Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
De voorzitter van de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Werkgelegenheid Anna van Hannoverstraat 4
Postbus 20018 Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2500 EA DEN HAAG
Uw brief Ons kenmerk
Kamerstukken 26448, 154 SV/dereg/04/74093
Onderwerp Datum
Antwoorden naar aanleiding van verslag van 3 november 2004
schriftelijk overleg
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen over de Scholingsregeling WW die zijn
gesteld door leden van verschillende partijen en die opgenomen zijn in het verslag van uw
schriftelijk overleg.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
(Mr. A.J. de Geus)
2
Xxxx
Nr. 26 448 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK
OVERLEG
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft over de brief van de
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake de nieuwe Scholingsregeling WW
(26 448, nr. 154) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd. Deze
vragen, alsmede de daarop op ..... gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Hamer
Adjunct griffier van de commissie,
Esmeijer
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vraag 1
De leden van de CDA fractie kunnen zich in het karakter van de regeling vinden. Van
belang is goede voorlichting en eenduidige en herkenbare uitvoering, waarbij maatwerk
geleverd wordt. Kan de minister garanderen dat met het vereenvoudigen en flexibiliseren
van de regeling door alle UWV uitvoerenden op herkenbare wijze wordt geopereerd richting
maatwerk?
Antwoord 1
Met betrekking tot de uitvoering is door het UWV op de gebruikelijke wijze een instructie
ten behoeve van de uitvoeringsmedewerkers opgesteld en verspreid. Ook wordt passende
voorlichting over de scholingsregeling verstrekt via brochures en de website van het UWV.
De regeling biedt medewerkers van het UWV voldoende ruimte om maatwerk te leveren.
Vraag 2 en 3
Op welke wijze worden reïntegratiebedrijven betrokken bij de uitvoering van de regeling?
Wordt zo mogelijk met reïntegratiebedrijven afgesproken dat dit onderdeel is van een
reïntegratietraject, waarover afspraken worden gemaakt in het kader van no cure no pay?
Antwoord vraag 2 en 3
Het UWV koopt sinds juli 2003 reïntegratietrajecten in bij reïntegratiebedrijven op basis van
no cure no pay of no cure less pay. Het UWV koopt een totaalpakket reïntegratie in voor een
cliënt, waarvan scholing een onderdeel kan zijn en rekent de reïntegratiebedrijven af op het
behaalde resultaat. Scholing wordt als onderdeel van het totaal ingekocht en als zodanig
gefinancierd. Indien een reïntegratietraject op basis van een individuele
reïntegratieovereenkomst (IRO) wordt ingezet, geldt dezelfde financieringssystematiek. Het
reïntegratiebedrijf doet dus, in samenwerking met de cliënt, via het reïntegratieplan het
3
voorstel om scholing als onderdeel van een reïntegratietraject in te zetten, te betalen uit de
met het UWV vastgelegde trajectprijs op basis van de bij inkoop afgesproken no cure no
pay of no cure less pay financiering.
Vraag 4
Kan de minister garanderen dat CWI's de regeling naar letter en geest zorgvuldig zullen
betrekken bij hun contacten met werkzoekenden en werkgevers?
Antwoord 4
Het CWI beoordeelt de afstand van de werkzoekende tot de arbeidsmarkt en geeft op basis
van het arbeidsverleden, opleiding en kenmerken van de persoon een algemeen
reïntegratieadvies over de activiteiten die nodig zijn voor reïntegratie. Het CWI kan daarbij
algemene aanbevelingen geven over scholing. Het CWI bepaalt dus niet of en welke
concrete scholing noodzakelijk is. Daarnaast biedt het CWI in beperkte mate zelf diensten
zoals sollicitatietrainingen, wordt op de locatie van het CWI informatie over scholingen
aangeboden en wordt via de website werk.nl de mogelijkheid geboden aan werkzoekenden
om met behulp van verschillende zoeksleutels te zoeken naar cursussen en instellingen die
cursussen geven. Het CWI kan zelf bemiddelen tussen werkgevers met vacatures en
werknemers met goede kansen op de arbeidsmarkt. Indien een werkloze een grotere afstand
heeft tot de arbeidsmarkt, zal het CWI de werkloze verwijzen naar het UWV voor het
verkrijgen van extra ondersteuning via een reïntegratietraject.
Vraag 5
Op welke wijze wordt oneigenlijk gebruik voorkomen en bestreden?
Antwoord 5
Bij werkzoekenden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt wordt door het UWV een
reïntegratiebedrijf ingeschakeld. Het reïntegratiebedrijf wordt afgerekend op basis van
resultaat. Na inwerkingtreding van het voorstel van Wet houdende wijziging van enkele
sociale verzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige
vereenvoudigingen, hierna te noemen de Vereenvoudigingswet (Kamerstukken I/II 2003-
2004, 29513), wordt de werkloosheidsuitkering van de werkzoekende niet meer verlengd
tijdens de scholing. Aldus worden voor het reïntegratiebedrijf en voor de werkzoekende
optimale prikkels gehanteerd om effectieve en efficiënte inzet van scholing te realiseren.
Van oneigenlijk gebruik van scholing zal niet snel sprake kunnen zijn. Als de scholing niet
effectief of overbodig is, heeft de inzet een ongunstige invloed op de resultaten van de
reïntegratiebedrijven. Voor de werkzoekende heeft na inwerkingtreding van genoemd
voorstel van wet het deelnemen aan scholing geen effect op zijn uitkering. Het UWV
beoordeelt bij aanvang van het reïntegratietraject de voorgenomen inspanningen in het
reïntegratieplan en wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de
reïntegratietrajecten en de resultaten. Bij onvoldoende resultaten zal het UWV bij een
volgende aanbesteding besluiten geen contract te sluiten met een reïntegratiebedrijf.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vraag 6
Indien er bij één werkgever behoefte is aan een werknemer met een bepaalde scholing en er
een `baangarantie' op de scholing volgt, wat zijn dan de belemmeringen om de scholing toe
te staan?
4
Antwoord 6
Indien een scholing een garantie biedt op werk, behoeft het feit dat dit bij één werkgever het
geval is geen belemmering te zijn. Daarmee is nog niet gezegd dat ook elke werkloze de
scholing kan volgen met behoud van uitkering en vrijstelling van sollicitatieplicht. Daarvan
is alleen sprake als aannemelijk is dat de werknemer niet zonder opleiding of scholing een
voor hem passend beroep of functie kan uitoefenen en de voorgestelde scholing of opleiding
daartoe een adequaat middel is.
Vraag 7
Hoe passen leerwerktrajecten in deze regeling?
Antwoord 7
De scholingsregeling biedt mogelijkheden om al tijdens de opleiding werkzaamheden te
verrichten. Een traject waarbij scholing wordt gecombineerd met werk kan passen binnen de
scholingsregeling. Er zijn twee varianten denkbaar. Ten eerste is het mogelijk dat een
werkloze gedeeltelijk op een arbeidsovereenkomst werkzaam is in productieve arbeid en
daarnaast gedeeltelijk werkloos is en tijdens dat deel een opleiding volgt. Een andere
mogelijkheid is dat de werkloze een opleiding volgt en binnen het kader van die opleiding
werkzaamheden verricht als onderdeel van en ten dienste van de opleiding.
Vraag 8
Waarom zijn er geen regels gesteld over de onderlinge verhouding tussen het praktische
deel en het theoretische deel van de scholing? Wie bepaalt uiteindelijk hoe deze verhouding
mag liggen? Hoe wordt de objectiviteit van dergelijke beslissingen gewaarborgd? Kan een
persoon met een WW-uitkering bezwaar aantekenen tegen een beslissing over het niet
kunnen volgen van een opleiding een second opinion aanvragen?
Antwoord 8
Met deze regeling wordt beoogd de mogelijkheid te openen om maatwerk te bieden. Gezien
het grote verschil dat kan bestaan in de omvang van het theoretisch deel en het praktisch
deel van opleidingen is er van afgezien om hier in de ministeriële regeling regels over te
stellen. Bovendien zou te gedetailleerde regelgeving in weg kunnen staan aan het leveren
van maatwerk. Het UWV kan daardoor flexibel inspelen op voortdurende veranderingen in
het aanbod van opleidingen en mogelijke differentiaties binnen opleidingen op basis van
wensen en kenmerken van werkzoekenden. Het UWV zal afwegen of het praktische deel
nog wel ten dienste staat van de opleiding.
In de eerste plaats zullen de werkzoekende en het reïntegratiebedrijf de afweging maken of
een bepaalde door een opleidingsinstelling aangeboden opleiding op basis van de vraag naar
de opleiding bij werkgevers bijdraagt aan toegang tot de arbeidsmarkt. Daarbij zullen de
verhouding tussen theorie en praktijk en de competenties van de werkzoekende worden
meegenomen. Men kan ook in contact treden met de casemanager WW of het CWI naar de
ervaringen met de opleiding. Uiteindelijk bepaalt het UWV of een opleiding met behoud
van uitkering kan worden gevolgd en dus of bij een bepaalde omvang van arbeid nog sprake
is van een opleiding en of de opleiding noodzakelijk is voor de betrokkene voor het
verkrijgen van een plaats op de arbeidsmarkt. De objectiviteit wordt gewaarborgd doordat
het UWV als bestuursorgaan consistent beleid zal moeten voeren en doordat tegen een
beslissing om geen toestemming te geven om een scholing met behoud van uitkering en
vrijstelling van sollicitatieplicht te volgen, bezwaar kan worden ingediend. Vervolgens kan
5
beroep worden ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Omdat de bestuursrechtelijke
procedure van bezwaar en beroep gevolgd kan worden, is er geen second opinion procedure.
Vraag 9
Vallen stageplaatsen met eindcertificaten onder deze regeling?
Antwoord 9
Onder scholing wordt verstaan het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante
kennis en/of vaardigheden voor de uitoefening van een taak, functie of zelfstandig beroep.
Er moet sprake zijn van een vooraf vastgesteld programma waarin is vastgelegd wat wordt
geleerd en op welke wijze dit wordt getoetst.
Een stage die hieraan voldoet en waarbij in de praktijk kennis en ervaring wordt opgedaan
en die noodzakelijk wordt geacht voor de werkzoekende kan onder de regeling vallen. Een
stage kan ook onderdeel uitmaken van een scholings- en/of reïntegratietraject.
Vraag 10
De minister stelt dat de opleidingen hun waarde bewezen moeten hebben en dus al enige tijd
moeten bestaan. Staat dat de flexibiliteit van reïntegratie niet in de weg? Wat verstaat de
minister onder dat opleidingen `enige tijd' moeten bestaan? Hoe wordt met deze regeling de
kwaliteit van de opleidingen getoetst?
Antwoord 10
De scholingsregeling WW biedt een grote mate van flexibiliteit. Een scholing moet
arbeidsmarktrelevant zijn, maar dit kan op verschillende manieren blijken. Het eenvoudigste
is dit te beoordelen als een opleiding al gedurende enige tijd bestaat en haar waarde
bewezen heeft doordat door werkgevers gevraagd wordt naar werknemers die de betreffende
opleiding gevolgd hebben. Het is echter niet per definitie zo dat elke opleiding al enige tijd
bestaan moet hebben. Ook nieuwe opleidingen kunnen, als er geen aanleiding is om over de
kwaliteit ervan te twijfelen, direct als arbeidsmarktrelevant worden aangemerkt. In de
regeling is als voorbeeld gegeven dat een opleiding die door een sector of branche is
opgezet in de regel als arbeidsmarktrelevant zal worden aangemerkt.
Vraag 11
Zijn er ook faciliteiten om scholing te kunnen doen zoals kinderopvang en reiskosten?
Vallen deze ook onder de regeling?
Antwoord 11
De scholingsregeling WW bevat alleen regels met betrekking tot de voorwaarden om
werkloosheidsuitkering te kunnen behouden en daarmee vrijstelling van sollicitatieplicht te
verkrijgen tijdens scholing en niet met betrekking tot de kosten van de scholing en eventuele
andere faciliteiten. De kosten van de scholing worden sinds de contracten op basis van de
aanbesteding van juli 2003 betaald uit de trajectprijs die met de reïntegratiebedrijven wordt
overeengekomen. Daarin is ook opgenomen dat het reïntegratiebedrijf een tegemoetkoming
moeten geven in de reiskosten. Vergoedingen voor reiskosten die niet uitgaan boven de
werkelijke kosten, worden niet in mindering gebracht op de werkloosheidsuitkering. Voor
kinderopvang is een aparte regeling getroffen in artikel 74 van de Werkloosheidswet.
Vraag 12 en 13
Is er voldoende reïntegratiebudget om zonder wachttijd de benodigde scholing te volgen?
6
Indien iemand wel geïndiceerd is, kan een beperkt budget bij UWV een reden zijn om toch
de scholing niet toe te staan?
Antwoord 12 en 13
Het UWV koopt via de aanbestedingen reïntegratietrajecten in bij reïntegratiebedrijven
tegen een door de markt via aanbesteding bepaald tarief per traject. Tijdens de aanbesteding
door het UWV hebben reïntegratiebedrijven zich gekandideerd om voor bepaalde
doelgroepen de reïntegratie naar werk te realiseren. Daarbij wordt zoveel mogelijk
uitgegaan van homogene doelgroepen. De door het reïntegratiebedrijf geoffreerde
trajectprijs is daarom afgestemd op de naar verwachting benodigde activiteiten (waaronder
mogelijk scholing) voor de doelgroep. De kosten van scholing maken dus onderdeel uit van
de met het reïntegratiebedrijf overeengekomen trajectprijs.
Vraag 14
Indien het CWI en of het UWV de scholing indiceert, kan het reïntegratiebedrijf de scholing
weigeren? Zo ja om welke reden?
Antwoord 14
Het CWI en het UWV kunnen in hun reïntegratieadvies respectievelijk reïntegratievisie
aangeven dat de scholing deel kan uitmaken van het reïntegratietraject. Het CWI bepaalt
niet of en welke concrete scholing noodzakelijk is. Evenmin zal het UWV bij verwijzing
van de werkzoekende naar een reïntegratiebedrijf op voorhand een scholing opleggen. Het
reïntegratieadvies en de reïntegratievisie verplichten het reïntegratiebedrijf dus niet tot
inzetten van een bepaalde scholing. Het is immers aan het reïntegratiebedrijf om met de
cliënt het reïntegratieplan invulling te geven en na te gaan of en zo ja, welke scholing nodig
is. Het is dus mogelijk dat een reïntegratiebedrijf, hoewel het CWI of het UWV scholing als
onderdeel van een traject als mogelijkheid zien, geen scholing inzet, omdat het op andere
wijze meent meer mogelijkheden te zien tot plaatsing. Dit kan zijn omdat naar inschatting
van het reïntegratiebedrijf een traject zonder scholing effectiever is. Indien echter scholing
wordt ingezet en het UWV, met de cliënt en het reïntegratiebedrijf meent dat die
noodzakelijk is, dan worden op grond van de WW en de Scholingsregeling WW faciliteiten
geboden, namelijk voortzetting van uitkering ondanks niet beschikbaarheid voor de
arbeidsmarkt en, op grond van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW, vrijstelling van
sollicitatieplicht.
Vraag 15
Als het reïntegratiebedrijf vindt dat ze te weinig budget heeft voor de doelgroep waarvoor ze
de opdracht tot reïntegratie heeft gekregen, mag het dan de scholing weigeren?
Antwoord 15
De kosten van scholing maken onderdeel uit van de door het reïntegratiebedrijf geoffreerde
en met het UWV overeengekomen trajectprijs. De door het reïntegratiebedrijf geoffreerde
trajectprijs is immers afgestemd op de naar haar verwachting benodigde activiteiten
(waaronder mogelijk scholing) voor de doelgroep. Het is aan het reïntegratiebedrijf om te
bepalen of het scholing daadwerkelijk inzet om een WW-gerechtigde weer duurzaam aan
het werk te krijgen. Indien de werkzoekende hetzij door het volgen van scholing, hetzij door
het niet volgen van scholing niet aan het werk komt, zal dit echter ten koste gaan van de
inkomsten van het reïntegratiebedrijf, doordat het resultaatsafhankelijke deel van de
trajectprijs dan niet wordt betaald.
7
Vraag 16 en 17
Als tijdens de scholing de WW afloopt, mag men dan de scholing afmaken? Zo ja, op welke
wijze?
Mag een geïndiceerde scholing (CWI) door UWV geweigerd worden omdat voor het eind
van de scholing de WW afloopt?
Antwoord 16 en 17
Thans voorziet de Werkloosheidswet nog in verlenging van werkloosheidsuitkering voor de
resterende duur van de scholing, indien de periode waarvoor de uitkering aanvankelijk is
toegekend afloopt tijdens de scholing. Na inwerkingtreding van de Vereenvoudigingswet zal
de werkloosheidsuitkering eindigen op het moment waarop de duur waarvoor ze is
toegekend is afgelopen. Een scholing die langer duurt dan de werkloosheidsuitkering
behoeft niet geweigerd te worden en na eindiging van de werkloosheidsuitkering kan de
werkzoekende zijn scholing afmaken. Hij kan dan voor zijn inkomen zo nodig aanspraak
maken op de Wet werk en bijstand (WWB). De algemeen geldende regel is dat trajecten die
door het UWV ingezet worden, in zijn geheel door het UWV gefinancierd worden, ongeacht
of iemand aan het eind van het traject nog in een WW-uitkering zit. Binnen het Algemeen
Ketenoverleg worden afspraken gemaakt over doorlopen van de scholing. Wanneer iemand
na het aflopen van de WW-uitkering een bijstandsuitkering ontvangt, worden er, op
regionaal niveau, met gemeenten afspraken gemaakt over het lopende scholingstraject.
Vraag 18
Waarom zijn er geen regels opgenomen over de overgang van WW naar WWB indien de
scholing niet is afgerond?
Antwoord 18
Afgesproken is dat, als het UWV voor de werkloze met een werkloosheidsuitkering een
traject inzet, het UWV dit gehele traject financiert. Bij de overgang van WW naar WWB
kan de uitkeringsgerechtigde dus dit traject gewoon afmaken. Er zijn daarom geen regels
nodig voor deze overgang. UWV en gemeenten werken samen op het terrein van
reïntegratie, een voorbeeld hiervan zijn de sociale activeringstrajecten die door gemeenten
worden aangeboden en waar WAO'ers ook aan deel kunnen nemen. De afspraken over de
overgang van een WW-uitkering naar WWB-uitkering worden door de ketenpartners (in dit
geval UWV en gemeenten) in het ketenoverleg gemaakt. In het kader van deregulering is
het ook wenselijk dat de partijen zelf deze afspraken maken, als het kan op regionaal niveau.
Vraag 19
De minister wil de regeling alleen laten ingaan voor mensen met een WW-uitkering die op
of na de dag van inwerkingtreding van de regeling een opleidingsverzoek hebben ingediend.
Waarom geldt de nieuwe regeling niet voor alle WW-gerechtigden? Is flexibiliteit en
maatwerk alleen vereist bij mensen die nu werkloos worden?
Antwoord 19
De nieuwe regeling geldt voor alle personen met een werkloosheidsuitkering, ongeacht of
de uitkering is ingegaan voor of na inwerkingtreding van de scholingsregeling. De regeling
heeft echter geen betrekking op verzoeken die al zijn ingediend. Dit betekent dat verzoeken
die al liepen voordat de regeling in werking trad, nog volgens het oude recht afgehandeld
worden. Daarop zijn de voordien geldende scholingsregels van toepassing inclusief de
8
daarin opgenomen regels met betrekking tot de scholingsexperimenten. Ook die regels
bieden al mogelijkheden tot maatwerk en flexibiliteit. Gekozen is voor afhandeling conform
de oude geldende regels opdat de personen van wie het verzoek over behoud van uitkering
nog niet is afgehandeld niet anders te behandelen dan personen van wie het verzoek eerder
was afgehandeld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vraag 20
Heeft het vereenvoudigen en het laten vervallen van specifieke regels binnen de
scholingsregeling WW invloed op de administratieve lastendruk van het UWV?
Vraag 20
De administratieve lastendruk wordt beïnvloed door deze nieuwe regeling. UWV moet
beoordelen in hoeverre een door het reïntegratiebedrijf voorgestelde scholing voldoet aan de
eisen die in de regeling worden gesteld. Nu de regels versoepeld zijn voor alle werklozen zal
de beoordeling eenvoudiger worden. Het UWV behoeft immers, anders dan ten tijde van het
bestaan van de experimentele regelingen, niet te beoordelen of de algemene regels van
toepassing zijn, dan wel of de werkloze valt onder een van de uitzonderingen. Voorheen was
bijvoorbeeld de algemene regel dat scholing niet langer mocht duren dan een jaar en mocht
geen productieve arbeid worden verricht. Alleen indien aan de voorwaarden van de
experimenten was voldaan, kon van die regels in beperkte mate worden afgeweken. Thans
kan in principe voor alle werklozen een langere scholingsduur dan een jaar aan de orde zijn
en kan productieve arbeid ten dienste van de scholing, daarvan deel uitmaken. Alleen in
meer uitzonderlijke gevallen zal nog extra aandacht worden geschonken aan het soort
scholing dat door het reïntegratiebedrijf wordt voorgesteld.
Vraag 21
Kan de regering voorbeelden noemen van opleidingen (of scholing) die naar haar oordeel
onder de scholingsregeling WW zouden moeten vallen en welke niet?
Antwoord 21
Onder de opleidingen die met behoud van uitkering en vrijstelling van sollicitatieplicht
gevolgd mogen worden, vallen de opleidingen die beroepsgericht zijn en die door
werkgevers als eis worden gesteld om een functie te kunnen vervullen. Opleidingen kunnen
gericht zijn op het aanleren van een bepaald ambacht, of tot het kunnen uitoefenen van
dienstverlenende of administratieve functies en beroepen, of bijvoorbeeld tot het verrichten
van arbeid in een industriële omgeving. Ook het leren van (basis)vaardigheden in
bijvoorbeeld het gebruik van computers en randapparatuur of het leren werken met bepaalde
programmatuur kan noodzakelijk zijn om werk te aanvaarden en onder de scholingsregeling
vallen. Voorbeelden zijn beveiligingsopleidingen, horecaopleidingen, technische
opleidingen en gezondheidszorgopleidingen.
Niet tot de scholingen behoren langdurige opleidingen, dus opleidingen die niet binnen twee
jaar afgerond kunnen worden. Ook opleidingen die verband houden met vrijetijdsactiviteiten
in plaats van met betaalde arbeid, kunnen niet met behoud van uitkering en vrijstelling van
sollicitatieplicht worden gevolgd. Ook beroepsgerichte opleidingen waaraan in de
Nederlandse arbeidsmarkt in het geheel geen behoefte meer bestaat, zullen niet onder de
scholingsregeling gevolgd mogen worden.
9
Vraag 22
Kan de regering aangeven hoe zij het toezicht ziet op de voortgang van de opleiding of
scholing? Hoe wordt gewaarborgd dat degene die vrijgesteld is van sollicitatieplicht ook
daadwerkelijk bezig is met het succesvol volgen van onderwijs of scholing?
Antwoord 22
In opdracht van het UWV voeren reïntegratiebedrijven trajecten uit ter bevordering van de
teruggeleiding van werklozen naar de arbeidsmarkt. Hiertoe sluit het UWV een contract met
het reïntegratiebedrijf via een aanbestedingsprocedure op basis van resultaatsfinanciering.
De casemanager van het UWV monitort de door het betreffende reïntegratiebedrijf
geleverde prestaties in relatie tot de contractuele afspraken. Indien een opleiding of scholing
wordt gevolgd, maakt deze integraal onderdeel uit van een reïntegratietraject.
Zowel voor het reïntegratiebedrijf als voor de uitkeringsgerechtigde zijn er prikkels voor het
volgen en voltooien van de scholing. Voor het reïntegratiebedrijf is de betaling afhankelijk
van het resultaat van het reïntegratietraject en voor de uitkeringsgerechtigde zijn aan het
volgen van een dergelijk traject behalve rechten ook plichten verbonden. Zo is diegene op
grond van de WW verplicht mee te werken aan scholing of opleiding, die noodzakelijk
wordt geacht voor de inschakeling in de arbeid. Het reïntegratiebedrijf volgt als eerste de
inspanningen van de betrokkene en rapporteert aan het UWV als de uitkeringsgerechtigde
zich daarbij onvoldoende inzet. Vervolgens legt het UWV een sanctie op indien daarvoor
aanleiding is.
Vraag 23
Hoe wordt omgegaan met de sollicitatieplicht van uitkeringsgerechtigden die voor
bijvoorbeeld twee dagen in de week een opleiding volgen? Krijgen zij een gehele ontheffing
van de sollicitatieplicht of worden zij geacht voor de resterende drie dagen wel een baan te
bemachtigen?
Antwoord 23
De WW-uitkeringsgerechtigde die 40 uur werkloos is en voor 16 uur (2 dagen) een
opleiding volgt, heeft geen gehele vrijstelling van de sollicitatieplicht, maar wordt geacht
voor de overige 24 uur (3 dagen) arbeid te verkrijgen en te vervullen, bijvoorbeeld voor
opvularbeid. Twee maanden voor het einde van de opleiding wordt deze WW-
uitkeringsgerechtigde weer geheel sollicitatieplichtig en wordt hij geacht te solliciteren naar
een baan voor 40 uur, die kan ingaan na het afronden van de opleiding.
Vraag 24
Worden de resultaten van de nieuwe scholingsregeling geëvalueerd? En zo ja, wanneer?
Antwoord 24
In principe worden de scholingsregels als Ministeriele regeling niet apart geëvalueerd. Er
wordt wel regelmatig door het UWV, de IWI, de RWI en andere partijen onderzoek gedaan
naar reïntegratie en specifieker de effectiviteit van reïntegratietrajecten. Scholing is dan, als
onderdeel van reïntegratie, ook vaak onderwerp van deze onderzoeken. De
scholingsregeling wordt daardoor meegenomen bij onderzoeken naar effectiviteit van
reïntegratie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
10
Vraag 25
De leden van de SP-fractie ondersteunen in beginsel de verruiming van
opleidingsmogelijkheden voor werklozen. De scholingsregeling WW is gebaseerd op de
ervaringen met scholingsexperimenten in de WW. Kan de minister inzicht geven in deze
ervaringen en evaluatieonderzoeken van deze experimenten?
Antwoord 25
Het rapport met de ervaringen van het evaluatie-onderzoek met de titel `Evaluatie
experimenten Werkloosheidswet' is op 3 juli 2003 naar de Tweede Kamer gestuurd
(nummer SOZA-03-444). In een begeleidende brief heb ik aangegeven welke conclusies ik
uit de evaluatie heb getrokken en welke beslissingen ik daarbij heb genomen. Een conclusie
was dat de bestaande beperkingen die voor scholing golden te ingewikkeld waren en dat er
behoefte bij de uitvoering bestond aan ruimte voor flexibiliteit en nieuwe mogelijkheden.
Om deze reden heb ik de scholingsregels vereenvoudigd. Naar aanleiding van de evaluatie
en mijn brief is er op 24 september 2003 een Algemeen Overleg met de Vaste Commissie
gevoerd. De Commissie kon zich op het terrein van de WW-experimenten vinden in mijn
beleidsvoornemens.
Vraag 26
In artikel 1, eerste lid, wordt vermeld dat de opleiding moet leiden tot een diploma of
certificaat "dan wel ander document." Welke documenten worden bedoeld en welke
garanties zijn er voor de kwaliteit van de opleiding?
Antwoord 26
Scholing zal in het algemeen worden afgerond met enige toets van kennis en vaardigheden
of gedurende de scholing wordt in bepaalde vormen van toetsen de voortgang en de stand
van de kennis en vaardigheden beoordeeld. Uiteindelijk zal de beoordeling worden
vastgelegd opdat ook aan derden, in het bijzonder werkgevers, kan worden aangetoond dat
bepaalde kennis of vaardigheden zijn verworven. Een document met dit doel wordt
doorgaans aangeduid als diploma of certificaat, maar het kan ook met een andere naam
worden aangeduid.
De kwaliteit van de opleiding wordt meegenomen in de beoordeling of deze met behoud van
uitkering mag worden gevolgd. Van belang is of deze relevant is voor de arbeidsmarkt. In
het algemeen zal het dan moeten gaan om een opleiding die in een zekere kring van
werkgevers als waardevol en noodzakelijk wordt herkend. Dit zal kunnen blijken uit de
gunstige bekendheid die een opleiding kan genieten, maar ook de wijze van totstandkoming
van een opleiding, de instelling of instellingen of bedrijven die de opleiding verzorgen, het
curriculum en de bekende resultaten. Daarnaast zal het gegeven dat een reïntegratiebedrijf
de scholing opneemt in het reïntegratieplan een belangrijke aanwijzing zijn dat de scholing
voldoende kwaliteit biedt en toegang geeft tot de arbeidsmarkt.
Vraag 27
In artikel 1, tweede lid, onderdeel a, wordt aangegeven dat er een rol is voor
reïntegratiebedrijven bij de beoordeling van noodzaak tot scholing. Welke rol is dat en is de
tussenkomst van reïntegratiebedrijven verplicht?
Antwoord 27
Indien een scholing wordt gevolgd is dat als onderdeel van een reïntegratietraject, waarvoor
een reïntegratiebedrijf is ingeschakeld. Veelal zal de werkloze in samenspraak met het
11
reïntegratiebedrijf zijn scholingsbehoefte formuleren. Het reïntegratiebedrijf geeft samen
met de werkloze invulling aan het reïntegratietraject en past daarin scholing toe indien dit
naar haar oordeel noodzakelijk is voor de reïntegratie. Het reïntegratiebedrijf zal, op grond
van contracten die met het UWV zijn afgesloten sinds de aanbesteding van juli 2003, de
kosten van de scholing dragen als onderdeel van de trajectprijs en wordt door het UWV
afgerekend op het resultaat van het reïntegratietraject, namelijk duurzame plaatsing. Na
inwerkingtreding van de Vereenvoudigingswet heeft ook de werkloze zelf een extra direct
belang bij het resultaat doordat de werkloosheidsuitkering niet meer wordt verlengd tijdens
de scholing. Voor de rol van de reïntegratiebedrijven wordt ook verwezen naar het antwoord
op vraag 5.
Het is mogelijk dat een scholing niet noodzakelijk wordt geacht, maar dat een
uitkeringsgerechtigde op eigen initiatief en op eigen kosten deelneemt aan scholing. Dan
zijn de scholingsregeling en de vrijstelling van de sollicitatieplicht niet van toepassing.
Indien hij tijdens de scholing volledig blijft voldoen aan de verplichtingen in het kader van
de Werkloosheidswet, dus onverkort beschikbaar is voor de arbeidsmarkt en tracht passende
arbeid te verkrijgen, kan de werkloosheidsuitkering tijdens de opleiding worden voortgezet.
Indien tijdens de opleiding passende arbeid wordt aangeboden, zal die wel moeten worden
geaccepteerd.
Vraag 28
In artikel 1, derde lid, wordt vermeld dat er geen regels worden gesteld voor het aandeel
productieve arbeid in de opleiding. Wie controleert of het aandeel productieve arbeid in de
opleiding inderdaad een bijdrage is aan de verwerving van vaardigheden? Wat kan een
werkloze doen indien naar zijn/haar oordeel de productieve arbeid begint te lijken op
werken voor de uitkering?
Antwoord 28
In de eerste plaats kan de uitkeringsgerechtigde contact opnemen met het reïntegratiebedrijf
indien deze meent dat hij in feite geen scholing volgt, maar alleen productieve arbeid
verricht. Indien dit namelijk het geval is, is er feitelijk sprake van plaatsing in arbeid,
waarvoor dan ook loon moet worden betaald en waarbij door het reïntegratiebedrijf met het
UWV afgerekend kan worden in verband met plaatsing. Indien de werkloze deze informatie
verstrekt aan het UWV, zal het UWV zich in de eerste plaats oriënteren bij het
reïntegratiebedrijf en het bedrijf waar wordt gewerkt. Als het UWV tot de conclusie komt
dat inderdaad geen sprake is van een opleiding en dat er alleen maar productieve arbeid
wordt verricht, zal het UWV de uitkering geheel of gedeeltelijk beëindigen.
Vraag 29
Uitgaande van het geformuleerde in artikel 3, kan de minister onderbouwen dat het
uitsluiten van mensen die recht hebben op studiefinanciering wel leidt tot het gewenste
resultaat? Is het juist dat mensen vanwege het feit dat de inkomsten uit studiefinanciering in
het overgrote deel van de gevallen lager is dan de WW-uitkering om deze reden af zullen
zien van het aanvragen van een opleiding?
Antwoord 29
Al vanaf het moment dat voor het eerst een regeling is getroffen over scholing, te weten de
scholingsregels van de Sociale Verzekeringsraad uit 1992, is daarin opgenomen dat geen
recht op werkloosheidsuitkering tijdens scholing bestaat indien in verband met de scholing
12
aanspraak op studiefinanciering bestaat. Niet is gebleken dat dit een belemmering vormt om
studie te volgen.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid