Revalidatiepraktijk heeft veel meer kracht dan in cijfers is uit te drukken
Resultaatgerichtheid en marktdenken mogen de revalidatiezorg dan soms
verbeteren, ze zetten de zorg tegelijk onder druk en ontkennen, door
simplificatie, de intrinsieke kracht van de zorg. Om een echte
kwaliteitsdiscussie uit te lokken is inzicht nodig in het
spanningsveld tussen het publieke debat en de klinische praktijk.
Anders dreigen aspecten als zelfstandigheid van de patiënt gereduceerd
te worden tot cijfers. Dit stelt promovenda drs. Rita Struhkamp in
haar proefschrift, waarin zij deze problematiek heeft onderzocht
vanuit de revalidatiepraktijk. Struhkamp promoveert op 5 november aan
de faculteit Gedragswetenschappen van de Universiteit Twente.
Het meetbaar maken van verschillende gezondheidsaspecten is populair:
er zijn doelen mee te stellen, effectmetingen te doen en resultaten te
boeken: een instelling kan erop afgerekend worden. Het publieke debat
gaat dus over kosten, effectiviteit en kwaliteitsverbetering.
Struhkamp plaatst in haar proefschrift vraagtekens bij deze trends en
de bijbehorende simpificatie. Zij doet dit aan de hand van een studie
in een Nederlands revalidatiecentrum voor mensen met een dwarslaesie
of MS. Vier onderwerpen belicht zij hiervoor: zelfstandigheid,
autonomie, het stellen van doelen en het begrip `lijden'.
Maximeren versus coördineren
`Hoe meer hoe beter', is bijvoorbeeld het adagium bij de mate van
zelfstandigheid die een patient heeft. Maar dat is wel erg simpel. De
revalidatiepraktijk is weerbarstiger: `ik kan autorijden, maar dat
betekent nadien rugklachten waardoor ik niet in staat ben mijn
huishouden te doen.' Maximeren is dan niet aan de orde, maar
coördineren. Simplificatie is vooral ernstig als daaraan verregaande
conclusies worden verbonden. Bijvoorbeeld als een revalidatieprogramma
wordt gestaakt omdat er volgens deze cijfers te weinig resultaat
geboekt wordt.
Onrealistisch
Op een andere manier geldt dit voor het stellen van doelen. Hoe
realistisch is het voor therapeut en patiënt om duidelijke
revalidatiedoelen te stellen? Vaak zijn de eisen van nu en later
-bijvoorbeeld verblijf in de kliniek versus terugkeer naar huis-
tegenstrijdig, en wordt een beroep gedaan op de creativiteit en het
improvisatievermogen van de betrokkenen. Een scherpe rolverdeling
tussen de patient die doelen stelt en de therapeut die deze doelen
begeleidt, vindt Struhkamp vaak onwenselijk, onhaalbaar en
onrealistisch.
Het begrip `lijden' is al helemaal lastig: je kunt het naar een
simpeler deelprobeem `transleren' om het lijden draaglijker te maken,
je kunt lijden `managen' -het ene nadeel afwegen tegen het andere-, of
er ruimte voor creëren, het laten bestaan zonder actief in te grijpen.
Maar wat is daaraan, om in de terminologie te blijven, efficiënt, wat
is meetbaar te maken? De kwaliteiten van de klinische revalidatie, met
bijbehorende creativiteit en flexibiliteit verdienen het gehoord,
gezien en gewaardeerd te worden, concludeert Struhkamp: zeker nu zij
bekneld dreigen te raken in het huidige publieke debat.
Noot voor de pers
Drs. Rita Struhkamp (Herbern (D), 1971) studeerde
Gezondheidswetenschappen in Maastricht en Fysiotherapie in Utrecht.
Bij haar promotie op 5 november (15.00 uur, gebouw Spiegel) is
prof.dr. Annemarie Mol promotor en dr. Tjalling Swierstra
assistent-promotor.
Het proefschrift `Dealing with disability, inquiries into a clinical
craft' is te bestellen bij mw. Petra Bruulsema, p.bruulsema@utwente.nl
Contactpersoon voor de pers: ir. Wiebe van der Veen, tel (053)
4894244, email w.r.vanderveen@utwente.nl
Laatst gewijzigd op 04-11-2004 © Universiteit Twente Printversie
Universiteit Twente