Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
SV/F&W/04/77643
Onderwerp Datum
Wetsvoorstel uitbreiding rechtsgevolgen VAR 5 november 2004
(Kamerstukken II, 29 677)
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel uitbreiding rechtsgevolgen VAR heeft het lid
Varela de vraag gesteld of het wetsvoorstel wijziging brengt in de positie van intermediairs. De
aanleiding voor zijn vraag was een passage in de nota naar aanleiding van het verslag1. Hij noemde
een concreet voorbeeld waarin verschillende zelfstandige timmermannen via een bemiddelaar
persoonlijk arbeid verrichten voor een opdrachtgever van de bemiddelaar. Ik heb toegezegd
hierop schriftelijk een verduidelijking te geven.
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën bericht ik u als volgt.
Dit wetsvoorstel brengt als zodanig geen wijziging in de positie van intermediairs en bemiddelden
voor de fiscale en sociale zekerheidswetgeving. Ook na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
wordt de vraag of in een concreet geval sprake is van bemiddeling, dan wel van een
uitzendconstructie, beoordeeld aan de hand van de feitelijke omstandigheden.
Het wetsvoorstel biedt wel de mogelijkheid om op voorhand een verklaring van de Belastingdienst
te verkrijgen die gedurende de looptijd van die verklaring volledige duidelijkheid biedt over loon-
en premieheffing.
In de nota naar aanleiding van het verslag is in algemene zin ingegaan op het verschil tussen de
uitzendovereenkomst enerzijds en arbeid via een intermediair anderzijds. De uitzendovereenkomst
kent een wettelijke grondslag (artikel 690 van Boek 7 BW), arbeid via een intermediair doet zich
in allerlei vormen voor. De uitzendovereenkomst leidt in alle gevallen tot een verzekering als
werknemer. Bij werkzaamheden via een intermediair kan dat het geval zijn, namelijk als wordt
voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 van het zogenaamde Rariteitenbesluit2. In dat geval
wordt de arbeidsverhouding tussen de intermediair en de persoon die ten behoeve van een derde
1 Kamerstukken II 2004/05, 29 677, nr. 7, blz. 7.
2 Besluit van 24 december 1986, Stb 655
2
arbeid verricht, (fictief) gelijkgesteld met een dienstbetrekking. De intermediair wordt in dat geval
als werkgever beschouwd.
De beoordeling of zich in het voorbeeld van het lid Varela een dergelijke situatie voordoet, is een
zaak voor de Belastingdienst en (tot 2006) het UWV. Wel kan worden opgemerkt dat arbeid via
een intermediair niet fictief met een dienstbetrekking kan worden gelijkgesteld als de betrokken
timmerman door de Belastingdienst als ondernemer wordt aangemerkt. Ook als aan de timmerman
een VAR-wuo of VAR-dga is verstrekt, en is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor het
gebruik van de VAR, zal diens arbeidsverhouding met de intermediair niet met een
dienstbetrekking worden gelijkgesteld.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid