoordde
aan de internationale normen voor democratische verkiezingen.
43. De EU juichte de grote opkomst van de kiezers toe.
44. De Europese Raad roept de Oekraïense autoriteiten op, de
vastgestelde tekortkomingen tijdig voor de tweede ronde van de
verkiezingen te verhelpen en de omstandigheden te creëren waarin vrije
en eerlijke verkiezingen mogelijk zijn, in het bijzonder door beide
kandidaten gelijke toegang tot de staatsmedia te waarborgen.
Gemeenschappelijke strategie voor het Middellandse-Zeegebied
45. De Europese Raad heeft nota genomen van het verslag over de
uitvoering van de gemeenschappelijke strategie voor het
Middellandse-Zeegebied en is overeengekomen de toepassingsperiode
ervan met 18 maanden te verlengen tot 23 januari 2006.
BIJLAGE I
HET HAAGS PROGRAMMA
VERSTERKING VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT IN DE EUROPESE UNIE
I. INLEIDING
De Europese Unie bevestigt andermaal het belang dat zij hecht aan de
ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, als
antwoord op een algemene bezorgdheid van de volkeren van de staten die
in de Unie verenigd zijn.
De Europese Unie heeft de afgelopen jaren haar rol in het
bewerkstelligen van samenwerking op het gebied van politie, douane en
justitie, en in de ontwikkeling van een gecoördineerd beleid inzake
asiel, immigratie en controles aan de buitengrenzen verder vergroot.
Deze tendens zal zich doorzetten met de versterking van een
gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht door het
Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, dat op
29 oktober 2004 in Rome is ondertekend (hierna: het Grondwettelijk
Verdrag genoemd). Het Grondwettelijk Verdrag, en de daaraan
voorafgaande Verdragen van Maastricht, Amsterdam en Nice, hebben
geleidelijk gestalte gegeven aan een gemeenschappelijk juridisch kader
op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en hebben tot de
integratie van dit beleidsterrein in andere beleidsterreinen van de
Unie geleid.
Sinds de Europese Raad van Tampere van 1999 is het beleid van de Unie
op het terrein van justitie en binnenlandse zaken in het kader van een
algemeen programma ontwikkeld. Hoewel niet alle oorspronkelijke
doelstellingen zijn verwezenlijkt, is aanzienlijke en samenhangende
vooruitgang geboekt. De Europese Raad is verheugd over de resultaten
die in de eerste periode van vijf jaar zijn bereikt: de basis is
gelegd voor een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid, de weg
is vrijgemaakt voor de harmonisatie van de grenscontroles, de
politiële samenwerking is verbeterd en met het uitwerken van het
beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en
vonnissen als fundament voor de justitiële samenwerking is
aanzienlijke vooruitgang geboekt.
De veiligheid van de Europese Unie en haar lidstaten is een nog
dringender aangelegenheid geworden, vooral in het licht van de
terreuraanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten en
11 maart 2004 in Madrid. De burgers in Europa verwachten terecht dat
de Europese Unie grensoverschrijdende problemen zoals illegale
migratie, mensenhandel en mensensmokkel, terrorisme en georganiseerde
criminaliteit met vereende krachten en effectiever aanpakt en er ook
preventief tegen optreedt, met eerbiediging van de fundamentele
vrijheden en rechten. Met name op het gebied van veiligheid wordt
afstemming en samenhang tussen de interne en externe dimensie steeds
belangrijker, waaraan dan ook met volle inzet moet worden gewerkt.
Vijf jaar na de bijeenkomst van de Europese Raad in Tampere is het
tijd voor een nieuwe agenda, opdat de Unie kan voortbouwen op de
resultaten en met succes op nieuwe uitdagingen, waarmee zij zal worden
geconfronteerd, kan reageren. Daartoe heeft de Europese Raad dit nieuw
meerjarenprogramma aangenomen, met de titel Het Haags Programma. Dat
programma weerspiegelt de ambities die zijn verwoord in het
Grondwettelijk Verdrag en het draagt bij aan de voorbereiding van de
Unie op de inwerkingtreding ervan. In het programma wordt rekening
gehouden met de evaluatie door de Commissie die de Europese Raad
van juni 2004 heeft verwelkomd en met de aanbeveling die op 14 oktober
2004 door het Europees Parlement is aangenomen, met name wat
betreft de overgang naar besluitvorming met gekwalificeerde
meerderheid en medebeslissing als bedoeld in artikel 67, lid 2, van
het VEG.
Het Haags Programma heeft ten doel, het gemeenschappelijke vermogen
van de Unie en haar lidstaten te versterken om de fundamentele
rechten, minimale procedurele rechtswaarborgen en toegang tot de
rechter te garanderen en personen in nood bescherming te bieden
overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag van Genève en andere
internationale verdragen; migratiestromen te beheersen en de
buitengrenzen van de Unie te controleren; georganiseerde
grensoverschrijdende criminaliteit en de dreiging van het terrorisme
te bestrijden; Europol en Eurojust te versterken; wederzijdse
erkenning van rechterlijke beslissingen en gerechtelijke stukken in
burgerlijke en in strafzaken te realiseren en juridische en
gerechtelijke hindernissen voor geschillenbeslechting in burgerlijke
en familiezaken met grensoverschrijdende gevolgen weg te nemen. Dit
doel moet in het belang van onze burgers worden verwezenlijkt door de
ontwikkeling van een gemeenschappelijk asielstelsel, verbetering van
toegang tot de rechter, praktische politiële en justitiële
samenwerking, onderlinge aanpassing van de wetgeving en de
ontwikkeling van gemeenschappelijk beleid.
Kernelement zal in de nabije toekomst het voorkomen en bestrijden van
terrorisme zijn. Een gemeenschappelijke aanpak op dit terrein moet
berusten op het beginsel dat de bescherming van de nationale
veiligheid vereist, dat de lidstaten daarbij volledig rekening houden
met de veiligheid van de Unie als geheel. Voorts zal de Europese Raad
in december 2004 worden verzocht de nieuwe Europese drugsstrategie
2005-2012 te onderschrijven, die dan aan dit programma zal worden
gehecht.
De Europese Raad acht het gemeenschappelijke project van versterking
van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van cruciaal belang om
veilige samenlevingen, wederzijds vertrouwen en de rechtsstaat overal
in de Unie te verzekeren. Vrijheid, recht, buitengrenscontroles,
interne veiligheid en het voorkomen van terrorisme moeten voortaan als
één en ondeelbaar worden beschouwd in de Unie als geheel. Een optimaal
beschermingsniveau voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
vergt een multidisciplinair en gecoördineerd optreden van de bevoegde
wetshandhavingsinstanties, met name politie, douane en
grensbewakingsdiensten, op EU-niveau en nationaal niveau.
In het licht van dit programma verzoekt de Europese Raad de Commissie
om in 2005 bij de Raad een actieplan in te dienen waarin de
doelstellingen en de prioriteiten van dit programma zijn omgezet in
concrete maatregelen. Dit plan moet tevens een tijdschema voor de
aanneming en uitvoering van alle maatregelen bevatten. De Europese
Raad roept de Raad op ervoor te zorgen dat het tijdschema voor elke
maatregel wordt nageleefd. De Commissie wordt verzocht de Raad
jaarlijks een verslag voor te leggen over de uitvoering van Het Haags
Programma (scorebord).
II. ALGEMENE BELEIDSLIJNEN
1. Algemene beginselen
Het onderstaande programma tracht een antwoord te geven op de eisen
die onze burgers stellen en de verwachtingen die zij hebben. Er ligt
een pragmatische aanpak aan ten grondslag en het bouwt voort op de
lopende werkzaamheden uit het programma van Tampere, bestaande
actieplannen en op een evaluatie van "eerste-generatie"-maatregelen.
Het is tevens gestoeld op de algemene beginselen van subsidiariteit,
evenredigheid, solidariteit en eerbiediging van de verschillende
rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten.
Het Grondwettelijk Verdrag heeft als richtsnoer gediend voor het
niveau dat dit programma beoogt te bereiken; dit neemt niet weg dat,
zolang het Grondwettelijke Verdrag niet van kracht is, de bestaande
verdragen de rechtsgrondslag bevatten voor het optreden van de Raad.
Tegen deze achtergrond is voor de diverse beleidsterreinen nagegaan of
reeds met voorbereidend werk of voorbereidende studies kon worden
begonnen, opdat de in het Grondwettelijk Verdrag genoemde maatregelen
kunnen worden getroffen zodra dat verdrag in werking treedt.
De fundamentele rechten, zoals gewaarborgd door het Europees Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens en het Handvest van de
grondrechten in deel II van het Grondwettelijk Verdrag en de
toelichting daarbij, alsmede door het Vluchtelingenverdrag van Genève,
moeten onverkort worden geëerbiedigd. Het programma is tevens gericht
op reële en substantiële vooruitgang bij het versterken van wederzijds
vertrouwen en het bevorderen van gemeenschappelijk beleid dat al onze
burgers ten goede komt.
2. Bescherming van fundamentele rechten
Het opnemen van het Handvest in het Grondwettelijk Verdrag en de
toetreding tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van
de mens en de fundamentele vrijheden houden voor de Unie en haar
instellingen de wettelijke verplichting in ervoor te zorgen dat op al
haar werkterreinen de fundamentele rechten niet alleen worden
geëerbiedigd, maar ook actief worden gepropageerd.
In dit verband memoreert de Europese Raad zijn in december 2003 geuite
vastbeslotenheid elke vorm van racisme, antisemitisme en
vreemdelingenhaat te bestrijden, en verwelkomt hij de mededeling van
de Commissie over de verruiming van het mandaat van het Europees
Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat tot een
mensenrechtenbureau.
3. Uitvoering en evaluatie
Uit de evaluatie die de Commissie van het programma van Tampere heeft
gemaakt is een duidelijke behoefte gebleken aan adequate en
tijdige uitvoering en aan evaluatie van alle soorten maatregelen op
het gebied van vrijheid, veiligheid en recht .
Het is van essentieel belang voor de Raad dat in 2005 praktische
methoden worden ontwikkeld ter bevordering van een tijdige uitvoering
op alle beleidsterreinen : maatregelen waarvoor de nationale
autoriteiten een beroep moeten doen op hun mensen en middelen moeten
vergezeld gaan van deugdelijke plannen voor een doeltreffender
uitvoering. Verder moet de termijn voor de uitvoering beter worden
afgestemd op de complexiteit van de desbetreffende maatregel.
Regelmatige voortgangsverslagen van de Commissie aan de Raad tijdens
de uitvoeringsperiode moeten een stimulans vormen voor actie in de
lidstaten.
De evaluatie van zowel de uitvoering als de gevolgen van de
maatregelen is volgens de Europese Raad essentieel, voor de
doeltreffendheid van het optreden van de Unie. De evaluaties, die
vanaf 1 juli 2005 zullen worden verricht, moeten systematisch,
objectief, onpartijdig en efficiënt worden uitgevoerd; waarbij moet
worden voorkomen dat deze een te zware administratieve belasting voor
de nationale autoriteiten en de Commissie vormen. De evaluaties moeten
erop gericht zijn de werking van de maatregel te bepalen en
oplossingen aan te reiken voor problemen die bij de uitvoering en/of
toepassing van de maatregel zijn ondervonden. De Commissie dient elk
jaar een evaluatieverslag over maatregelen op te stellen dat wordt
voorgelegd aan de Raad en ter informatie wordt gezonden aan het
Europees Parlement en de nationale parlementen.
De Europese Commissie wordt verzocht voorstellen uit te werken
betreffende de rol van het Europees Parlement en de nationale
parlementen bij de evaluatie van de werkzaamheden van Eurojust en het
onderzoek van de activiteiten van Europol. Deze voorstellen dienen te
worden ingediend zodra het Grondwettelijke Verdrag in werking is
getreden.
4. Tussenbalans
Aangezien het programma de periode bestrijkt waarin het Grondwettelijk
Verdrag in werking zal treden, wordt het nuttig geacht een
tussenbalans op te maken. De Commissie wordt derhalve verzocht
uiterlijk bij de inwerkingtreding van het Grondwettelijk Verdrag (1
november 2006) aan de Europese Raad verslag uit te brengen over de
gemaakte vorderingen en noodzakelijke aanvullingen op het programma
voor te stellen, rekening houdend met de wijziging in de
rechtsgrondslag als gevolg van de inwerkingtreding van het verdrag.
III. SPECIFIEKE BELEIDSLIJNEN
1. VERSTERKING VAN VRIJHEID
1.1 Het burgerschap van de Unie
Het recht van alle EU-burgers om zich vrij over het grondgebied van de
lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven, vormt de kern van
de rechten verbonden aan het burgerschap van de Unie. In de praktijk
zal het burgerschap van de Unie aan betekenis winnen door de volledige
uitvoering van Richtlijn 2004/38 , die het communautaire recht ter
zake codificeert en tot duidelijkheid en eenvoud leidt. De Commissie
wordt verzocht in 2008 aan de Raad en het Europees Parlement een
verslag voor te leggen, in voorkomend geval met voorstellen, om ervoor
te zorgen dat EU-burgers zich in de Europese Unie kunnen verplaatsen
op vergelijkbare voorwaarden als die welke gelden voor onderdanen van
een lidstaat die zich in hun eigen land verplaatsen of er van
verblijfplaats veranderen, zulks overeenkomstig vaste beginselen van
het communautaire recht.
De Europese Raad moedigt de instellingen van de Unie aan om, binnen
het kader van hun bevoegdheden, een open, transparante en regelmatige
dialoog met representatieve organisaties en het maatschappelijk
middenveld te voeren en de deelneming van burgers aan het
maatschappelijke leven te stimuleren en te vergemakkelijken. Meer in
het bijzonder vraagt de Europese Raad de Raad en de Commissie om
speciale aandacht te schenken aan de bestrijding van antisemitisme,
racisme en vreemdelingenhaat.
1.2 Asiel-, migratie- en grenzenbeleid
Internationale migratie zal blijven bestaan. Daarom is een
alomvattende aanpak nodig waarbij alle fasen van migratie aan bod
komen, met de benodigde aandacht voor de onderliggende oorzaken van
migratie, het beleid inzake toegang en toelating, integratie en
terugkeer.
Met het oog op een dergelijke aanpak dringt de Europese Raad er bij de
Raad, de lidstaten en de Commissie op aan om gecoördineerde, sterke en
doeltreffende werkrelaties tussen de verantwoordelijken voor het
migratie- en asielbeleid en de verantwoordelijken voor andere
relevante beleidsterreinen, na te streven.
Aan de voortgaande ontwikkeling van het Europees asiel- en
migratiebeleid moet een gemeenschappelijke analyse van alle aspecten
van de migratiefenomenen ten grondslag liggen. Het is van cruciaal
belang het vergaren, verstrekken, uitwisselen en doeltreffend gebruik
van actuele informatie en cijfermatige gegevens over alle ter zake
doende ontwikkelingen op het terrein van migratie te verbeteren.
Op 1 mei 2004 is de tweede fase van de ontwikkeling van een
gemeenschappelijk beleid op het gebied van asiel, migratie en grenzen
ingegaan. Deze fase moet gebaseerd zijn op solidariteit, en eerlijke
verdeling van verantwoordelijkheid, waaronder de financiële gevolgen,
en een intensievere praktische samenwerking tussen de lidstaten:
technische bijstand, opleiding en informatie-uitwisseling, toezicht op
adequate en tijdige uitvoering en toepassing van instrumenten, alsmede
verdergaande harmonisatie van de wetgeving.
Indachtig de beoordeling door de Commissie en het ondubbelzinnige
standpunt dat het Europees Parlement in zijn aanbeveling heeft
ingenomen, verzoekt de Europese Raad de Raad om, onmiddellijk na de
formele raadpleging van het Europees Parlement en uiterlijk op
1 april 2005, een besluit vast te stellen op grond van artikel 67,
lid 2, VEG, strekkende tot de toepassing van de procedure van
artikel 251 VEG op alle maatregelen van titel IV ter versterking van
de vrijheid, onverminderd het Verdrag van Nice, met uitzondering van
legale migratie.
1.3 Een gemeenschappelijk Europees asielstelsel
Het doel van de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees
asielstelsel is de totstandbrenging van een gemeenschappelijke
asielprocedure en een uniforme status voor personen aan wie asiel of
subsidiaire bescherming wordt verleend. Het gemeenschappelijk Europees
asielstelsel zal stoelen op de volledige en inclusieve toepassing van
het Vluchtelingenverdrag van Genève en andere relevante verdragen en
zal op een grondige en volledige evaluatie van de rechtsinstrumenten
uit de eerste fase voortbouwen.
De Europese Raad dringt er bij de lidstaten op aan onverwijld en
volledig uitvoering te geven aan de eerste fase. Dienaangaande moet de
Raad zo spoedig mogelijk overeenkomstig artikel 67, lid 5, van het VEG
met eenparigheid van stemmen de richtlijn betreffende de
asielprocedures aannemen. De Commissie wordt verzocht in 2007 haar
evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase af te ronden en
de instrumenten en maatregelen van de tweede fase aan de Raad en het
Europees Parlement voor te leggen met het oog op de goedkeuring ervan
vóór eind 2010. In dat verband verzoekt de Europese Raad de Commissie
een studie te presenteren over de opportuniteiten, de mogelijkheden en
problemen, alsmede over de juridische en praktische consequenties van
de gezamenlijke behandeling van asielaanvragen binnen de Unie. Voorts
dienen in een afzonderlijke studie, die in nauw overleg met het UNHCR
moet worden uitgevoerd, de voordelen, de opportuniteit en de
haalbaarheid van de gezamenlijke behandeling van asielverzoeken buiten
het grondgebied van de Europese Unie te worden onderzocht, in
aanvulling op het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en in
overeenstemming met de internationale normen ter zake.
De Europese Raad verzoekt de Raad en de Commissie in 2005 passende
structuren op te richten waarbij de nationale asieldiensten van de
lidstaten zijn betrokken, ter vergemakkelijking van de praktische en
constructieve samenwerking. Aldus wordt aan lidstaten bijstand
verleend bij, onder andere, de uitwerking van één enkele procedure
voor de toetsing van verzoeken tot internationale bescherming, het
gezamenlijk vergaren, beoordelen en hanteren van informatie over
landen van herkomst en bij het aanpakken van bijzondere omstandigheden
waardoor asielstelsels en opvangfaciliteiten onder druk komen te
staan, onder meer als gevolg van hun geografische ligging. Na de
vaststelling van een gemeenschappelijke asielprocedure, moeten deze
structuren op basis van een evaluatie worden omgevormd tot een
Europees bureau voor ondersteuning bij alle vormen van samenwerking
tussen de lidstaten betreffende het gemeenschappelijk Europees
asielstelsel.
De Europese Raad verwelkomt de oprichting van het nieuwe Europees
vluchtelingenfonds voor de periode 2005-2010 met instemming en legt de
nadruk op de dringende noodzaak dat de lidstaten in afwachting van de
vaststelling van een gemeenschappelijke asielprocedure, adequate
asielstelsels en opvangfaciliteiten in stand houden. Hij verzoekt de
Commissie bestaande communautaire fondsen te reserveren om de
lidstaten bij te staan bij de behandeling van asielaanvragen en de
opvang van categorieën onderdanen van derde landen. Hij verzoekt de
Raad die categorieën vast te stellen op basis van een in 2005 door de
Commissie in te dienen voorstel.
1.4 Legale migratie en bestrijding van illegale tewerkstelling
Legale migratie zal een grote rol spelen bij het versterken van de
kenniseconomie in Europa en bij de bevordering van de economische
ontwikkeling en aldus bijdragen aan de uitvoering van de
Lissabon-strategie. Zij kan ook bij partnerschappen met derde landen
een rol spelen.
De Europese Raad brengt nadrukkelijk naar voren dat de vaststelling
van het aantal toe te laten arbeidsmigranten een bevoegdheid van de
lidstaten is. De Europese Raad verzoekt de Commissie, rekening houdend
met het resultaat van de besprekingen over het Groenboek inzake
arbeidsmigratie, de beste praktijken in de lidstaten en het belang
daarvan voor de uitvoering van de strategie van Lissabon, om vóór eind
2005 een beleidsplan over legale migratie in te dienen, waarin
toelatingsprocedures zijn opgenomen waarmee snel kan worden ingespeeld
op wisselingen in de vraag naar arbeidsmigranten op de arbeidsmarkt.
In de wetenschap dat de informele economie en illegale tewerkstelling
illegale immigratie kan aantrekken en tot uitbuiting kan leiden, roept
de Europese Raad de lidstaten op de doelstellingen van de Europese
werkgelegenheidsstrategie voor het terugdringen van de informele
economie te verwezenlijken.
1.5 Integratie van onderdanen van derde landen
Succesvolle integratie van legaal verblijvende onderdanen van derde
landen en hun nakomelingen komt de stabiliteit en de cohesie in onze
samenlevingen ten goede. Voor het bereiken van dit doel is het van
wezenlijk belang doelmatig beleid te ontwikkelen en de uitsluiting van
bepaalde groepen te voorkomen. Een integrale aanpak, waarbij de
belanghebbenden op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau worden
betrokken, is dan ook essentieel.
De Europese Raad erkent de reeds gemaakte vorderingen op het gebied
van de eerlijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal
op het grondgebied van de Europese Unie verblijven en roept
tegelijkertijd op gelijke kansen te creëren voor volledige deelname
aan de samenleving. Hindernissen voor integratie moeten daadwerkelijk
worden weggenomen.
De Europese Raad onderstreept de noodzaak van een betere coördinatie
van het nationale integratiebeleid en van EU-initiatieven op dit
gebied. In dit verband moeten de gemeenschappelijke basisbeginselen
die ten grondslag liggen aan een coherent Europees kader voor
integratie worden vastgesteld.
Deze beginselen, die een verband leggen tussen alle beleidsterreinen
die met integratie te maken hebben, moeten ten minste de onderstaande
aspecten bevatten.
Integratie:
* is een voortdurend tweerichtingsproces, waarbij zowel legaal
verblijvende onderdanen van derde landen als de ontvangende
samenleving zijn betrokken;
* omvat antidiscriminatiebeleid maar reikt verder dan dat;
* impliceert eerbiediging van de basiswaarden van de Europese Unie
en van de fundamentele mensenrechten;
* vereist basisvaardigheden om aan de samenleving te kunnen
deelnemen;
* berust op een frequente interactie en interculturele dialoog
tussen alle leden van de samenleving in gemeenschappelijke fora en
activiteiten ter bevordering van het wederzijds begrip;
* betreft uiteenlopende beleidsterreinen, waaronder werkgelegenheid
en onderwijs.
Een op deze gemeenschappelijke basisbeginselen gebaseerd kader zal het
uitgangspunt vormen voor toekomstige initiatieven in de Europese Unie,
uitgaande van duidelijke doelstellingen en evaluatiemiddelen. De
Europese Raad verzoekt de lidstaten, de Raad en de Commissie de
structurele uitwisseling van ervaringen met en informatie over
integratie, die wordt ondersteund door de ontwikkeling van een breed
toegankelijke website op het internet, te bevorderen.
1.6 Externe dimensie van asiel en migratie
1.6.1 Partnerschap met derde landen
Asiel en migratie zijn naar hun aard internationale vraagstukken. Het
EU-beleid moet erop gericht zijn om, waar nodig met bestaande
communautaire middelen, derde landen in het kader van een volwaardig
partnerschap bij te staan bij hun inspanningen om hun capaciteit op
het terrein van migratiebeheer en bescherming van vluchtelingen te
verbeteren, illegale immigratie te voorkomen en te bestrijden,
voorlichting te verstrekken over legale migratiekanalen,
vluchtelingensituaties op te lossen door duurzame oplossingen beter
toegankelijk te maken, het vermogen tot het uitvoeren van
grenscontroles op te bouwen, de beveiliging van documenten te
verbeteren en het terugkeerprobleem aan te pakken.
De Europese Raad onderkent dat onvoldoende beheerste migratiestromen
tot humanitaire catastrofes kunnen leiden. Hij spreekt zijn zeer grote
bezorgdheid uit over de menselijke tragedies die zich in het
Middellandse-Zeegebied voordoen als gevolg van pogingen om de Europese
Unie illegaal binnen te komen. Hij roept alle landen op intensiever
samen te werken om te voorkomen dat nog meer mensen het leven
verliezen.
De Europese Raad roept de Raad en de Commissie op het proces van
volledige integratie van migratie in de huidige en toekomstige
betrekkingen van de Europese Unie met derde landen voort te zetten.
Hij verzoekt de Commissie uiterlijk in het voorjaar 2005 het opnemen
van migratie in de landenstrategiedocumenten en de regionale
strategiedocumenten voor alle relevante derde landen te voltooien.
De Europese Raad erkent dat de EU in een geest van gedeelde
verantwoordelijkheid een bijdrage moet leveren aan een beter
toegankelijk, rechtvaardiger en doeltreffender internationaal systeem
van bescherming, in partnerschap met derde landen, en in een zo vroeg
mogelijke fase toegang moet verschaffen tot bescherming en duurzame
oplossingen. De landen in de regio's van herkomst en doorreis zullen
worden aangemoedigd in hun streven om hun vermogen tot bescherming van
vluchtelingen te versterken. In dit verband roept de Europese Raad
alle derde landen op tot het Vluchtelingenverdrag van Genève toe te
treden en dit na te leven.
1.6.2 Partnerschap met landen en regio's van herkomst
De Europese Raad verwelkomt met instemming de Mededeling van de
Commissie inzake de verbetering van de toegang tot duurzame
oplossingen en verzoekt de Commissie in partnerschap met de
betrokken derde landen en in nauw overleg en samenwerking met het
UNHCR regionale beschermingsprogramma's van de Europese Unie op te
stellen. Deze programma's zullen voortbouwen op de ervaringen die zijn
opgedaan met proefbeschermingsprogramma's die vóór het einde van 2005
van start moeten gaan. Deze programma's zullen een verscheidenheid aan
instrumenten omvatten, die in de eerste plaats gericht zijn op
capaciteitsopbouw, en er zal een gezamenlijk hervestigingsprogramma in
worden opgenomen voor de lidstaten die aan zo'n programma wensen deel
te nemen.
Beleid waarin een verband wordt gelegd tussen migratie,
ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp, dient samenhangend te
zijn en ontwikkeld te worden in partnerschap en dialoog met de landen
en regio's van herkomst. De Europese Raad is ingenomen met de reeds
gemaakte vorderingen, verzoekt de Raad dit beleid te ontwikkelen, met
bijzondere aandacht voor de onderliggende oorzaken, de
afstotingsfactoren en armoedeverlichting, en dringt er bij de
Commissie op aan uiterlijk in het voorjaar van 2005 met concrete,
zorgvuldig uitgewerkte voorstellen te komen.
1.6.3 Partnerschap met landen en regio's van doorreis
Wat landen van doorreis betreft, beklemtoont de Europese Raad dat méér
samenwerking en capaciteitsopbouw nodig is, zowel aan de zuid- als aan
de oostgrenzen van de EU, om de betrokken landen in staat te stellen
migratie beter te beheersen en vluchtelingen een toereikende
bescherming te bieden. Ondersteuning bij capaciteitsopbouw wat betreft
nationale asielstelsels, grenscontrole en ruimere samenwerking bij
migratievraagstukken zal worden verleend aan die landen welke laten
blijken dat zij daadwerkelijk hun verplichtingen uit hoofde van het
Vluchtelingenverdrag van Genève willen nakomen.
Het voorstel voor een verordening tot instelling van een Europees
nabuurschaps- en partnerschapsinstrument voorziet in het
strategisch kader voor het verdiepen van de samenwerking en de dialoog
over asiel en migratie met de buurlanden, onder meer in het
Middellandse-Zeegebied, alsook in nieuwe maatregelen. De Europese Raad
wenst hierover vóór eind 2005 een verslag over de vorderingen en
resultaten te ontvangen.
1.6.4 Terugkeer- en overnamebeleid
Migranten die niet of niet langer het recht hebben legaal in de
Europese Unie te verblijven, moeten vrijwillig, of zo nodig gedwongen,
terugkeren. De Europese Raad vraagt om een op gemeenschappelijke
normen gebaseerd doeltreffend verwijderings- en terugkeerbeleid voor
mensen die op een humane manier, met volledige eerbiediging van hun
mensenrechten en waardigheid teruggezonden worden.
De Europese Raad acht het van essentieel belang dat de Raad begin 2005
met besprekingen begint over minimumnormen voor terugkeerprocedures,
waaronder minimumnormen ter ondersteuning van reële nationale
inspanningen tot verwijdering. In het voorstel moet ook rekening
worden gehouden met bijzondere aandachtspunten op het terrein van de
handhaving van de openbare orde en veiligheid. Er moet een samenhang
komen tussen het terugkeerbeleid en alle andere aspecten van de
buitenlandse betrekkingen van de Gemeenschap met derde landen, en
verder dient er ook bijzondere aandacht te worden besteed aan het
probleem van burgers van die derde landen die niet in het bezit zijn
van een paspoort of andere identificatiedocumenten.
De Europese Raad roept op tot:
* nauwere samenwerking en wederzijdse technische bijstand;
* het opstarten van de voorbereidende fase van een Europees
terugkeerfonds;
* landen- en regiospecifieke gemeenschappelijke geïntegreerde
terugkeerprogramma's;
* de oprichting van een Europees terugkeerfonds uiterlijk in 2007,
rekening houdend met de evaluatie van de voorbereidende fase;
* de tijdige totstandkoming van communautaire
overnameovereenkomsten;
* de onverwijlde benoeming, door de Commissie, van een speciale
vertegenwoordiger voor een gemeenschappelijk overnamebeleid.
1.7 Beheersing van migratiestromen
1.7.1 Grenscontroles en bestrijding van illegale immigratie
De Europese Raad legt de nadruk op het belang van een snelle
afschaffing van de controles aan de binnengrenzen , de verdere
geleidelijke invoering van het geïntegreerde beheerssysteem voor de
buitengrenzen en van de versterking van de controles aan en de
bewaking van de buitengrenzen van de Unie. In dit verband wordt de
noodzaak van solidariteit en het eerlijk delen van
verantwoordelijkheid, ook wat betreft de financiële gevolgen, tussen
de lidstaten onderstreept.
De Europese Raad dringt er bij de Raad, de Commissie en de lidstaten
op aan alles te doen wat nodig is, zodat de binnengrenscontroles zo
spoedig mogelijk kunnen worden afgeschaft, nadat aan alle voorwaarden
voor de toepassing van het Schengenacquis is voldaan én het
Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) in 2007
operationeel is geworden. Om dat te bereiken dient in de eerste helft
van 2006 te worden begonnen met de evaluatie van de uitvoering van het
acquis dat geen verband houdt met SIS II.
De Europese Raad verwelkomt met instemming de oprichting van het
Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking
aan de buitengrenzen, per 1 mei 2005. Hij verzoekt de Commissie vóór
eind 2007 een evaluatie van het agentschap voor te leggen aan de Raad.
In die evaluatie moeten de taken van het agentschap worden bezien en
worden beoordeeld of het agentschap zich met andere aspecten van het
grensbeheer, waaronder een versterkte samenwerking met de
douanediensten en overige autoriteiten die bevoegd zijn voor aan
goederen gerelateerde veiligheidskwesties, zou moeten gaan
bezighouden.
De controle en bewaking van de buitengrenzen valt binnen de
bevoegdheid van de nationale grensautoriteiten. Echter, ter
ondersteuning van lidstaten met specifieke eisen inzake controle en
bewaking van lange of problematische stukken van de buitengrenzen en
waar lidstaten worden geconfronteerd met bijzondere en onvoorziene
omstandigheden als gevolg van een uitzonderlijke migratiedruk op die
grenzen, vraagt de Europese Raad dat:
* de Raad teams van nationale deskundigen opricht, op grond van een
in 2005 door de Commissie in te dienen voorstel over de
bevoegdheden en financiering van zulke teams, die de lidstaten
desgevraagd, snel technische en operationele bijstand kunnen
verlenen, na een passende risico-analyse door en handelend in het
kader van het agentschap voor grensbeheer;
* de Raad en de Commissie uiterlijk eind 2006 een communautair fonds
voor grensbeheer instellen;
* de Commissie, zo spoedig mogelijk nadat de afschaffing van de
binnengrenscontrole voltooid is, een voorstel indient ter
aanvulling van het bestaande Schengenevaluatiemechanisme met een
toezichtmechanisme, waarbij de deskundigen van de lidstaten
volledig worden betrokken en dat tevens onaangekondigde inspecties
omvat.
Bij de bovengenoemde evaluatie van de taken van het agentschap en in
het bijzonder bij de evaluatie van de werking van de teams van
nationale deskundigen, moet worden nagegaan of de oprichting van een
Europees systeem van grenswachten haalbaar is.
De Europese Raad verzoekt de lidstaten om, onder andere in het kader
van het agentschap voor grensbeheer en in nauwe samenwerking met
Europol en Eurojust, hun gezamenlijke analyses van migratieroutes,
mensensmokkel- en mensenhandelpraktijken en de op dit gebied actieve
criminele netwerken te verbeteren. Voorts roept hij de Raad en de
Commissie op ervoor te zorgen dat in daarvoor in aanmerking komende
derde landen gedegen netwerken van verbindingsambtenaren voor
immigratieaangelegenheden worden opgericht. De Europese Raad juicht
ook de initiatieven toe van lidstaten voor vrijwillige samenwerking op
zee overeenkomstig het nationale en internationale recht, in het
bijzonder bij reddingsoperaties en waarbij in de toekomst mogelijk
sprake zal zijn van samenwerking met derde landen.
Met het oog op de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen, beste
praktijken en mechanismen ter voorkoming en bestrijding van
mensenhandel nodigt de Europese Raad de Raad en de Commissie uit om in
2005 een plan opstellen.
1.7.2. Biometrische gegevens en informatiesystemen
Het beheer van migratiestromen, waaronder de bestrijding van illegale
immigratie, moet worden versterkt door een aaneensluitend geheel van
beveiligingsmaatregelen waardoor visumaanvraagprocedures en in- en
uitreisprocedures aan de buitengrens doorlaatposten effectief met
elkaar worden verbonden. Dergelijke maatregelen zijn ook van belang
ter voorkoming en beheersing van criminaliteit, in het bijzonder
terrorisme. Hiertoe zijn een coherente aanpak en geharmoniseerde
oplossingen op EU-niveau met betrekking tot biometrische
identificatiemiddelen en biometrische gegevens nodig.
De Europese Raad verzoekt de Raad zich te buigen over de mogelijkheden
voor een maximalisering van de effectiviteit en onderlinge koppeling
en samenwerking (interoperabiliteit) van de EU-informatiesystemen met
het oog op de bestrijding van illegale immigratie en de verbetering
van de grenscontroles, alsmede over het beheer van deze systemen op
basis van een door de Commissie in 2005 voor te leggen mededeling over
de onderlinge koppeling en samenwerking (interoperabiliteit) van het
Schengeninformatiesysteem (SIS II), het visuminformatiesysteem (VIS)
en EURODAC, en daarbij rekening te houden met de noodzaak van een
juist evenwicht tussen de belangen van de wetshandhaving en de
bescherming van de grondrechten van het individu.
De Europese Raad verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten
onverwijld door te gaan met het opnemen van biometrische kenmerken in
reisdocumenten, visa, verblijfsvergunningen, paspoorten van EU-burgers
en informatiesystemen, en voorbereidingen te treffen voor de
ontwikkeling van minimumnormen voor nationale identiteitskaarten,
waarbij rekening wordt gehouden met de ICAO-normen.
1.7.3. Visumbeleid
De Europese Raad onderstreept de noodzaak van de verdere ontwikkeling
van het gemeenschappelijk visumbeleid door verdere harmonisatie van de
nationale wetgeving en van de uitvoeringspraktijken van plaatselijke
consulaire vertegenwoordigingen, als onderdeel van een gelaagd systeem
dat erop is gericht legaal reizen te vergemakkelijken en illegale
immigratie te bestrijden. Op de lange termijn moeten er
gemeenschappelijke visumkantoren komen, waarbij rekening moet worden
gehouden met de besprekingen over de oprichting van een Europese
dienst voor extern optreden. De Europese Raad is ingenomen met
initiatieven van individuele lidstaten die op vrijwillige basis
gezamenlijk voorzien in personeel en middelen voor de visumafgifte.
De Europese Raad:
o verzoekt de Commissie, als eerste stap, de wijzigingen voor te
stellen die noodzakelijk zijn om het visumbeleid verder te verfijnen
en in 2005 een voorstel betreffende de oprichting van
gemeenschappelijke aanvraagcentra in te dienen - en zich daarbij onder
meer te richten op mogelijke synergieën die verband houden met de
ontwikkeling van het VIS -, de Gemeenschappelijke Visuminstructie te
evalueren en uiterlijk begin 2006 terzake een voorstel in te dienen;
o beklemtoont het belang van een snelle invoering van het VIS, te
beginnen met de opneming van onder meer alfanumerieke gegevens en
foto's vóór eind 2006 en van biometrische kenmerken uiterlijk eind
2007;
o verzoekt de Commissie onverwijld voorstellen in te dienen die
noodzakelijk zijn om het afgesproken tijdschema voor de uitvoering van
het VIS te kunnen naleven;
o roept de Commissie op er naar te blijven streven dat de burgers van
alle lidstaten zo spoedig mogelijk zonder een visum voor kort verblijf
kunnen reizen naar alle derde landen waarvan de onderdanen zonder
visum naar de EU kunnen reizen;
o verzoekt de Raad en de Commissie om met het oog op een
gemeenschappelijke aanpak te bezien of het in het kader van het
EG-overnamebeleid wenselijk is de afgifte van visa voor kort verblijf
aan onderdanen van derde landen per geval te vergemakkelijken, indien
mogelijk en op basis van wederkerigheid, als onderdeel van een reëel
partnerschap in het kader van de externe betrekkingen, waarvan
migratievraagstukken een onderdeel vormen.
2. VERSTERKING VAN VEILIGHEID
2.1. Verbetering van de uitwisseling van informatie
De Europese Raad is ervan overtuigd dat voor het versterken van
vrijheid, veiligheid en recht een innoverende benadering van de
grensoverschrijdende uitwisseling van wetshandhavingsinformatie nodig
is. Het enkele feit dat informatie de grens overgaat, mag niet langer
bepalend zijn.
Met ingang van 1 januari 2008 dient de uitwisseling van dergelijke
informatie gebaseerd te zijn op het beginsel van beschikbaarheid onder
de hierna genoemde voorwaarden. Dit betekent dat in de gehele Unie een
wetshandhavingsfunctionaris in een lidstaat informatie die hij voor de
uitoefening van zijn taak nodig heeft, kan verkrijgen van een andere
lidstaat en dat de betrokken wetshandhavingsinstantie in een andere
lidstaat die informatie voor het aangegeven doel beschikbaar stelt,
rekening houdend met het belang van lopende onderzoeken in die
lidstaat.
Onverminderd de lopende werkzaamheden wordt de Commissie verzocht
uiterlijk eind 2005 voorstellen voor de toepassing van het beginsel
van beschikbaarheid in te dienen en daarbij strak de hand te houden
aan de volgende basisvoorwaarden:
o de uitwisseling mag alleen plaatsvinden met het oog op rechtmatige
taakuitoefening;
o de integriteit van de uit te wisselen gegevens moet worden
gegarandeerd;
o de informatiebronnen moeten worden beschermd en de vertrouwelijkheid
van gegevens moet tijdens en na de uitwisseling te allen tijde worden
gewaarborgd;
o gemeenschappelijke normen voor de toegang tot de gegevens en
gemeenschappelijke technische maatstaven moeten worden toegepast;
* er moet worden gezorgd voor toezicht op de naleving van
gegevensbescherming en voor passende controle voorafgaand aan en
na de uitwisseling;
o personen moeten worden beschermd tegen misbruik van gegevens en
zullen het recht hebben om correctie van onjuiste gegevens te vragen.
Bij de methoden voor de uitwisseling van informatie moeten ten volle
gebruik worden gemaakt van nieuwe technologieën en deze moeten
aangepast zijn aan het type informatie, in voorkomend geval door
wederzijdse toegang tot of door onderlinge koppeling en samenwerking
(interoperabiliteit) van nationale gegevensbestanden, dan wel door
rechtstreekse (on line) toegang - ook voor Europol - tot centrale
EU-gegevensbestanden, zoals het SIS. Nieuwe gecentraliseerde Europese
gegevensbestanden kunnen alleen worden opgezet op basis van studies
die de toegevoegde waarde ervan hebben aangetoond.
2.2. Terrorisme
De Europese Raad onderstreept dat het daadwerkelijk voorkomen en
bestrijden van terrorisme, met volledige inachtneming van de
grondrechten, vereist dat lidstaten hun activiteiten niet beperken tot
het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich tevens richten op de
veiligheid van de Unie als geheel.
Deze doelstelling betekent dat de lidstaten:
0M de bevoegdheden van hun inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet
alleen gebruiken om bedreigingen van hun eigen veiligheid tegen te
gaan maar tevens, in voorkomend geval, om de interne veiligheid van de
andere lidstaten te beschermen;
0M informatie waarover hun diensten beschikken betreffende dreigingen
voor de interne veiligheid van andere lidstaten, onmiddellijk onder de
aandacht van de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaten
brengen, en
0M in gevallen waarin personen of voorwerpen vanwege terroristische
dreigingen worden geobserveerd door veiligheidsdiensten, ervoor zorgen
dat die observatie niet wordt onderbroken doordat de betrokken
personen of voorwerpen een grens overschrijden.
Op de korte termijn moeten alle onderdelen van de verklaring van de
Europese Raad van 25 maart 2004 en het EU-actieplan voor de strijd
tegen het terrorisme volledig worden uitgevoerd, waarbij zo goed
mogelijk gebruik moet worden gemaakt van Europol en Eurojust. De
EU-coördinator voor terrorismebestrijding wordt aangemoedigd dat te
stimuleren.
In dit verband herinnert de Europese Raad aan zijn verzoek aan de
Commissie om een voorstel in te dienen voor een gemeenschappelijke
EU-aanpak van het gebruik van passagiersgegevens ten behoeve van
grensbeveiliging en luchtvaartbeveiliging, alsmede voor andere
wetshandhavingsdoeleinden.
Het hoge niveau van informatie-uitwisseling tussen veiligheidsdiensten
moet worden gehandhaafd. Niettemin zijn verdere verbeteringen nodig,
met inachtneming van het onder punt 2.1 hierboven beschreven algemene
beginsel van beschikbaarheid en met bijzondere aandacht voor de
bijzondere omstandigheden die gelden voor de werkmethodes van de
veiligheidsdiensten, zoals de noodzaak de bij de vergaring van
gegevens gebruikte methoden en de bronnen van de informatie te
beveiligen, alsmede de noodzaak om de vertrouwelijkheid van de
gegevens na de uitwisseling te waarborgen.
Met ingang van 1 januari 2005 zal SITCEN aan de Raad een strategische
analyse van de terroristische dreiging voorleggen, die is opgesteld op
basis van informatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van
de lidstaten en, waar nodig, van Europol.
De Europese Raad vraagt met nadruk aandacht voor het belang van
maatregelen ter bestrijding van de financiering van het terrorisme.
Hij ziet uit naar de bespreking van de samenhangende algemene aanpak
die de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie
tijdens de bijeenkomst in december 2004 zullen presenteren. Deze
strategie moet voorstellen behelzen om de doeltreffendheid van de
bestaande instrumenten - zoals de bewaking van verdachte geldstromen
en het bevriezen van activa - te vergroten, maar ook voorstellen voor
nieuwe methoden met betrekking tot transacties in contanten en de
daarbij betrokken instellingen.
De Commissie wordt verzocht voorstellen in te dienen ter verbetering
van de veiligheid van de opslag en het vervoer van explosieven en om
de traceerbaarheid van industriële en chemische precursoren te
waarborgen.
De Europese Raad legt er ook de nadruk op dat slachtoffers van
terrorisme passende bescherming en bijstand moeten krijgen.
De Raad moet tegen eind 2005 een strategie voor de lange termijn
ontwikkelen om de omstandigheden aan te pakken die bijdragen aan
radicalisering en recrutering voor terroristische activiteiten.
Alle instrumenten waarover de Europese Unie beschikt moeten op
consistente wijze worden ingezet opdat alles gericht is op het
hoofddoel: de bestrijding van terrorisme. Hiertoe moeten de ministers
van Justitie en Binnenlandse Zaken binnen de Raad het voortouw nemen,
rekening houdend met de taak van de Raad Algemene Zaken en Externe
Betrekkingen. De Commissie dient tijdig de communautaire wetgeving te
bezien opdat deze parallel met de vast te stellen
terrorismebestrijdingsmaatregelen kan worden aangepast.
De Europese Unie zal haar inspanningen in het kader van de externe
dimensie van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht verder
toespitsen op de bestrijding van terrorisme. Daartoe wordt de Raad
verzocht samen met Europol en het Europees Buitengrenzenagentschap een
netwerk op te zetten van nationale deskundigen op het terrein van
preventie en bestrijding van terrorisme en grenscontrole. Deze dienen
beschikbaar te zijn om verzoeken van derde landen om technische
bijstand bij de opleiding en instructie van hun autoriteiten te kunnen
inwilligen.
De Europese Raad spoort de Commissie aan, de financiering van
capaciteitsopbouwende projecten in derde landen in verband met
terrorismebestrijding op te voeren en er voor te zorgen dat de
noodzakelijke expertise beschikbaar is om zulke projecten
daadwerkelijk uit te voeren. De Raad roept de Commissie tevens op om
bij de geplande herziening van de bestaande instrumenten die de
externe hulp regelen, erop toe te zien dat passende voorzieningen
worden getroffen om snelle, flexibele en doelgerichte assistentie bij
terrorismebestrijding mogelijk te maken.
2.3 Politiële samenwerking
Effectieve bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde en
andere ernstige criminaliteit en terrorisme vereist intensievere
praktische samenwerking tussen politie- en douaneautoriteiten van de
lidstaten onderling en met Europol en een beter gebruik van de
bestaande instrumenten op dit gebied.
De Europese Raad roept de lidstaten op Europol in staat te stellen in
samenwerking met Eurojust zijn spilfunctie te vervullen bij de
bestrijding van ernstige grensoverschrijdende (georganiseerde)
criminaliteit en terrorisme door:
* de daartoe noodzakelijke rechtsinstrumenten vóór eind 2004 te
ratificeren en ook daadwerkelijk te implementeren ;
* tijdig alle nodige hoogwaardige informatie aan Europol te
verstrekken;
* goede samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten en
Europol aan te moedigen.
Met ingang van 1 januari 2006 moet Europol zijn situatierapporten over
criminaliteit vervangen door jaarlijkse "dreigingsanalyses" over
ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit, die zijn opgesteld
met behulp van door de lidstaten verstrekte informatie en van
bijdragen van Eurojust en de Task Force van hoofden van politie. De
Raad moet deze analyses gebruiken voor de vaststelling van jaarlijkse
strategische prioriteiten die als richtsnoeren voor verdere actie
zullen dienen. Dit dient de volgende stap te zijn in het opzetten en
uitvoeren van informatiegestuurde rechtshandhaving op EU-niveau.
Europol moet door de lidstaten worden aangewezen als centraal bureau
van de Unie voor vervalsingen van de euro, in de zin van het
Internationaal verdrag tot bestrijding van valsemunterij, gesloten te
Genève op 20 april 1929.
De Raad dient zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van het
Grondwettelijk Verdrag en uiterlijk op 1 januari 2008 de in
artikel III-276 van het Grondwettelijk Verdrag voorgeschreven Europese
wet inzake Europol aan te nemen, rekening houdend met alle taken die
aan Europol zijn opgedragen.
Tot dat tijdstip moet Europol zijn eigen functioneren verbeteren door
ten volle gebruik te maken van de samenwerkingsovereenkomst met
Eurojust. Europol en Eurojust moeten jaarlijks aan de Raad verslag
uitbrengen over hun gemeenschappelijke ervaringen en over specifieke
resultaten. Voorts dienen Europol en Eurojust het gebruik van, en hun
eigen deelname aan, de gemeenschappelijke onderzoeksteams van de
lidstaten te stimuleren.
De ervaring in de lidstaten met de inzet van gemeenschappelijke
onderzoeksteams is beperkt. Om het gebruik daarvan aan te moedigen en
ervaringen inzake beste praktijken uit te wisselen, dient elke
lidstaat een nationale deskundige aan te wijzen.
De Raad moet op basis van gemeenschappelijke beginselen
grensoverschrijdende politie- en douanesamenwerking ontwikkelen. De
Europese Raad verzoekt de Commissie voorstellen aan te reiken voor de
verdere ontwikkeling van het Schengenacquis met betrekking tot
grensoverschrijdende operationele politiesamenwerking.
De lidstaten dienen met de hulp van Europol te streven naar
verbetering van de kwaliteit van hun opsporingsgegevens. Voorts dient
Europol de Raad van advies te dienen over methoden ter verbetering van
de gegevens. Het Europol-informatiesysteem dient onverwijld
operationeel te worden.
De Raad wordt verzocht de uitwisseling van beste praktijken inzake
opsporingstechnieken aan te moedigen als eerste stap naar de
ontwikkeling van gemeenschappelijke opsporingstechnieken
overeenkomstig artikel III-257 van het Grondwettelijk Verdrag, met
name op de gebieden van forensisch onderzoek en beveiliging van de
informatietechnologie.
De politiesamenwerking tussen de lidstaten kan in een aantal gevallen
efficiënter en effectiever worden door samenwerkingsverbanden tussen
de betrokken lidstaten gericht op specifieke terreinen te bevorderen,
in voorkomend geval door de inzet van gemeenschappelijke
onderzoeksteams en waar nodig ondersteund door Europol en Eurojust. In
bepaalde grensgebieden kunnen criminaliteit en dreigingen voor de
openbare en nationale veiligheid alleen worden aangepakt door
intensieve samenwerking en betere coördinatie.
Verbetering van de politiesamenwerking vereist gerichte aandacht voor
het versterken van wederzijds vertrouwen. In een uitgebreide Europese
Unie moet welbewust gewerkt worden aan het verbeteren van het inzicht
in de werking van de rechtsstelsels en -organisaties van de lidstaten.
De Raad en de lidstaten dienen vóór eind 2005 in samenwerking met de
EPA normen en modules te ontwikkelen voor opleidingscursussen voor
nationale politiefunctionarissen over praktische aspecten van de
politiesamenwerking in EU-kader.
De Commissie wordt verzocht om in nauwe samenwerking met de EPA en
vóór eind 2005 programma's voor systematische uitwisseling van
politieautoriteiten te ontwikkelen die gericht zijn op een beter
inzicht in de werking van de rechtssystemen en -organisaties van de
lidstaten.
Ten slotte moet ook rekening worden gehouden met de ervaringen met
externe politieoperaties bij de vergroting van de interne veiligheid
van de Europese Unie .
2.4 Beheersing van crises binnen de Europese Unie met
grensoverschrijdende effecten
De Europese Raad heeft op 12 december 2003 de Europese
veiligheidsstrategie aangenomen, waarin de wereldwijde uitdagingen, de
belangrijkste dreigingen, de strategische doelstellingen en de
beleidsimplicaties voor een veilig Europa en een betere wereld worden
omschreven. Een essentiële aanvulling daarop vormt het bieden van
interne veiligheid binnen de Europese Unie, vooral bij mogelijke
grotere interne crises met grensoverschrijdende effecten die gevolgen
hebben voor onze burgers, onze essentiële infrastructuur en onze
openbare orde en veiligheid. Alleen dan kunnen de Europese burgers en
de essentiële infrastructuur optimaal worden beschermd, bijvoorbeeld
in geval van een NBCR-incident.
Een effectieve beheersing van grensoverschrijdende crises binnen de
Europese Unie vereist niet alleen versterking van de huidige
initiatieven inzake civiele bescherming en essentiële infrastructuur,
maar ook een effectieve aanpak van de openbare orde- en
veiligheidsaspecten van dergelijke crises en de onderlinge
coördinatie.
Daarom verzoekt de Europese Raad de Raad en de Commissie om binnen hun
bestaande structuren, uiterlijk 1 juli 2006 , een geïntegreerd en
gecoördineerd EU-mechanisme voor de beheersing van crises met
grensoverschrijdende effecten binnen de Europese Unie op te zetten,
waarbij de nationale bevoegdheden ten volle worden geëerbiedigd. Dit
mechanisme moet ten minste de volgende aspecten bestrijken: een nadere
beoordeling van de capaciteiten van de lidstaten, voorraadvorming,
opleiding, gezamenlijke oefeningen en operationele plannen voor
civiele crisisbeheersing .
2.5 Operationele samenwerking
De operationele activiteiten van wetshandhavings- en andere instanties
in alle segmenten van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
moeten worden gecoördineerd en toezicht op de door de Raad
vastgestelde strategische prioriteiten moeten worden verzekerd.
Daartoe wordt de Raad verzocht de instelling van het in artikel
III-261 van het Grondwettelijk Verdrag bedoelde comité voor interne
veiligheid voor te bereiden, met name door het werkterrein, de taken,
de bevoegdheden en de samenstelling ervan te bepalen, zodat het zo
spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van het Grondwettelijk Verdrag
kan worden ingesteld.
Om in de tussentijd al ervaring op te doen met coördinatie wordt de
Raad verzocht om de zes maanden een gezamenlijke vergadering te
beleggen van de voorzitters van het Strategisch Comité immigratie,
grenzen en asiel (SCIFA) resp. het Comité van artikel 36 (CATS) en
vertegenwoordigers van de Commissie, Europol, Eurojust, het EBA, de
Task Force hoofden van politie en het SITCEN.
2.6 Misdaadpreventie
Misdaadpreventie is een onmisbaar onderdeel van het scheppen van een
ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. De Unie heeft dus een
doeltreffend instrument nodig om de inspanningen inzake
criminaliteitspreventie van de lidstaten te ondersteunen. Daartoe
dient het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie te worden
geprofessionaliseerd en versterkt. Aangezien preventie een zeer breed
gebied bestrijkt, is het van groot belang de inspanningen toe te
spitsen op maatregelen en prioriteiten die voor de lidstaten de meeste
vruchten afwerpen. Het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie
dient de Raad en de Commissie zijn deskundigheid en kennis beschikbaar
te stellen bij de ontwikkeling van daadwerkelijk beleid inzake
misdaadpreventie.
De Europese Raad is dan ook verheugd over het initiatief van de
Commissie om te komen tot Europese instrumenten voor het verzamelen,
analyseren en vergelijken van informatie inzake misdaad,
slachtofferschap en hun respectieve tendensen in de lidstaten, waarbij
nationale statistieken en andere informatiebronnen als erkende
indicatoren worden gebruikt. Eurostat zou moeten worden belast met het
definiëren van deze gegevens en het verzamelen daarvan bij de
lidstaten.
Het is van belang overheidsinstanties en particuliere bedrijven door
middel van administratieve en andere maatregelen te beschermen tegen
georganiseerde criminaliteit. Er moet bijzondere aandacht bestaan voor
systematisch onderzoek naar eigendomsverhoudingen als instrument in de
strijd tegen de georganiseerde criminaliteit. Publiek-private
samenwerking is hierbij essentieel. De Commissie wordt verzocht
daartoe in 2006 voorstellen in te dienen.
2.7. Georganiseerde criminaliteit en corruptie
De Europese Raad juicht de ontwikkeling toe van een strategisch
concept met betrekking tot de strijd tegen grensoverschrijdende
georganiseerde criminaliteit op het niveau van de Europese Unie en
verzoekt de Raad en de Commissie dit concept verder te ontwikkelen en
operationeel te maken, samen met andere partners als Europol,
Eurojust, de Task Force hoofden van politie, het ENCP en de EPA. Ook
moeten zaken met betrekking tot corruptie en de verbanden tussen
corruptie en de georganiseerde criminaliteit worden onderzocht.
2.8 Europese drugsstrategie
De Europese Raad wijst met nadruk op het belang van het aanpakken van
het drugsprobleem door middel van een alomvattende, evenwichtige en
multidisciplinaire benadering van preventie, hulpverlening aan en
reïntegratie van drugsverslaafden, bestrijding van illegale handel in
drugs en precursoren en van het witwassen van geld, en versterking van
de internationale samenwerking.
De Europese drugsstrategie 2005-2012 zal aan het programma worden
toegevoegd nadat het door de Europese Raad in december 2004 is
goedgekeurd.
3. VERSTERKING VAN RECHT
De Europese Raad onderstreept de noodzaak om het Europa van de burger
verder te verbeteren en wijst daarbij op de cruciale rol die de
totstandkoming van een Europese rechtsruimte daarin zal spelen. Een
aantal maatregelen is al uitgevoerd. Verdere inspanningen worden
geleverd om de toegang tot de rechter en de justitiële samenwerking te
vergemakkelijken, en de wederzijdse erkenning volledig te gaan
gebruiken. Het is bijzonder belangrijk dat de grenzen tussen Europese
landen niet langer een hinderpaal vormen voor de regeling van
burgerrechtelijke zaken, voor een beroep op de rechter en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken.
3.1. Europees Hof van Justitie
De Europese Raad onderstreept het belang van het Europees Hof van
Justitie voor de betrekkelijk nieuwe ruimte van vrijheid, veiligheid
en recht en is ervan overtuigd dat het Grondwettelijk Verdrag de
bevoegdheden van het Europese Hof van Justitie op dit gebied
aanzienlijk verruimt.
Teneinde zowel in het belang van de Europese burgers als dat van de
werking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te garanderen
dat aan het Hof voorgelegde rechtsvragen snel worden beantwoord, moet
het Hof in staat worden gesteld snel te antwoorden, overeenkomstig het
bepaalde in artikel III-369 van het Grondwettelijk Verdrag.
Daarom dient mede in het vooruitzicht van het Grondwettelijk Verdrag,
te worden nagedacht over een oplossing voor de snelle en adequate
behandeling van verzoeken om prejudiciële uitspraken betreffende de
ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, voorzover nodig, door
wijziging van het statuut van het Hof. De Commissie wordt verzocht -
na raadpleging van het Hof van Justitie - met een daartoe strekkend
voorstel te komen.
3.2. Het opbouwen van wederzijds vertrouwen
De justitiële samenwerking op zowel strafrechtelijk als
civielrechtelijk gebied kan verder worden verbeterd door het
wederzijdse vertrouwen te versterken en door geleidelijk een Europese
justitiële cultuur te ontwikkelen die gebaseerd is op diversiteit van
de rechtsstelsels van de lidstaten en eenheid ingevolge het Europees
recht. In een uitgebreide Europese Unie moet het wederzijdse
vertrouwen gebaseerd zijn op de zekerheid dat alle Europese burgers
toegang hebben tot een justitieel stelsel dat voldoet aan hoge
kwaliteitsnormen. Teneinde de volledige toepassing van het beginsel
van wederzijdse erkenning te vergemakkelijken moet een stelsel worden
ingevoerd dat voorziet in een objectieve en onpartijdige evaluatie van
de uitvoering van het EU-beleid op het justitiële terrein, en dat
daarnaast de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht ten volle
respecteert en overeenkomt met alle bestaande Europese mechanismen.
De versterking van het wederzijds vertrouwen vergt een nadrukkelijke
inspanning om het wederzijdse begrip tussen justitiële autoriteiten en
verschillende rechtsstelsels te verbeteren. In dit verband dient de
Unie steun te geven aan netwerken van justitiële organisaties en
instellingen, zoals het netwerk van de Raden voor de rechtspraak, het
Europees netwerk van Hoge Raden en het Europees netwerk voor
justitiële opleiding.
Uitwisselingsprogramma's voor justitiële autoriteiten zullen de
samenwerking vergemakkelijken en bijdragen tot het ontwikkelen van
wederzijds vertrouwen. Er moet in het curriculum van de opleiding voor
justitiële autoriteiten standaard een EU-component worden opgenomen.
De Commissie wordt verzocht op basis van de bestaande structuren zo
spoedig mogelijk een voorstel op te stellen, voor een effectief
Europees opleidingsnetwerk voor justitiële autoriteiten op zowel
civielrechtelijk als strafrechtelijk gebied, zulks overeenkomstig de
artikelen III-269 en III-270 van het Grondwettelijk Verdrag.
3.3. Justitiële samenwerking in strafzaken
Er moet worden gestreefd naar verbetering van de justitiële
samenwerking door vermindering van de bestaande juridische
belemmeringen en door versterking van de coördinatie bij
opsporingsonderzoeken. Met het oog op doelmatiger strafvervolgingen
moet bijzondere aandacht worden besteed aan de mogelijkheden om vanuit
een oogpunt van een goede rechtbedeling in grensoverschrijdende
multilaterale zaken de vervolging in één lidstaat te concentreren. De
verdere ontwikkeling van de justitiële samenwerking in strafzaken is
essentieel voor een adequate follow-up van onderzoeken door de
opsporingsautoriteiten van de lidstaten en van Europol.
De Europese Raad herinnert in dit verband aan de noodzaak om
onverwijld de rechtsinstrumenten die gericht zijn op verbetering van
de justitiële samenwerking in strafzaken te bekrachtigen en
daadwerkelijk uit te voeren, zoals ook al werd opgemerkt bij het punt
over politiële samenwerking.
3.3.1. Wederzijdse erkenning
Het uitgebreide programma van maatregelen om uitvoering te geven aan
het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen
in strafzaken, dat betrekking heeft op rechterlijke beslissingen in
alle fasen van de strafprocedure of beslissingen die anderszins
relevant zijn voor dergelijke procedures, zoals het vergaren en de
toelaatbaarheid van bewijsmateriaal, jurisdictiegeschillen, het
ne-bis-in-idem-beginsel en de uitvoering van onherroepelijke
gevangenis- of andere (alternatieve) straffen moet worden
vervolledigd, en nadere aandacht moet worden geschonken aan
aanvullende voorstellen die zijn gedaan.
De verdere verwezenlijking van wederzijdse erkenning als de hoeksteen
van justitiële samenwerking impliceert dat gelijkwaardige normen
betreffende procedurele rechten in strafzaken worden ontwikkeld op
basis van studies naar het bestaande niveau van rechtswaarborgen in de
lidstaten en met gepaste aandacht voor hun rechtstradities. In dit
verband moet het ontwerp-kaderbesluit over bepaalde procedurele
rechten in strafzaken binnen de gehele Unie vóór eind 2005 zijn
goedgekeurd.
De Raad dient vóór eind 2005 het kaderbesluit betreffende het Europees
bewijsverkrijgingsbevel aan te nemen. De Commissie wordt verzocht
haar voorstellen inzake verbetering van de uitwisseling van informatie
uit de nationale registers van veroordelingen en ontzettingen, met
name van seksuele delinquenten, vóór december 2004 in te dienen, zodat
zij uiterlijk eind 2005 door de Raad kunnen worden aangenomen.
Vervolgens moet er in maart 2005 nog een voorstel voor een
geautomatiseerd informatie-uitwisselingssysteem worden ingediend.
3.3.2. Onderlinge aanpassing van de wetgeving
De Europese Raad herinnert eraan dat de vaststelling van minimumregels
voor procesrechtelijke aspecten genoemd wordt in de verdragen,
teneinde de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke
beslissingen en de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken
met een grensoverschrijdende dimensie te vergemakkelijken. De
onderlinge aanpassing van het materieel strafrecht heeft hetzelfde
doel en betreft gebieden van ernstige criminaliteit met een
grensoverschrijdende dimensie. De prioriteit moet uitgaan naar die
vormen van criminaliteit die met name genoemd worden in de verdragen.
Met het oog op een effectiever uitvoering binnen de nationale
stelsels, dienen de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken
binnen de Raad in het algemeen verantwoordelijk te zijn voor het
omschrijven van strafbare feiten en het bepalen van straffen.
3.3.3. Eurojust
Effectieve bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde en
andere ernstige criminaliteit en terrorisme vereist samenwerking bij
en coördinatie van onderzoeken en, waar mogelijk, geconcentreerde
vervolgingen door Eurojust, in samenwerking met Europol.
De Europese Raad spoort de lidstaten aan Eurojust in staat te stellen
zijn taken uit te voeren door:
* het besluit van de Raad betreffende Eurojust vóór eind 2004
effectief uit te voeren, met bijzondere aandacht voor de aan de
nationale leden te verlenen justitiële bevoegdheden; en
* te zorgen voor volledige samenwerking tussen hun bevoegde
nationale autoriteiten en Eurojust.
De Raad dient op basis van een Commissievoorstel, na de
inwerkingtreding van het Grondwettelijk Verdrag maar niet later dan
1 januari 2008, de in artikel III-273 van het Grondwettelijk Verdrag
voorgeschreven Europese wet inzake Eurojust aan te nemen, daarbij
rekening houdend met alle taken die aan Eurojust zijn opgedragen.
Tot dat tijdstip zal Eurojust zijn eigen functioneren verbeteren door
zich te concentreren op de coördinatie van multilaterale, ernstige en
complexe zaken. Eurojust dient in zijn jaarverslag aan de Raad de
resultaten en de kwaliteit van zijn samenwerking met de lidstaten te
vermelden. Eurojust dient maximaal gebruik te maken van de
samenwerkingsovereenkomst met Europol en te blijven samenwerken met
het Europees Justitieel Netwerk en andere partners op dit gebied.
De Europese Raad verzoekt de Raad zich aan de hand van een voorstel
van de Commissie te beraden op de verdere ontwikkeling van Eurojust.
3.4. Justitiële samenwerking in civiele zaken
3.4.1. Vergemakkelijking van grensoverschrijdende burgerrechtelijke
rechtspleging
Het burgerlijk recht, waaronder het familierecht, raakt burgers in hun
dagelijks leven. Daarom hecht de Europese Raad groot belang aan de
verdere uitbouw van de justitiële samenwerking in civielrechtelijke
aangelegenheden en aan de voltooiing van het in 2000 aangenomen
programma van wederzijdse erkenning. De voornaamste
beleidsdoelstelling op dit gebied is dat grenzen tussen Europese
landen niet langer een hinderpaal vormen voor de regeling van
burgerrechtelijke zaken of voor een beroep op de rechter en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerrechtelijke zaken.
3.4.2. Wederzijdse erkenning van beslissingen
De wederzijdse erkenning van beslissingen is een effectief middel om
de rechten van de burgers te beschermen en de handhaving van deze
rechten over Europese grenzen heen te verzekeren.
De verdere uitvoering van het programma van maatregelen inzake
wederzijdse erkenning moet derhalve een hoofdprioriteit voor de
komende jaren zijn, opdat het uiterlijk in 2011 voltooid kan worden.
Aan de volgende projecten moet voortvarend verder worden gewerkt: het
conflictenrecht inzake niet-contractuele verbintenissen ("Rome II") en
contractuele verbintenissen ("Rome I"), een Europees betalingsbevel en
instrumenten betreffende alternatieve geschillenbeslechting en
betreffende kleine vorderingen. Bij het programmeren van de voltooiing
van deze projecten dient terdege rekening te worden gehouden met
lopende werkzaamheden op aanverwante gebieden.
De effectiviteit van bestaande instrumenten inzake wederzijdse
erkenning moet worden verhoogd door standaardisering van procedures en
documenten en door de ontwikkeling van minimumnormen voor aspecten van
het procesrecht, zoals de betekening van gerechtelijke en
buitengerechtelijke stukken, de inleiding van gerechtelijke
procedures, de tenuitvoerlegging van uitspraken en de transparantie
van kosten.
Op het stuk van het familierecht en het erfrecht, wordt de Commissie
verzocht de volgende voorstellen in te dienen:
* in 2005, een ontwerp-instrument over de erkenning en
tenuitvoerlegging van beslissingen over levensonderhoud, met
inbegrip van bewarende maatregelen en voorlopige
tenuitvoerlegging;
* in 2005, een groenboek over het conflictenrecht inzake
erfopvolging, met inbegrip van de kwestie van de bevoegdheid, de
wederzijdse erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op
dit gebied, en een Europese verklaring van erfrecht plus een
mechanisme dat het mogelijk maakt exacte informatie te hebben over
het bestaan van laatste wilsbeschikkingen en testamenten van
inwoners van de Europese Unie;
* in 2006, een groenboek over het conflictenrecht inzake het
huwelijksvermogensregime, met inbegrip van de kwestie van de
bevoegdheid en de wederzijdse erkenning;
* in 2005 een groenboek over het conflictenrecht inzake scheiding
(Rome III).
De instrumenten op deze gebieden moeten uiterlijk in 2011 klaar zijn.
Zij moeten kwesties van het internationaal privaatrecht regelen en
niet gebaseerd zijn op geharmoniseerde concepten van "gezin",
"huwelijk" of andere. Uniforme materieelrechtelijke regels dienen
alleen bij wijze van begeleidende maatregel te worden ingevoerd,
voorzover nodig om wederzijdse erkenning van beslissingen te
bewerkstelligen of de justitiële samenwerking in burgerrechtelijke
zaken te verbeteren.
De uitvoering van het programma voor wederzijdse erkenning moet
vergezeld gaan van een zorgvuldige evaluatie van de werking van recent
aangenomen instrumenten. Het resultaat van een dergelijke
evaluatieronde moet het nodige materiaal voor nieuwe maatregelen
opleveren.
3.4.3. Verbetering van de samenwerking
Met het oog op een vlotte werking van instrumenten waarbij
samenwerking van justitiële of andere organen aan de orde is, dient
van de lidstaten te worden verlangd dat zij in eigen land gevestigde
verbindingsmagistraten of andere bevoegde autoriteiten aanwijzen. Waar
passend kunnen zij hun nationale contactpunten binnen het Europees
justitieel netwerk in civiele zaken gebruiken. De Commissie wordt
verzocht EU-workshops inzake de toepassing van het EU-recht te
organiseren en de samenwerking tussen de juridische beroepsbeoefenaren
(zoals deurwaarders en notarissen) te bevorderen, met het doel beste
praktijken vast te stellen.
3.4.4. Waarborging van de samenhang en verbetering van de kwaliteit
van de EU-wetgeving
Op het gebied van het contractenrecht moet de kwaliteit van het
bestaande en toekomstige Gemeenschapsrecht worden verbeterd door
maatregelen ter consolidatie, codificatie en rationalisatie van de
geldende rechtsinstrumenten en door de ontwikkeling van een
gemeenschappelijk referentiekader. Er moet een kader worden ingesteld
voor het verkennen van de mogelijkheden voor het opstellen van voor de
gehele Unie geldende standaardvoorwaarden in het contractenrecht die
door ondernemingen en handelsverenigingen in de Unie kunnen worden
gebruikt.
Maatregelen moeten worden genomen om de Raad in staat te stellen een
systematischer controle uit te oefenen op de kwaliteit en de
coherentie van alle instrumenten van het Gemeenschapsrecht betreffende
de civielrechtelijke samenwerking.
3.4.5. Internationale rechtsorde
De Commissie en de Raad worden aangespoord om de coherentie tussen de
rechtsorde van de EU en de internationale rechtsorde te waarborgen en
te blijven streven naar nauwere betrekkingen en samenwerking met
internationale organisaties zoals de Haagse Conferentie voor
Internationaal Privaatrecht en de Raad van Europa, vooral teneinde
initiatieven te coördineren en de synergie tussen de activiteiten en
instrumenten van deze organisaties en de EU-instrumenten te
maximaliseren. De toetreding van de Gemeenschap tot de Haagse
Conferentie moet zo spoedig mogelijk worden geregeld.
4. EXTERNE BETREKKINGEN
De Europese Raad beschouwt de ontwikkeling van een onderling
samenhangende externe dimensie van het Uniebeleid inzake vrijheid,
veiligheid en recht als een steeds grotere prioriteit.
In aanvulling op de aspecten die reeds in de vorige hoofdstukken aan
bod zijn gekomen, verzoekt de Europese Raad de Commissie en de
secretaris-generaal / hoge vertegenwoordiger om uiterlijk eind 2005
aan de Raad een strategie voor te leggen betreffende alle externe
aspecten van het Uniebeleid inzake vrijheid, veiligheid en recht, die
is gebaseerd op de in dit programma beschreven maatregelen. Deze
strategie moet een weerspiegeling zijn van de speciale betrekkingen
die de Unie met derde landen, groepen van landen en regio's
onderhoudt, en zich toespitsen op de specifieke behoeften aan
JBZ-samenwerking daarmee.
Alle bevoegdheden waarover de Unie beschikt, ook op het terrein van
externe betrekkingen, moeten op een geïntegreerde, consequente wijze
worden aangewend ten behoeve van de totstandbrenging van de ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht. De volgende richtsnoeren moeten
daarbij worden gehanteerd: het bestaan van intern beleid of interne
acties als voornaamste parameter waardoor een externe actie
gerechtvaardigd wordt; er moet toegevoegde waarde zijn ten aanzien van
de inspanningen van de lidstaten; er moet een bijdrage zijn tot de
algemene politieke doelstellingen van het extern beleid van de Unie;
de doelstellingen moeten binnen een redelijke termijn kunnen worden
verwezenlijkt en er moet op lange termijn kunnen worden gewerkt.
BIJLAGE II
VERKLARING VAN DE EUROPESE RAAD OVER DE BETREKKINGEN TUSSEN DE EU EN
IRAK
1. De Europese Raad heeft gesproken over de ontwikkelingen in Irak
sinds het herstel van de soevereiniteit van Irak op 28 juni 2004.
2. De Europese Raad heeft nogmaals bevestigd dat hij streeft naar een
veilig, stabiel, verenigd, welvarend en democratisch Irak dat een
positieve bijdrage zal leveren tot de stabiliteit van de regio; een
Irak dat constructief zal samenwerken met zijn buren en met de
internationale gemeenschap om de gezamenlijke uitdagingen aan te gaan.
De Europese Raad heeft besloten dat de EU als geheel moet samenwerken
met de Iraakse interimregering, het Iraakse volk en de deelnemers
tijdens de conferentie van Sharm el Sheikh op 23 november 2004 om deze
doelstellingen te verwezenlijken.
3. De Europese Raad was zeer verheugd over de overdracht van de
soevereiniteit aan de Iraakse interimregering, die op 28 juni 2004
heeft plaatsgevonden. De Europese Raad bevestigde zijn volledige steun
aan de uitvoering van Resolutie 1546 van de VN-Veiligheidsraad en aan
de activiteiten van de VN in Irak. De Europese Raad gaf uiting aan de
volledige steun van de EU aan de politieke overgang die moet leiden
tot een grondwettelijk gekozen Iraakse regering. Hij waardeert de
stappen van de Iraakse interimregering om te komen tot een bredere
deelneming van het Iraakse politieke spectrum waardoor zij bijdraagt
tot het welslagen van het politieke proces en het vinden van
oplossingen voor de Iraakse problemen. De voor januari 2005 geplande
verkiezingen zijn een belangrijke stap in dit proces en de Europese
Raad heeft erop gewezen dat het van belang is dat de EU deze
verkiezingen, evenals de voor december 2005 geplande verkiezingen,
blijft steunen.
4. De EU zal haar dialoog met Irak en diens buren gebruiken om de
niet-aflatende regionale inzet en steun voor meer veiligheid en voor
het politieke proces en het wederopbouwproces in Irak, gebaseerd op
inclusiviteit, democratische beginselen, eerbiediging van de
mensenrechten en de rechtsstaat, alsmede steun voor veiligheid en
samenwerking in de regio te stimuleren. In dit verband toonde de
Europese Raad zich verheugd over de internationale conferentie in
Sharm el Sheikh, waaraan de EU zal deelnemen en die een verdere stap
is in de inspanningen om het politieke proces en het wederopbouwproces
te steunen overeenkomstig Resolutie 1546 van de VN-Veiligheidsraad. De
EU zal dit proces steunen en benadrukt de noodzaak om in januari 2005
verkiezingen te houden.
5. De Europese Raad herhaalt zijn veroordeling van de terroristische
aanslagen en de gijzelingen en moorden in Irak. De EU betreurt het dat
de terreurcampagne in Irak het lijden van het Iraakse volk verlengt en
problemen oplevert voor politieke vooruitgang en economische
wederopbouw in Irak; zij juicht het toe dat alle partijen uit hoofde
van Resolutie 1546 van de VN-Veiligheidsraad hebben toegezegd te
zullen handelen volgens het internationaal recht, inclusief de
daadwerkelijke bescherming en bevordering van de mensenrechten.
6. De Europese Raad memoreerde de door de Europese Raad in juni
bekrachtigde mededeling van de Commissie "De EU en Irak - Een raamwerk
voor engagement" dat middellangetermijndoelstellingen voor de
ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Irak, alsmede de
brief van de hoge vertegenwoordiger Solana en Commissielid Patten
bevat. De Europese Raad stelde vast dat in het engagement ten aanzien
van Irak aanzienlijke vorderingen zijn gemaakt.
7. De Europese Raad herinnerde eraan dat de Gemeenschap een bijdrage
van meer dan 300 miljoen euro heeft uitgetrokken voor humanitaire
steun en wederopbouwsteun voor 2003-2004. Die bijdrage was gericht op
het weer op gang brengen van essentiële diensten - water en
waterzuivering, onderwijs en gezondheid -, op het bevorderen van de
werkgelegenheid en op het terugdringen van de armoede, en op
ondersteuning van het bestuur, het politieke proces, de civiele
maatschappij en de mensenrechten. Verscheidene lidstaten hebben ook
een bijdrage geleverd aan de faciliteit inzake een internationaal
wederopbouwfonds voor Irak.
8. De Europese Raad toonde zich verheugd over de gezamenlijke
onderzoeksmissie voor een mogelijke geïntegreerde politiële en
rechtsstaatoperatie voor Irak en heeft het rapport van de missie
besproken. De Europese Raad achtte het van belang dat het
strafrechtsysteem wordt versterkt, waarbij de rechtsstaat, de
mensenrechten en de fundamentele vrijheden geëerbiedigd worden. De
Europese Raad heeft er kennis van genomen dat de Iraakse autoriteiten
wensen dat de EU een actievere rol gaat spelen in Irak en dat de
versterking van de strafrechtelijke sector tegemoet zal komen aan de
behoeften en prioriteiten van Irak.
9. De Europese Raad was het erover eens dat de EU een nuttige bijdrage
kan leveren aan de wederopbouw en aan de geboorte van een stabiel,
veilig en democratisch Irak middels een geïntegreerde missie voor
politie, rechtsstaat en civiel bestuur. Zo'n missie kan onder meer
nauwere samenwerking tussen de verschillende actoren in het
strafrechtsysteem bevorderen, het bestuurlijk vermogen van hoge en
veelbelovende functionarissen bij de politie, de rechterlijke macht en
het gevangeniswezen verbeteren, en leiden tot betere vaardigheden en
procedures in het strafrechtelijk onderzoek, waarbij de rechtsstaat en
de mensrechten volledig worden geëerbiedigd. Zo'n missie moet voorts
veilig en onafhankelijk zijn en op zichzelf staan, maar zou een
aanvulling zijn op en waarde toevoegen aan de huidige internationale
inspanningen en synergieën ontwikkelen met de huidige inspanningen van
de Gemeenschap en de lidstaten. De Europese Raad oordeelde dat
activiteiten buiten Irak met een aanwezigheid van verbindingselementen
in Irak op dit moment haalbaar zijn, maar beaamde dat voor een missie
binnen Irak voor alle veiligheidsvraagstukken een goede oplossing moet
zijn gevonden alvorens er een besluit kan worden genomen.
10. De ontmoeting van premier Allawi met de Europese Raad heeft de
Unie de gelegenheid gegeven voortgang te boeken met haar politieke
dialoog met Irak en de toekomst van Irak alsmede de versterking van
het engagement van de EU tegenover Irak te bespreken.
11. De Europese Raad heeft de heer Allawi een alomvattend pakket van
EU-steun aan Irak aangeboden. Dit pakket, waaraan zowel de Gemeenschap
als de lidstaten elementen hebben bijgedragen, bestaat uit
onderstaande elementen:
0M Irak wordt een overeenkomst tussen de EU en Irak in het
vooruitzicht gesteld waarin het wederzijdse belang van de ontwikkeling
van een partnerschap tot uitdrukking komt en politieke en
handelssamenwerking tussen de EU en Irak wordt bevorderd. De Europese
Raad heeft de Commissie verzocht met de voorbereidingen te beginnen en
met de Iraakse regering te werken aan gerichte hulpprogramma's om de
voorwaarden voor die overeenkomst te realiseren. In dit verband heeft
de Europese Raad de Commissie verzocht om haar aanwezigheid in Bagdad
naar behoren te versterken, met de nodige aandacht voor de veiligheid.
0M Overeenkomstig de conclusies van de RAZEB van juli en september
over de financiële en personele hulp van de EU voor de voorbereiding
van de verkiezingen in nauwe coördinatie met de VN, zal de Gemeenschap
nog eens 30 miljoen euro bijdragen aan het onderdeel verkiezingen van
de faciliteit inzake een internationaal wederopbouwfonds voor Irak en
is zij van plan het verkiezingsproces verder te steunen middels
specifieke maatregelen, zoals het sturen van verkiezingsdeskundigen
naar de onafhankelijke kiescommissie van Irak, en het opleiden van
nationale waarnemers. Ook de lidstaten helpen met bilaterale bijdragen
bij het voorbereiden van de verkiezingen. Aangezien de verkiezingen al
in januari moeten plaatsvinden is het van essentieel belang dat de
hulp onmiddellijk wordt uitgekeerd om in de aanloop naar de
verkiezingen een rol te kunnen spelen.
0M Aangezien de EU veel belang hecht aan een actieve VN-aanwezigheid
in Irak en de leidende rol van de VN bij het stimuleren van het
politieke proces en de wederopbouw in Irak ondersteunt, zijn de
lidstaten van de EU op verzoek van de secretaris-generaal van de VN
bereid een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de financiering van de
middelste ring van de VN-beschermingsmacht in Irak. De Commissie zet
haar besprekingen met de VN over een mogelijke financiële bijdrage van
de Gemeenschap aan de binnenste ring voort.
0M Voor eind november 2004 moet een team deskundigen worden gestuurd
om de dialoog met de Iraakse autoriteiten voort te zetten, de eerste
plannen te maken voor een mogelijke geïntegreerde missie voor politie,
rechtsstaat en civiel bestuur - die naar verwachting na de
verkiezingen van januari 2005 van start zal gaan - en met name de
dringende veiligheidsbehoeften van die missie te evalueren. Ook moet
een dialoog met andere landen in de regio over deze en andere kwesties
worden aangemoedigd.
0M Er moet continuïteit zijn in de uitvoering van humanitaire en van
wederopbouwhulp; de meeste middelen van de Gemeenschap en de lidstaten
zullen naar de faciliteit inzake een internationaal wederopbouwfonds
in Irak blijven gaan.
0M Irak is een begunstigde van het stelsel van algemene preferenties
(SAP) van de EU en moet worden aangemoedigd al het nodige in het werk
te stellen om baat te hebben bij deze preferenties. De Europese Raad
memoreerde het aanbod van de Commissie aan de Iraakse interimregering
om het stelsel van algemene preferenties toe te passen op Irak. De
Europese Commissie moet, zodra de omstandigheden dat veroorloven,
samen met de Iraakse overheid werken aan het opzetten van het systeem
voor administratieve samenwerking dat een voorwaarde is voor de
werking van het stelsel.
0M De lidstaten moeten zich blijven inspannen om standpunten uit te
wisselen over schulden en daarmee samenhangende economische
beleidsvoorwaarden. Verscheidene lidstaten van de EU zijn betrokken
bij de lopende onderhandelingen van de Club van Parijs over de
schulden van Irak. De Europese Raad verheugt zich erover dat een
missie van het Iraakse ministerie van Financiën in november een bezoek
zal brengen aan de Club van Parijs.
---
COM(2000) 401 def.
P6 TA-PROV (2004) 0022 A6-0010/2004.
COM (2004) 401 def.
Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29
april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het
grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun
familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot
intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG,
73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG
PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.
P6_TA-PROV (2004) 0022 A6-0010/2004
COM (2004) 410 def.
COM(2004) 628 def.
Het ontwerp-kaderbesluit betreffende de vereenvoudiging van de
uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de
wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, met
name ten aanzien van zware misdrijven, zoals terroristische daden. COM
(2004) 221 def.
Verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme, goedgekeurd
op 25 maart 2004, doc. 7906/04, punt 6.
Protocollen van Europol: het Protocol tot wijziging van artikel 2
en de bijlage bij de Europol-Overeenkomst van 30 november 2000, PB C
358 van 13.12.2000, blz. 1, het Protocol betreffende de voorrechten en
immuniteiten van Europol, de leden van zijn organen, zijn
adjunct-directeuren en zijn personeelsleden van 28 november 2002, PB C
312 van 16.12.2002, blz. 1, en het protocol tot wijziging van de
Europol-Overeenkomst van 27 november 2003, PB C 2 van 6.1.2004. De
Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in
strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, PB C 197 van
12.7.2000, blz. 1 en het bijbehorende Protocol van 16 oktober 2001, PB
C 326 van 21.11.2001, blz. 2, en het Kaderbesluit 2002/465/JBZ van 13
juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams, PB L 162 van
20.6.2002, blz. 1.
PB C 12 van 15.1.2001, blz. 10-22.
COM(2003) 688.
PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1-3.
PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1-9.
zoals vastgelegd tijdens de Europese Raad van Feira van 2000.
European Commission