De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: VD. 2004/2960
datum: 05-11-2004
onderwerp: Motie Waalkens/Ter Veer Informatiestromen TRC 2004/7529
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Per brief van 12 december 2003 (lnv0300864) heb ik de Kamer toegezegd,
in het kader van de motie Waalkens/Ter Veer (Kamerstuk II, 2000-2001,
27 400, XIV, nr. 23), medio 2004 verder te informeren over het systeem
van veterinaire bedrijfsmonitoring en over het meldpunt voor
verschijnselen waarvan verwacht wordt dat deze een nadelig gevolg
kunnen hebben voor de voedselveiligheid dan wel de diergezondheid. Via
deze brief geef ik hier nu invulling aan.
Motie Waalkens/Ter Veer
Bij motie Waalkens/Ter Veer werd verzocht om de instelling van een
centraal meldpunt van alle veterinaire handelingen, waaronder
medicijnverstrekkingen aan landbouwhuisdieren, onder te brengen bij de
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). De motie heeft als achtergrond de
zogenaamde 'Slijtersproblematiek' en strekt ertoe het overheidsinzicht
in - voor de voedselveiligheid en diergezondheid relevante - trends en
ontwikkelingen op veehouderijen te vergroten.
Voorgenomen uitvoering
Bij brieven van 18 november 2002 (Kamerstuk II, 2002-2003, 28 600 XIV,
nr. 40) en 7 maart 2003 (Kamerstuk II, 2002-2003, 28 600 XIV, nr. 117)
heb ik u geïnformeerd over mijn voornemens voor de uitvoering van de
motie in de Nederlandse varkens- en rundersector. Het gaat om de
volgende maatregelen:
a. Periodieke bedrijfsbezoeken door een daartoe gekwalificeerde
dierenarts;
b. Zicht krijgen op trends en ontwikkelingen, door het koppelen van
private databestanden, op basis waarvan de VWA een goede analyse
kan maken van de risico's voor de volks- en diergezondheid;
c. De instelling van een meldpunt voor onbekende en mogelijk
risicovolle verschijnselen.
De basis wordt hierbij gevormd door afstemming en stimulering van
eigen initiatieven.
Randvoorwaarden
Er heeft uitvoerig overleg plaatsgevonden met het bedrijfsleven.
Hierbij is overeenstemming bereikt ten aanzien van de volgende
randvoorwaarden:
* Kernpunten uit Vitaal en Samen, het LNV-beleidsprogramma 2004 -
2007 zijn leidend bij de uitwerking van de motie:
+ Het bedrijfsleven is zelf eerstverantwoordelijke voor de
handhaving van de diergezondheid en voedselveiligheid, en dus
ook voor de verzameling van gegevens op dit gebied;
+ Verlaging van de administratieve lastendruk;
+ Vermindering van de regeldruk.
* Het advies van de gemengde commissie Administratieve
Lastenverlichting met betrekking tot Ketenomkering (Kamerstuk II,
2003-2004, 29 515, nr. 2), om te inventariseren welke
informatiestromen al binnen de keten aanwezig zijn en te
inventariseren of deze informatie voor de overheid voldoet voor
een adequate, efficiënte uitvoering van haar
verantwoordelijkheden, wordt opgevolgd.
Uitwerking
In overleg met het bedrijfsleven wordt binnen het project 'monitoring
Diergezondheid' van het EC-LNV en Wageningen UR de uitwerking van de
motie verder vormgegeven. Om te voldoen aan het doel van de motie,
meer inzicht verkrijgen in de gezondheidsstatus van de Nederlandse
veestapel, is het in eerste instantie van belang dat informatie over
trends en ontwikkelingen op het gebied van diergezondheid wordt
verzameld en beheerd.
In lijn met Vitaal en Samen is het bedrijfsleven de
eerstverantwoordelijke voor de informatieverzameling. Ter uitvoering
van de motie zet het bedrijfsleven derhalve een privaat
informatieverzamelingssysteem op. Dit systeem gaat uit van een
koppeling tussen informatiestromen die nu bij het bedrijfsleven én de
overheid aanwezig zijn. Het bedrijfsleven voorziet met dit systeem, op
basis van duidelijke afspraken, in de informatiebehoefte van de
overheid. De overheid maakt afspraken met het bedrijfsleven over het
borgen van de betrouwbaarheid van de informatie en ziet toe op de
naleving hiervan.
Gevallen waarbij een nog onbekend verschijnsel (emerging disease) zich
voordoet, zoals bij slijters, krijgen speciale aandacht bij de verdere
uitwerking van de motie. Voor een juiste respons bij een incidentie
van een onbekend verschijnsel is het noodzakelijk dat er op voorhand
duidelijke afspraken zijn over de rol- en
verantwoordelijkheidsverdeling tussen de overheid en het
bedrijfsleven. In het verdere verloop van het uitwerkingsproject
worden hierover duidelijke afspraken met het bedrijfsleven vastgelegd.
De snelle signalering van onbekende en mogelijk risicovolle
verschijnselen wordt een vereiste functie van het op te zetten private
informatieverzamelingssysteem. Onafhankelijke deskundigen moeten
incidentele meldingen en nieuwe trends beoordelen op risico en
relevantie. In duidelijke afspraken, zoals bovenstaand reeds genoemd,
wordt vastgelegd wanneer zulke onbekende verschijnselen onverwijld aan
de overheid dienen te worden gemeld. Het overheidsmeldpunt voor
meldingsplichtige ziektes (Early Warning Systeem) blijft onveranderd
in stand.
De overheid blijft onveranderd de eerste verantwoordelijke in het
geval van:
1. Incidenten waarbij de overheid vanwege de bestaande wetgeving en
internationale verdragen genoodzaakt is tot acuut ingrijpen. Het
betreft hier onder andere aangifteplichtige dierziekten (waaronder
de lijst A-ziektes);
2. Een risico voor de volksgezondheid waarbij het bedrijfsleven niet
in staat kan worden geacht dit gevaar zelfstandig af wenden. Het
betreft hier bijvoorbeeld bepaalde zoönosen of contaminaties
(residuen).
De bijbehorende systemen blijven onveranderd in stand.
Periodieke bedrijfsbezoeken
Het efficiënt gebruik van keteninformatie vormt ook een belangrijk
onderdeel in de toekomstige Europese regelgeving met betrekking tot
levensmiddelenhygiëne - het zogenoemde hygiënepakket. Veehouders zijn
op grond van de eerste hygiëneverordening (verordening (EG) nr.
852/2004) verplicht om registers bij te houden van informatie van de
veestapel die relevant is voor de voedselveiligheid, waaronder het
gebruik van diergeneesmiddelen, de aanwezigheid van ziekten die de
veiligheid van levensmiddelen in het gedrang kunnen brengen en alle
controles van dieren of dierlijke producten. Relevante informatie uit
deze registers dient bij de keuring van dieren te worden betrokken
(derde hygiëneverordening (EG) nr. 854/2004). Met het oog op een
efficiënt gebruik van informatie wordt binnen het project 'Informatie-
en Toezichtsnetwerk' bekeken in hoeverre het private
informatieverzamelsysteem hier kan worden benut.
Indien blijkt dat het private informatieverzamelingssysteem niet
voldoet wordt een uitbreiding met nieuwe instrumenten overwogen. De
hierboven genoemde periodieke bedrijfsbezoeken worden in deze
overweging meegenomen.
Ten slotte
In de komende maanden wordt in samenwerking met de VWA en het
bedrijfsleven de praktische uitwerking verder vorm gegeven. In
afstemming hiermee zal separaat invulling worden gegeven aan het
project 'Informatie- en Toezichtsnetwerk'. Ik zal uw Kamer op de
hoogte houden van de vorderingen van beide trajecten.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit