Ministerie van Buitenlandse Zaken

inzake de visie van de Nederlandse regering inzake de rol van de Raad van Europa en het Barcelonaproces in relatie tot het Europees Nabuurschap

Kamerbrief over verzoek inzake de visie van de Nederlandse regering inzake de rol van de Raad van Europa en het Barcelonaproces in relatie tot het Europees Nabuurschap

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 22

Den Haag

Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

3 november 2004

Behandeld

Inez Rensink

Kenmerk

DIE-576/04

Telefoon

348 6529

Blad


1/3

Fax

348 6381

Bijlage(n)

Email inez.rensink@minbuza.nl

Betreft

Uw verzoek inzake de visie van de Nederlandse regering inzake de rol van de Raad van Europa en het Barcelonaproces in relatie tot het Europees Nabuurschapsbeleid

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 12 oktober 2004 met kenmerk 132199 inzake de visie van de Nederlandse regering inzake de rol van de Raad van Europa en het Barcelonaproces in relatie tot het Europees Nabuurschapsbeleid.

Rol van de Raad van Europa in relatie tot het Europees Nabuurschapsbeleid

De Nederlandse regering vindt dat de Raad van Europa als pan-Europese organisatie nauw betrokken moet worden bij de implementatie van het Europees Nabuurschapsbeleid. Dit geldt uiteraard met name voor wat betreft de nieuwe buren aan de oostgrenzen van de Unie. De oosterburen zijn immers met uitzondering van Belarus lid van de Raad van Europa en hebben de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens onderschreven. In de individuele actieplannen die in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid worden opgesteld staan onderwerpen als de bevordering van democratie, pluralisme, eerbied voor de mensenrechten, openbare vrijheden, de rechtsstaat en fundamentele arbeidsnormen centraal. Deze doelstellingen hebben de EU en de Raad van Europa gemeen. Overigens nemen deze onderwerpen reeds een belangrijke plaats in in de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten die de juridische basis vormen voor samenwerking tussen de EU en de partnerlanden aan de oostgrenzen.

De Raad van Europa heeft reeds uitgebreide ervaringen en expertise opgebouwd met het bevorderen van bovengenoemde onderwerpen in de oostelijke buurlanden. Zo heeft de Raad van Europa ook in samenwerking met of namens de Europese Commissie grootschalige mensenrechtenprogramma's geïmplementeerd. De samenwerking is met name belangrijk voor die landen waarin de Europese Commissie nog geen permanente vertegenwoordiging heeft gevestigd. Ook vindt in Straatsburg een permanente dialoog plaats tussen de EU lidstaten en andere lidstaten van de Raad van Europa over gemeenschappelijke waarden zoals vastgelegd in de diverse Europese conventies. Tot slot monitort de Raad van Europa de implementatie van de aangegane verdragsverplichtingen via het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie(ECRI), het Europees Comité ter Preventie van Foltering en Onmenselijke Behandeling (CPT), de Mensenrechten Commissaris en het Europese Comité inzake Sociale Rechten (ESCR).

De Nederlandse regering is van mening dat wanneer de actieplannen in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid worden geïmplementeerd de bestaande samenwerking moet worden gecontinueerd en waar mogelijk worden geïntensiveerd. Dit voorkomt duplicatie van activiteiten en bevordert de coherentie tussen de activiteiten van beide organisaties. Ook het Europees Parlement heeft zich in een resolutie vorig jaar uitgeproken voor intensivering van de samenwerking in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid met de Raad van Europa.

Bovendien staat in de conceptverordening van de Europese Commissie inzake het nieuwe financiële instrument voor uitvoering van het Europees Nabuurschapsbeleid samenwerking met andere internationale organisaties, zoals ook de Raad van Europa expliciet genoemd. Dit Europees Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument (ENPI) dient vanaf 2007 alle geografische en thematische programma's in de betrokken landen (Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Moldavië, Marokko, Palestijnse Autoriteit, Russische Federatie, Syrië, Tunesië en Oekraïne) te vervangen, inclusief `crossborder' programma's momenteel gefinancierd door Interreg.

Relatie Barcelonaproces en het Europees Nabuurschapsbeleid

Het Barcelona-proces vormt, tezamen met het Europees Nabuurschapsbeleid, het belangrijkste kader voor samenwerking tussen de EU en haar mediterrane partners. Het Euro-mediterraan partnerschap voorziet in een sterk beleidskader voor de betrekkingen van de EU met de mediterrane landen. Sinds de goedkeuring van de Verklaring van Barcelona in 1995 heeft het, ondanks de politieke beroering in de regio, de basis gevormd voor een voortdurende dialoog en samenwerking. Het Nabuurschapsbeleid zal de huidige samenwerking in het kader van het Barcelona-proces versterken. Bijvoorbeeld op het gebied van de verdere regionale en subregionale samenwerking en integratie van de zuidelijke mediterrane landen en `cross border' samenwerking. Ook beoogt het Nabuurschapsbeleid een nieuwe impuls te geven aan de dialoog over hervorming en democratisering in de regio. Op deze terreinen kan vermoedelijk eerder voortgang worden bereikt met een bilateraal instrument, zoals met het actieplan in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid, dan met het multilaterale Barcelona-proces waar op basis van consensus besluiten worden genomen en enkele lidstaten besluitvorming kunnen dwarsbomen. Tegelijkertijd is het van belang om in het kader van het Barcelona-proces een `brede' dialoog over bijvoorbeeld mensenrechten te blijven voeren. De actieplannen zullen voortbouwen op de successen die al tijdens het Barcelonaproces bereikt zijn. De Nederlandse regering verwelkomde dan ook de opname van de landen die deelnemen aan het Barcelona-proces aan het Europees Nabuurschapsbeleid, aangezien de twee processen elkaar kunnen versterken.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot