De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: Viss. 2004/5614
datum: 05-11-2004
onderwerp: Toelichting Beleidsbesluit Schelpdiervisserij TRC 2004/7526
Bijlagen: 1
Geachte Voorzitter,
Op 14 oktober jl. heb ik met de vaste Kamercommissie voor Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit overlegd over het nieuwe beleid voor de
schelpdiervisserij. In dat overleg heb ik toegezegd de Kamer over
enkele punten nader te informeren. Dit betreft:
1. De ruimte voor de mosselcultuur in het nieuwe beleid;
2. De afhandeling van de beslissing op bezwaar inzake de
vergunningverlening mechanische kokkelvisserij Waddenzee najaar
2004;
3. Het reserveren van financiële middelen uit het Waddenfonds voor
innovaties in de schelpdiersector.
Naar aanleiding van het overleg heb ik op 27 oktober jl. van de vaste
commissie LNV het schriftelijke verzoek ontvangen om nader informatie
betreffende:
4. De tijdelijkheid van de proefgebieden
5. De waarborg dat de experimenten uit het beleidsbesluit op een
wetenschappelijk verantwoorde manier worden uitgevoerd, daarbij
rekening houdend met deelname van de onderzoeksinstituten,
onafhankelijke (statistische) toetsing en de rapportage en
openbaarheid van het onderzoeksresultaat.
Ad 1 De mosselcultuur in het nieuwe beleid
Zoals ik in het debat heb aangegeven, schep ik met het nieuwe beleid
ruimte voor een duurzame mosselcultuur. Daartoe zet ik met het nieuwe
beleid in op:
* Een, in eerste instantie experimentele, uitdunningsvisserij van
mosselzaadbanken op de droogvallende platen conform het Jan Louw
Principe;
* Optimalisatie van mosselpercelen via de uitgifte van
proefpercelen;
* Loslaten van de huidige systematiek van voedselreservering voor de
eidereend en het aan de sector overlaten er zorg voor te dragen
dat de mosselkweek leidt tot een mosselbestand dat in omvang
minimaal gelijk of groter is dan de mosselvoorraad die in een
natuurlijke situatie aanwezig had kunnen zijn;
* Ruimte voor innovatie, bijvoorbeeld voor alternatieve vormen van
mosselzaadwinning;
* Ruimte voor uitbreiding mosselhangcultuur;
* Opheffing van de in 1998 additioneel gesloten gebieden (5%).
Met bovenstaande maatregelen beoog ik de ontwikkeling van een meer
duurzaam opererende mosselsector te stimuleren. Ik zet in op een
sector die minder afhankelijk is van het natuurlijke aanbod van
mosselzaad en die met haar productieproces minder invloed uitoefent op
de waarden van het kustecosysteem. Ik heb in het beleid ook
maatregelen genomen die het behoud van de natuur moeten waarborgen. Ik
doel daarbij op de aanwezigheid van de gesloten gebieden, de
doelstelling gericht op een natuurlijke ontwikkeling van het areaal
mosselbanken en het aangekondigde onderzoek naar de interactie tussen
de mosselcultuur en de natuurwaarden in het diepe (het sublitoraal).
In het overleg van 14 oktober jl. is de vraag gesteld om bevissing van
instabiele mosselzaadbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee
toe te staan. Ik heb aangegeven bereid te zijn om na te gaan of een
dergelijke bevissing kan worden toegestaan binnen de geldende
richtlijnen. Ik zal deze afweging maken in het kader van de
vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet. Op die
wijze kan ik de specifieke omstandigheden waarop de aanvraag
betrekking heeft in mijn oordeelsvorming meenemen, waarbij ik een
dergelijke bevissing alleen in overweging neem als er meer dan 2000 ha
stabiele mosselbanken in de Waddenzee aanwezig is. Een aangepast
Beleidsbesluit Schelpdiervisserij treft u hierbij aan.
Ad 2 Beslissing op bezwaar
De beslissing op bezwaar inzake de Nb-wet vergunningverlening
mechanische kokkelvisserij Waddenzee 2004, is op 19 oktober jl. aan
bezwaarmakers en belanghebbenden toegezonden. Alle bezwaren die in
behandeling zijn genomen, zijn ongegrond verklaard. Belanghebbenden
kunnen tegen deze Beslissing op Bezwaar beroep aantekenen bij de Raad
van State. Indien beroep is aangetekend bij de Raad van State (door
natuurorganisaties dan wel door de kokkelvissers), kunnen de
kokkelvissers de voorzitter van de Raad van State bij wijze van een
voorlopige voorziening vragen de schorsende werking, die van
rechtswege op de vergunning rust, op te heffen.
In dit verband acht ik het dienstig u te melden dat ik aan de
Commissie ter schadeloosstelling van de kokkelvisserij toestemming heb
gegeven om - louter ter instructie van de Commissie zelve - gedurende
een zeer korte periode van ongeveer een uur enige kokkels te vissen op
de Oosterschelde. Voor het goed functioneren van de commissie is het
immers onontbeerlijk dat zij voldoende inzicht heeft in de
kokkelvisserij.
Ad 3 Financiële middelen uit Waddenfonds voor innovatie
schelpdiersector
Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie op het advies van de
Adviesgroep Waddenzeebeleid zal het kabinet voor de zomer van 2005 een
investeringsplan vaststellen. Naar aanleiding van vragen van leden van
uw Kamer heb ik in het overleg toegezegd mij sterk te zullen maken om
substantiële middelen uit dit zogenaamde Waddenfonds voor
ondersteuning van de vernieuwing binnen de schelpdiersector te
reserveren. Ik zal daartoe overleggen met betrokken collegae. De
hoogte van deze financiële inzet zal mede afhankelijk zijn van de
kwaliteit van de projecten.
Ad 4 Tijdelijkheid van proefgebieden
Proefgebieden zijn tijdelijk en hebben als functie om de optimalisatie
van mosselpercelen te bespoedigen. Conform het beleidsbesluit wordt
een proefgebied voor een periode van drie jaar uitgegeven. Na die
periode kan het proefgebied alléén worden behouden door een gelijk
oppervlak aan mosselpercelen in te leveren. Een permanente uitbreiding
van het areaal mosselpercelen is namelijk niet toegestaan.
In uitzonderingsgevallen is het mogelijk de tijdelijke uitgifte van
proefpercelen eenmalig te verlengen. Van een dergelijke situatie is
bijvoorbeeld sprake als de proefpercelen wel zijn uitgegeven maar,
bijvoorbeeld door een gebrek aan mosselzaad, niet zijn gebruikt.
Ad 5 Wetenschappelijk verantwoorde experimenten
Voor de experimenten die in het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij zijn
aangekondigd, wordt alleen toestemming verleend indien zij op een
wetenschappelijk verantwoorde manier worden uitgevoerd en de
resultaten openbaar worden gemaakt. Dat geldt ook voor de experimenten
waarbij het bedrijfsleven nauw betrokken is. Op welke wijze de
wetenschappelijke kwaliteit in het uitvoeringstraject exact gaat
worden gewaarborgd zal in overleg met betrokken partijen worden
vastgesteld. Dit laat echter onverlet dat bij de beoordeling van de
wetenschappelijke kwaliteit de proefopzet, de statistische
onderbouwing en een onafhankelijke toetsing door externe deskundigen
een belangrijke rol zullen spelen. Of daarvoor een aparte
auditcommissie moet worden ingesteld of dat op bestaande of nieuwe
structuren (bijvoorbeeld de Waddenacademie) kan worden teruggevallen,
wordt in een later stadium beoordeeld.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005 - 2020
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit