Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/20041102-235643-A

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Brussel, 27 oktober 2004 (29.10)

(OR. en)


-


- 13993/04


-


- LIMITE


- JAI408


-


- NOTA

van:

het voorzitterschap

aan:

de Raad (Algemene Zaken)/ de Europese Raad


Betreft:

Ontwerp-meerjarenprogramma: "Het Haagse Programma; versterking van de vrijheid, de veiligheid en het recht in de Europese Unie"

De Europese Raad heeft in zijn bijeenkomst van 17 en 18 juni 2004 de Raad en de Commissie verzocht een voorstel voor een nieuw programma voor de komende jaren op te stellen, dat vóór eind 2004 moet worden behandeld.

Het ontwerp-programma in document 13302/2/04 JAI 370 REV 2 is door de Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) grondig besproken tijdens de zitting van 25 en 26 oktober 2004.

In het bijgaande herziene programma dat door het voorzitterschap is opgesteld, is rekening gehouden met de gevoerde besprekingen.

De Raad (Algemene Zaken en Externe Betrekkingen) wordt verzocht het programma aan de Europese Raad toe te zenden ter aanneming in de bijeenkomst van 5 november 2004.

HET HAAGSE PROGRAMMA

VERSTERKING VAN DE VRIJHEID, DE VEILIGHEID EN HET RECHT

IN DE EUROPESE UNIE

I. INLEIDING

De Europese Unie bevestigt andermaal het belang dat zij hecht aan de ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, als antwoord op een algemene bezorgdheid van de inwoners van de staten die in de Unie verenigd zijn.

De Europese Unie heeft haar rol in het bewerkstelligen van samenwerking op het gebied van politie, douane en justitie, en in de ontwikkeling van een gecoördineerd beleid inzake asiel, immigratie en controles aan de buitengrenzen de afgelopen jaren verder uitgebouwd. Deze tendens zal zich doorzetten met de versteviging van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht door het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, dat op 29oktober2004 in Rome wordt ondertekend. Dit Verdrag, en de daaraan voorafgaande Verdragen van Maastricht, Amsterdam en Nice, hebben geleidelijk gestalte gegeven aan een gemeenschappelijk juridisch kader op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, en de integratie van dit beleidsterrein in andere beleidsterreinen van de Unie.

Sinds de Europese Raad van Tampere van 1999 is het beleid van de Unie op het gebied van justitie en binnenlandse zaken in een algemeen programma ontwikkeld. Hoewel niet alle oorspronkelijke doelstellingen zijn verwezenlijkt, is aanzienlijke en gecoördineerde vooruitgang geboekt. De Europese Raad is verheugd over de resultaten die in de eerste periode van vijf jaar zijn bereikt: de basis is gelegd voor een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid, de weg is vrijgemaakt voor de harmonisatie van de grenscontroles, de politiële samenwerking is verbeterd en met het leggen van het fundament voor de justitiële samenwerking op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en vonnissen is flinke vooruitgang geboekt.

De veiligheid van de Europese Unie en haar lidstaten is een nog dringender aangelegenheid geworden, vooral in het licht van de terreuraanslagen van 11september2001 in de Verenigde Staten en 11maart2004 in Madrid. De Europese burgers verwachten terecht dat de Europese Unie grensoverschrijdende problemen zoals illegale migratie, mensenhandel en mensensmokkel, terrorisme en georganiseerde criminaliteit met vereende krachten en effectiever aanpakt alsook terzake preventief optreedt, met eerbiediging van de fundamentele vrijheden en rechten. Met name op het gebied van de veiligheid wordt coördinatie van en samenhang tussen de interne en externe dimensie steeds belangrijker en daaraan moet met volle inzet worden gewerkt.

Vijf jaar na de bijeenkomst van de Europese Raad in Tampere is het nu tijd voor een nieuwe agenda, opdat de Unie kan voortbouwen op de verwezenlijkingen en met succes de uitdagingen kan aangaan waarmee zij zal worden geconfronteerd. Daartoe heeft de Europese Raad dit nieuw meerjarenprogramma voor de volgende vijf jaar aangenomen, dat bekendstaat als het Haagse Programma. Dit programma weerspiegelt de ambities die zijn verwoord in het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, en helpt de Unie zich voor te bereiden op de inwerkingtreding ervan. In het programma wordt ten volle rekening gehouden met de evaluatie van de Commissie- die de Europese Raad van juni 2004 heeft verwelkomd en met de aanbeveling die op 14 oktober 2004 - door het Europees Parlement is aangenomen, met name betreffende de overgang naar besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing als bedoeld in artikel 67, lid 2, van het VEG.

het Haagse Programma heeft ten doel, het gemeenschappelijke vermogen van de Unie en haar lidstaten te versterken om de fundamentele rechten, minimale procedurewaarborgen en toegang tot de rechter te garanderen teneinde personen in nood bescherming te bieden overeen­komstig het Vluchtelingenverdrag van Genève en andere internationale verdragen; de migratiestromen te regelen en de buitengrenzen van de Unie te controleren; de georganiseerde grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden en de dreiging van het terrorisme te onderdrukken; het potentieel van Europol en Eurojust te verwezenlijken; de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en stukken verder te verwezenlijken, zowel in burgerlijke als in strafzaken, en de juridische en gerechtelijke obstakels voor geschillenbeslechting in burgerlijke en familiezaken met grens­overschrijdende gevolgen weg te nemen. Dit doel moet in het belang van onze burgers worden verwezenlijkt door de uitbouw van een gemeenschappelijk asielstelsel, verbetering van de toegang tot de rechter, praktische politiële en justitiële samenwerking, onderlinge aanpassing van de wetgeving en de ontwikkeling van gemeenschappelijk beleid.

Een essentieel element in de nabije toekomst zal het voorkomen en bestrijden van terrorisme zijn. Een gemeenschappelijke aanpak ter zake moet berusten op het beginsel dat de lidstaten bij het vrijwaren van de nationale veiligheid volledig rekening houden met de veiligheid van de Unie als geheel. Voorts zal de Europese Raad in december 2004 worden verzocht de nieuwe Europese drugsstrategie 2005-2012 te onderschrijven, die aan dit programma zal worden toegevoegd.

De Europese Raad acht het gemeenschappelijke project van versterking van de ruimte van vrij­heid, veiligheid en recht van wezenlijk belang om te zorgen voor veilige samenlevingen, wederzijds vertrouwen en de rechtsstaat in de Unie. Vrijheid, recht, buitengrenscontroles, interne veiligheid en het voorkomen van terrorisme moeten voortaan als één en ondeelbaar worden beschouwd in de Unie als geheel. Een optimaal beschermingsniveau voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht vergt een multidisciplinair en gecoördineerd optreden van de bevoegde wetshandhavingsinstanties, met name politie, douane en grensbewakingsdiensten, op EU-niveau en nationaal niveau.

In het licht van dit programma verzoekt de Europese Raad de Commissie om in 2005 bij de Raad een actieplan in te dienen waarin de doelstellingen en de prioriteiten van dit programma vertaald worden naar concrete maatregelen. Dit plan moet een tijdschema voor de aanneming en uitvoering van alle maatregelen bevatten. De Europese Raad roept de Raad op ervoor te zorgen dat voor elke maatregel het tijdschema wordt nageleefd. De Commissie wordt verzocht de Raad jaarlijks een verslag voor te leggen over de uitvoering van het Haagse Programma (scorebord).

II. ALGEMENE BELEIDSLIJNEN


1. Algemene beginselen

Het onderstaande programma tracht een antwoord te geven op de uitdaging en de verwachtingen van onze burgers. Het is gebaseerd op een pragmatische aanpak en bouwt voort op de lopende werkzaam­heden die voortvloeien uit het programma van Tampere, de bestaande actieplannen en een evaluatie van "eerste-generatie"-maatregelen. Het is tevens gestoeld op de algemene beginselen van subsidiariteit, evenredigheid, solidariteit en eerbiediging van de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten.

Het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa (hierna "Constitutioneel Verdrag" genoemd) heeft als richtsnoer gediend voor het niveau dat dit programma beoogt te bereiken; dit neemt niet weg dat, zolang het Constitutioneel Verdrag niet van kracht is, de bestaande verdragen de rechtsgrond­slag leveren voor het optreden van de Raad. Daarom is voor de diverse beleidsterreinen nagegaan of reeds met voorbereidend werk of voorbereidende studies van start kon worden gegaan, zodat de in het Constitutioneel Verdrag genoemde maatregelen kunnen worden getroffen zodra dat verdrag in werking treedt.

De fundamentele rechten, zoals gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten in deelII van het Constitutioneel Verdrag, alsmede de toelichtingen daarbij, en door het Vluchtelingenverdrag van Genève, moeten onverkort worden geëerbiedigd. Het programma is tevens gericht op reële en substantiële vorderingen voor wat betreft het vergroten van het wederzijds vertrouwen en de bevordering van gemeenschappelijk beleid dat al onze burgers ten goede komt.


2. Bescherming van fundamentele rechten

De opneming van het handvest in het Constitutioneel Verdrag en de toetreding tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zullen de Unie alsmede haar instellingen de wettelijke verplichting opleggen ervoor te zorgen dat de fundamentele rechten op al haar werkterreinen niet alleen worden geëerbiedigd, maar ook actief worden gepropageerd.

In dit verband is de Europese Raad ingenomen met de mededeling van de Commissie over de verruiming van het mandaat van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat tot een mensenrechtenbureau.


3. Uitvoering en evaluatie

Uit de evaluatie die de Commissie van het programma van Tampere heeft gemaakt- is een duidelijke behoefte aan adequate en tijdige uitvoering en evaluatie van alle soorten maatregelen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht naar voren gekomen.

Het is voor de Raad van vitaal belang dat in 2005 praktische methoden worden ontwikkeld om een tijdige uitvoering op alle beleidsterreinen in de hand te werken: maatregelen waarvoor middelen van de nationale autoriteiten vereist zijn, moeten vergezeld gaan van deugdelijke plannen om te zorgen voor een doeltreffender uitvoering, en de uitvoeringstermijn moet beter aansluiten bij de complexiteit van de maatregel in kwestie. Regelmatige voortgangsverslagen van de Commissie aan de Raad tijdens de uitvoeringsperiode moeten een stimulans vormen voor actie in de lidstaten.

De evaluatie van de uitvoering en van het effect van de maatregelen is volgens de Europese Raad essentieel, wil het optreden van de Unie doeltreffend zijn. De evaluaties, die vanaf 1juli2005 zullen worden verricht, moeten systematisch plaatsvinden en objectief, onpartijdig en efficiënt zijn; tegelijk moet worden voorkomen dat een te zware administratieve last op de nationale autoriteiten en de Commissie komt te rusten. De evaluaties moeten erop gericht zijn de werking van de maatregel na te gaan en oplossingen aan te reiken voor problemen die bij de uitvoering en/of toepassing van de maatregel zijn ondervonden. De Commissie dient elk jaar een evaluatieverslag over de maatregelen op te stellen ten behoeve van de Raad en ter informatie van het Europees Parlement en de nationale parlementen.

De Europese Commissie wordt verzocht voorstellen uit te werken betreffende de rol van het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van de werkzaamheden van Eurojust en het onderzoek van de activiteiten van Europol; deze voorstellen dienen te worden ingediend zodra het Constitutioneel Verdrag in werking is getreden.


4. Toetsing

Aangezien het programma de periode bestrijkt waarin het Constitutioneel Verdrag in werking zal treden, wordt een toetsing van de uitvoering nuttig geacht. De Commissie wordt te dien einde verzocht uiterlijk bij de inwerkingtreding van het Constitutioneel Verdrag (1 november 2006) aan de Europese Raad verslag uit te brengen over de gemaakte vorderingen en de nodige aanvullingen op het programma voor te stellen, rekening houdend met de nieuwe rechtsgrondslag als gevolg van de inwerkingtreding van het verdrag.

III. SPECIFIEKE BELEIDSLIJNEN


1. VERSTERKING VAN DE VRIJHEID


1.1 Het burgerschap van de Unie

Het recht van alle EU-burgers om zich vrij over het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven, is het centrale recht van het burgerschap van de Unie. Praktisch zal het burgerschap van de Unie aan betekenis winnen door de volledige uitvoering van Richtlijn 2004/38- , die het communautaire recht ter zake codificeert en voor duidelijkheid en eenvoud zorgt. De Commissie wordt verzocht in 2008 aan de Raad en het Europees Parlement een verslag voor te leggen, in voorkomend geval met voorstellen, om ervoor te zorgen dat EU-burgers zich in de Europese Unie kunnen verplaatsen, op soortgelijke voorwaarden als gelden voor onderdanen van een lidstaat die zich in hun eigen land verplaatsen of er van verblijfplaats veranderen, zulks overeenkomstig de vaste beginselen van het communautaire recht.

De Europese Raad moedigt de instellingen van de Unie aan om, binnen het kader van hun bevoegd­heden, een open, transparante en regelmatige dialoog te onderhouden met de representatieve organisaties en het maatschappelijk middenveld en de deelneming van de burger aan het openbare leven te stimuleren en te vergemakkelijken. Meer in het bijzonder vraagt de Europese Raad dat de Raad en de Commissie bijzondere aandacht schenken aan de bestrijding van antisemitisme, racisme en vreemdelingenhaat.


1.2 Asiel-, migratie - en grenzenbeleid

Internationale migratie zal blijven bestaan. Daarom is een alomvattende aanpak nodig waarbij alle niveaus van migratie aan bod komen, met aandacht voor de onderliggende oorzaken van migratie, het beleid inzake binnenkomst en toelating en het beleid inzake integratie en terugkeer.

Met het oog op een dergelijke aanpak dringt de Europese Raad er bij de Raad, de lidstaten en de Commissie op aan te streven naar gecoördineerde, sterke en doeltreffende werk­relaties tussen de verantwoordelijken voor het migratie- en asielbeleid en de verantwoordelijken voor andere beleidsterreinen die voor het eerstgenoemde beleid relevant zijn.

De aan de gang zijnde ontwikkeling van het Europees asiel- en migratiebeleid moet uitgaan van een gemeenschappelijke analyse van alle aspecten van de migratiefenomenen. Het is van cruciaal belang dat het vergaren, verstrekken, uitwisselen en doeltreffend gebruik van actuele informatie en gegevens over alle ter zake doende ontwikkelingen op het stuk van migratie solider worden gemaakt.

Op 1mei2004 is de tweede fase van de ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid op het gebied van asiel, migratie en grenzen ingegaan. Deze fase moet gebaseerd zijn op solidariteit, een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheid, inclusief de financiële gevolgen, en een nauwere samenwerking in de praktijk tussen de lidstaten: technische bijstand, opleiding en informatie-uitwisseling, toezicht op de adequate en tijdige uitvoering en toepassing van instrumenten en verdere harmonisatie van de wetgeving.

Indachtig de beoordeling van de Commissie en de uitgesproken standpunten die het Europees Parlement in zijn aanbeveling- heeft ingenomen, verzoekt de Europese Raad de Raad onmiddellijk na de formele raadpleging van het Europees Parlement en uiterlijk 1april2005, een besluit vast te stellen op grond van artikel67, lid2, VEG met het oog op de toepassing van de procedure van artikel251 VEG op alle maatregelen van titelIV ter versterking van de vrijheid, onverminderd het Verdrag van Nice.


1.3 Een gemeenschappelijk Europees asielstelsel

De tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel beoogt de totstandbrenging van een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status voor personen aan wie asiel of subsidiaire bescherming wordt verleend. Het gemeenschappelijk Europees asielstelsel zal stoelen op de volledige en inclusieve toepassing van het Vluchtelingenverdrag van Genève en andere desbetreffende verdragen, en zal berusten op een grondige en volledige evaluatie van de rechtsinstrumenten die in de eerste fase zijn vastgesteld.

De Europese Raad dringt er bij de lidstaten op aan onverwijld volledig uitvoering te geven aan de eerste fase. Dienaangaande moet de Raad zo spoedig mogelijk overeenkomstig artikel 67, lid 5, van het VEG met eenparigheid van stemmen de richtlijn betreffende de asielprocedures aannemen. De Commissie wordt verzocht in 2007 haar evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase af te ronden en de instrumenten en maatregelen van de tweede fase vóór eind2010 ter goedkeuring aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen. In dat verband verzoekt de Europese Raad de Commissie een studie voor te leggen over de opportuniteit, de mogelijkheden en de moeilijkheden van de gezamenlijke behandeling van asielaanvragen in de Unie, alsmede over de juridische en praktische consequenties daarvan. Voorts dienen in een afzonderlijke studie, die moet worden uitgevoerd in nauw overleg met het UNHCR, tevens de voordelen, de opportuniteit en de haalbaarheid van de gezamenlijke behandeling van asielverzoeken buiten het grondgebied van de EU te worden onderzocht, in aanvulling op het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en in overeenstemming met de internationale normen ter zake.

De Europese Raad verzoekt de Raad en de Commissie in 2005 de passende structuren op te richten en daarbij de nationale asiel­diensten van de lidstaten te betrekken, teneinde de praktische en constructieve samenwerking te vergemakkelijken. Zo wordt de lidstaten bijstand verleend bij onder meer de uitwerking van één enkele procedure voor de toetsing van verzoeken tot internationale bescherming, bij het gezamenlijk vergaren, beoordelen en hanteren van informatie over landen van herkomst en bij het aanpakken van bijzondere omstandigheden waar­door de asielstelsels en opvangfaciliteiten onder druk komen te staan, onder meer als gevolg van hun geografische ligging. Na de vaststelling van een gemeenschappelijke asielprocedure, moeten deze structuren op basis van een evaluatie worden omgevormd tot een Europees bureau voor ondersteuning bij alle vormen van samenwerking tussen de lidstaten betreffende het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

De Europese Raad is ingenomen met de oprichting van het nieuwe Europees vluchtelingenfonds voor de periode 2005-2010 en beklemtoont dat het dringend nodig is dat de lidstaten adequate asielstelsels en opvangfaciliteiten in stand houden in afwachting van de vaststelling van een gemeenschappelijke asielprocedure. Hij verzoekt de Commissie bestaande communautaire fondsen ter beschikking te stellen om de lidstaten bij te staan bij de behandeling van asielaanvragen en bij het opvangen van categorieën onderdanen van derde landen. Hij verzoekt de Raad die categorieën vast te stellen op basis van een in 2005 door de Commissie in te dienen voorstel.


1.4 Legale migratie en bestrijding van illegale tewerkstelling

Legale migratie zal een grote rol spelen bij het versterken van de kenniseconomie in Europa en bij de bevordering van de economische ontwikkeling, en op die manier bijdragen aan de uitvoering van de strategie van Lissabon. Zij kan ook in de partnerschappen met derde landen een rol spelen.

De Europese Raad benadrukt dat de vaststelling van het aantal toegelaten arbeidsmigranten een bevoegdheid van de lidstaten is. De Europese Raad houdt rekening met het resultaat van de besprekingen over het Groenboek inzake arbeidsmigratie, de beste praktijken in de lidstaten en het belang daarvan voor de uitvoering van de strategie van Lissabon, en verzoekt de Commissie om vóór eind 2005 een beleidsplan over legale migratie in te dienen, waarin toelatingsprocedures zijn opgenomen waarmee snel kan worden ingespeeld op wisselingen in de vraag naar migrerende arbeidskrachten op de arbeidsmarkt.

In de wetenschap dat de informele economie en illegale tewerkstelling illegale immigratie kan aantrekken en tot uitbuiting kan leiden, roept de Europese Raad de lidstaten op de doelstellingen van de Europese werkgelegenheidsstrategie ter zake van het terugdringen van de informele economie te verwezenlijken.


1.5 Integratie van onderdanen van derde landen

Succesvolle integratie van legaal verblijvende onderdanen van derde landen en hun nakomelingen komt de stabiliteit en de cohesie in onze samenlevingen ten goede. Om dit doel te bereiken is het van wezenlijk belang een doelmatig beleid te ontwikkelen en te voorkomen dat bepaalde groepen geïsoleerd geraken. Een integrale aanpak, waarbij de belanghebbenden op het lokale, regionale, nationale en EU-niveau worden betrokken, is dan ook essentieel.

De Europese Raad erkent de reeds gemaakte vorderingen op het gebied van de eerlijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de EU verblijven, maar roept tegelijk op gelijke kansen te creëren om volledig aan de samenleving te participeren. Hinderpalen voor integratie moeten metterdaad uit de weg worden geruimd.

De Europese Raad onderstreept dat een betere coördinatie van het nationale integratiebeleid en van EU-initiatieven op dit gebied noodzakelijk is. In dit kader moeten de gemeenschappelijke grond­beginselen worden vastgesteld die ten grondslag liggen aan een coherent Europees kader voor integratie.

Deze beginselen, die een verbinding moeten vormen tussen alle beleidsterreinen die met integratie te maken hebben, moeten ten minste de onderstaande aspecten omvatten.

Integratie:


·is een continu tweerichtingsproces, waarbij zowel legaal verblijvende onderdanen van derde landen als de gastsamenleving zijn betrokken;
·omvat antidiscriminatiebeleid, maar reikt verder dan dat;
·impliceert eerbiediging van de basiswaarden van de Europese Unie en van de fundamentele mensenrechten;
·vereist basisvaardigheden om aan de samenleving te kunnen participeren;
·berust op een frequente interactie en interculturele dialoog tussen alle geledingen van de samenleving, met gemeenschappelijke fora en activiteiten om het wederzijds begrip te bevorderen;
·strekt zich uit over uiteenlopende beleidsterreinen, waaronder werkgelegenheid en onderwijs.

Een op die gemeenschappelijke grondbeginselen gebaseerd kader zal het uitgangspunt vormen voor toekomstige initiatieven in de EU, uitgaande van duidelijke doelstellingen en evaluatiemiddelen. De Europese Raad verzoekt de lidstaten, de Raad en de Commissie de structurele uitwisseling van ervaringen met en informatie over integratie te bevorderen, ondersteund door de ontwikkeling van een gemakkelijk toegankelijke website op het internet.


1.6 Externe dimensie van asiel en migratie


1.6.1 Partnerschap met derde landen

Asiel en migratie zijn uiteraard internationale vraagstukken. Het EU-beleid moet erop gericht zijn om, waar nodig met bestaande communautaire middelen, derde landen in het kader van een volwaardig partnerschap bij te staan bij hun inspanningen om hun vermogen op het vlak van migratiebeheer en bescherming van vluchtelingen te verbeteren, illegale immigratie te voorkomen en te bestrijden, voorlichting te verstrekken over legale migratiekanalen, vluchtelingensituaties op te lossen door duurzame oplossingen beter toegankelijk te maken, een grenscontrolevermogen op te bouwen, de beveiliging van documenten te verbeteren en het terugkeer probleem aan te pakken.

De Europese Raad erkent dat onvoldoende beheerste migratiestromen tot humanitaire catastrofes kunnen leiden. Hij wenst zijn zeer grote bezorgdheid uit te spreken over de menselijke tragedies die zich in het Middellandse-Zeegebied voordoen als gevolg van pogingen om de EU illegaal binnen te komen. Hij roept alle landen op intensiever samen te werken om te voorkomen dat nog meer mensenlevens verloren gaan.

De Europese Raad roept de Raad en de Commissie op verder te gaan met het proces van volledige integratie van migratie in de huidige en toekomstige betrekkingen van de EU met derde landen. Hij verzoekt de Commissie uiterlijk in het voorjaar2005 de opneming van migratie in de landen strategiedocumenten en de regionale strategiedocumenten voor alle relevante derde landen te voltooien.

De Europese Raad erkent dat de EU in een geest van gedeelde verantwoordelijkheid een bijdrage moet leveren aan een beter toegankelijk, rechtvaardiger en doeltreffender internationaal systeem van bescherming, in partnerschap met de derde landen, om in een zo vroeg mogelijke fase toegang te verschaffen tot bescherming en duurzame oplossingen. De landen in de regio's van herkomst en doorreis zullen worden aangemoedigd in hun streven om hun vermogen tot bescherming van vluchtelingen te versterken. In dit verband roept de Europese Raad alle derde landen op tot het Vluchtelingenverdrag van Genève toe te treden en dit na te leven.


1.6.2 Partnerschap met landen en regio's van herkomst

De Europese Raad is ingenomen met de Mededeling van de Commissie inzake de verbetering van de toegang tot duurzame oplossingen- en verzoekt de Commissie in partnerschap met de betrokken derde landen en in nauw overleg en samenwerking met het UNHCR regionale beschermingsplannen van de EU op te stellen. Deze programma's zullen voortbouwen op de ervaringen die zijn opgedaan in proefproject-beschermingsprogramma's die vóór het einde van 2005 van start moeten gaan. In die programma's zal er ook plaats zijn voor een waaier van instrumenten, die in de eerste plaats gericht zijn op het opbouwen van vermogen, en een gezamenlijk terugkeerprogramma voor de lidstaten die aan zo'n programma wensen deel te nemen.

Beleid waarin migratie, ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp gebundeld worden, dient samenhangend te zijn en ontwikkeld te worden in partnerschap en dialoog met de landen en regio's van herkomst. De Europese Raad is ingenomen met de reeds gemaakte vorderingen, verzoekt de Raad dit beleid te ontwikkelen, met bijzondere aandacht voor de onderliggende oorzaken, de stimulerende factoren en armoedeverlichting, en dringt er bij de Commissie op aan uiterlijk in het voorjaar van 2005 met concrete, zorgvuldig uitgewerkte voorstellen te komen.


1.6.3 Partnerschap met de landen en regio's van doorreis

Wat de landen van doorreis betreft, beklemtoont de Europese Raad dat méér samenwerking en vermogensopbouw nodig is, zowel aan de zuid- als aan de oostgrenzen van de EU, om de betrokken landen in staat te stellen migratie beter te beheersen en vluchtelingen een toereikende bescherming te bieden. Steun voor vermogensopbouw inzake nationale asielstelsels, grenscontrole en ruimere samenwerking op het vlak van migratievraagstukken zal worden verstrekt aan die landen welke zich echt engageren om de verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag van Genève na te komen.

Het voorstel voor een verordening tot instelling van een Europees nabuurschaps- en partnerschaps­instrument- biedt het strategisch kader voor het verdiepen van de samenwerking en de dialoog over asiel en migratie met de buurlanden, onder meer van het Middellandse-Zeegebied, alsook voor nieuwe maatregelen. De Europese Raad wenst in dit verband vóór eind 2005 een verslag over de vorderingen en resultaten te ontvangen.


1.6.4 Terugkeer- en overnamebeleid

Migranten die niet of niet langer het recht hebben legaal in de EU te verblijven, moeten vrijwillig, of zo nodig onvrijwillig, terugkeren. De Europese Raad vraagt om een doeltreffend verwijderings- en repatriëringsbeleid, gebaseerd op gemeenschappelijke normen voor mensen die op een humane manier, met volledige eerbiediging van hun mensenrechten en waardigheid gerepatrieerd worden.

De Europese Raad acht het van essentieel belang dat de Raad begin 2005 besprekingen aanvat over minimumnormen voor terugkeerprocedures, waaronder minimumnormen ter ondersteuning van reële nationale verwijderingsmaatregelen. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met bijzondere aandachtspunten op het vlak van de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Er moet een coherente aanpak komen van het terugkeerbeleid en alle andere aspecten van de buiten­landse betrekkingen van de Gemeenschap met derde landen, en bijzondere aandacht moet uitgaan naar het probleem van burgers van die derde landen die niet in het bezit zijn van een paspoort of andere identificatiedocumenten.

De Europese Raad roept op tot:


·nauwere samenwerking en wederzijdse technische bijstand;
·het opstarten van de voorbereidende fase van een Europees terugkeerfonds;
·landen- en regiospecifieke gemeenschappelijke geïntegreerde terugkeerprogramma's;
·de oprichting van een Europees terugkeerfonds uiterlijk in 2007, rekening houdend met de evaluatie van de voorbereidende fase;
·de tijdige sluiting van communautaire overnameovereenkomsten;
·de onverwijlde benoeming, door de Commissie, van een speciale vertegenwoordiger voor een gemeenschappelijk overnamebeleid.


1.7 Beheersing van migratiestromen


1.7.1 Grenscontroles en bestrijding van illegale immigratie

De Europese Raad benadrukt dat het belangrijk is dat de controles aan de binnengrenzen snel worden afgeschaft, dat geleidelijk het geïntegreerde beheerssysteem voor de buitengrenzen verder wordt ingevoerd, en de controles aan en de bewaking van de buitengrenzen van de Unie worden aangescherpt. In dit verband wordt de noodzaak van solidariteit en het eerlijk delen van verantwoordelijkheid, ook wat betreft de financiële gevolgen, tussen de lidstaten onderstreept.

De Europese Raad dringt er bij de Raad, de Commissie en de lidstaten op aan al het nodige te doen opdat de binnengrenscontroles zo spoedig mogelijk kunnen worden afgeschaft, mits aan alle voor­waarden voor de toepassing van het Schengenacquis is voldaan en nadat het Schengeninformatie­systeem van de tweede generatie (SISII) operationeel is geworden. Om dat doel te bereiken dient in de eerste helft van 2006 te worden aangevangen met de evaluatie van de uitvoering van het acquis dat geen verband houdt met SIS II.

De Europese Raad is ingenomen met de oprichting van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen, op 1mei2005. Hij verzoekt de Commissie vóór eind2007 een evaluatie van het agentschap voor te leggen aan de Raad. In die evaluatie moeten de taken van het agentschap worden getoetst en moet worden beoordeeld of het agentschap zich met andere aspecten van het grensbeheer zou moeten bezighouden, waaronder een versterkte samenwerking met de douanediensten en overige autoriteiten die bevoegd zijn voor aan goederen gerelateerde veiligheidskwesties.

De controle en bewaking van de buitengrenzen valt onder de bevoegdheid van de nationale grens­autoriteiten. Ter ondersteuning van lidstaten met specifieke eisen inzake controle en bewaking van lange of moeilijkheden opleverende buitengrensvakken, en voor gevallen waarin lidstaten worden geconfronteerd met bijzondere en onvoorziene omstandigheden als gevolg van een uitzonderlijke migratiedruk op die grenzen, vraagt de Europese Raad dat:


·de Raad teams van nationale deskundigen opricht, die de lidstaten desgevraagd, snel technische en operationele bijstand kunnen verlenen, na een passende risico-analyse door en in het kader van het agentschap voor grensbeheer, op grond van een in 2005 door de Commissie in te dienen voorstel over de bevoegdheden en financiering van zulke teams;
·de Raad en de Commissie uiterlijk eind2006 een communautair fonds voor grensbeheer oprichten;
·de Commissie, zo spoedig mogelijk nadat de afschaffing van de binnengrenscontrole voltooid is, een voorstel indient dat het bestaande Schengenevaluatiemechanisme aanvult met een toezichtmechanisme, waarbij de deskundigen van de lidstaten volledig worden betrokken en dat tevens onaangekondigde inspecties omvat.

Bij de bovengenoemde evaluatie van de taken van het agentschap, met name bij de evaluatie betref­fende de werking van de teams van nationale deskundigen, moet worden nagegaan of de oprichting van een Europese grenswacht haalbaar is.

De Europese Raad verzoekt de lidstaten om, onder andere in het kader van het agentschap voor grensbeheer en in nauwe samenwerking met Europol en Eurojust, hun gezamenlijke analyses van migratieroutes, mensensmokkel- en mensenhandelpraktijken en op dit gebied actieve criminele netwerken te verbeteren. Voorts roept hij de Raad en de Commissie op ervoor te zorgen dat in daarvoor in aanmerking komende derde landen soliede immigratieliaisonnet­werken worden opgericht. In dit verband juicht de Europese Raad initiatieven van de lidstaten toe voor vrijwillige samenwerking op zee overeenkomstig het nationale en internationale recht, met name ten behoeve van reddingsoperaties, waarin eventueel sprake is van een toekomstige samenwerking met derde landen.

Met het oog op de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen, beste praktijken en mecha­nismen ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel vraagt de Europese Raad dat de Raad en de Commissie in 2005 een plan opstellen.


1.7.2. Biometrische gegevens en informatiesystemen

De beheersing van migratiestromen, waaronder de bestrijding van illegale immigratie, moet worden versterkt door te zorgen voor een samenhangend geheel van beveiligingsmaatregelen waarmee visumaanvraagprocedures en in- en uitreisprocedures aan de buitengrens doorlaat­posten effectief met elkaar worden verbonden. Dergelijke maatregelen zijn ook van belang ter voorkoming en beheersing van criminaliteit, en met name terrorisme. Te dien einde, zijn een coherente aanpak en geharmoniseerde oplossingen op EU-niveau met betrekking tot biometrische identificatiemiddelen en biometrische gegevens nodig.

De Europese Raad verzoekt de Raad zich te buigen over de mogelijkheden voor een maximale effectiviteit en interoperabiliteit van de EU-informatiesystemen bij de bestrijding van illegale immigratie en de verbetering van de grenscontroles, alsmede over het beheer van deze systemen op basis van een door de Commissie in 2005 voor te leggen mededeling over de interoperabiliteit van het Schengeninformatiesysteem (SISII), het visuminformatiesysteem (VIS) en EURODAC, en daarbij rekening te houden met de noodzaak van een juist evenwicht tussen wetshandhavings­doelstellingen en de bescherming van de grondrechten van het individu.

De Europese Raad verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten onverwijld verder te werken aan het verwerken van biometrische identificatiemiddelen in reisdocumenten, visa, verblijfs­vergunningen, paspoorten van EU-burgers en informatiesystemen, en voorbereidingen te treffen voor de ontwikkeling van minimumnormen voor nationale identiteitskaarten, rekening houdend met de ICAO-normen.


1.7.3. Visumbeleid

De Europese Raad onderstreept dat het gemeenschappelijk visumbeleid verder moet worden ontwikkeld als onderdeel van een gelaagd systeem dat erop is gericht legaal reizen te vergemakkelijken en illegale immigratie te bestrijden, door verdere harmonisatie van de nationale wetgeving en van de formaliteiten in plaatselijke consulaire vertegenwoordigingen. Op de lange termijn moeten gemeenschappelijke visumkantoren komen, waarbij rekening moet worden gehouden met de besprekingen over de oprichting van een Europese dienst voor extern optreden. De Europese Raad is ingenomen met initiatieven van individuele lidstaten die op vrijwillige basis samenwerken bij het poolen van personeel en middelen voor de visumafgifte.

De Europese Raad:


· verzoekt de Commissie, als eerste stap, de nodige wijzigingen voor te stellen om het visum­beleid verder te verfijnen en in 2005 een voorstel betreffende de oprichting van gemeen­schappelijke aanvraagcentra in te dienen -en zich daarbij onder meer te richten op mogelijke synergieën die verband houden met de ontwikkeling van het VIS-, de Gemeenschappelijke Visuminstructie te evalueren en uiterlijk begin 2006 terzake een voorstel in te dienen;


· beklemtoont het belang van een snelle invoering van het VIS, te beginnen met de opneming van onder meer alfanumerieke gegevens en foto's vóór eind2006 en van biometrische identificatiemiddelen uiterlijk eind 2007;


· verzoekt de Commissie onverwijld de nodige voorstellen in te dienen om het afgesproken tijdschema voor de uitvoering van het VIS te kunnen naleven;


·roept de Commissie op er naar te blijven streven dat de burgers van alle lidstaten zo spoedig mogelijk binnen een redelijke termijn zonder een visum voor kort verblijf kunnen reizen naar alle derde landen waarvan de onderdanen zonder visum naar de EU kunnen reizen;


· verzoekt de Raad en de Commissie om met het oog op een gemeenschappelijke aanpak te bezien of het in het kader van het EG-overnamebeleid wenselijk is de afgifte van visa voor kort verblijf aan onderdanen van derde landen per geval te vergemakkelijken, indien mogelijk op basis van wederkerigheid, als onderdeel van een reëel partnerschap op het vlak van de externe betrekkingen, mede ten aanzien van migratievraagstukken.


2. VERSTERKING VAN DE VEILIGHEID 2.1. Verbetering van de uitwisseling van informatie

De Europese Raad is ervan overtuigd dat voor het versterken van vrijheid, veiligheid en recht een innoverende benadering van de grensoverschrijdende uitwisseling van wetshandhavingsinformatie nodig is. Het loutere feit dat informatie grenzen passeert, mag niet langer terzake doen.

Met ingang van 1januari2008 dient de uitwisseling van dergelijke informatie gebaseerd te zijn op de hierna genoemde voorwaarden betreffende het beginsel van beschikbaarheid, wat betekent dat in de gehele Unie een wetshandhavingsfunctionaris in een lidstaat informatie die hij voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft bij een andere lidstaat kan verkrijgen en dat de betrokken wetshandhavingsinstantie in een andere lidstaat die informatie voor het aangegeven doel beschikbaar stelt, rekening houdend met het vereiste van lopende onderzoeken in die staat.

Onverminderd de lopende werkzaamheden- wordt de Commissie verzocht uiterlijk eind 2005 voorstellen voor de toepassing van het beschikbaarheidsbeginsel in te dienen en daarin strak de hand te houden aan de volgende kern voorwaarden:


· de uitwisseling mag alleen plaatsvinden met het oog op rechtmatige taakuitoefening;
· de integriteit van de uit te wisselen gegevens moet worden gegarandeerd;
· de informatiebronnen moeten worden beschermd en de vertrouwelijkheid van gegevens moet tijdens en na de uitwisseling te allen tijde worden gewaarborgd;
· voor de toegang tot de gegevens en de gemeenschappelijke technische normen moeten gemeenschappelijke normen worden toegepast;
·er moet worden toegezien op de naleving van gegevensbescherming en er moet worden gezorgd voor passende controle vóór of na de uitwisseling;
· individuen moeten worden beschermd tegen misbruik van gegevens en moeten het recht hebben om correctie van onjuiste gegevens te vragen.

De methoden voor de uitwisseling van informatie moeten ten volle gebruikmaken van nieuwe technologieën en aangepast zijn aan elk type informatie, in voorkomend geval door wederzijdse toegang tot of interoperabiliteit van nationale gegevensbestanden, dan wel door rechtstreekse (online) toegang ­ ook voor Europol ­ tot centrale EU-gegevensbestanden, zoals het SIS. Nieuwe gecentraliseerde Europese gegevensbestanden moeten alleen maar worden opgezet op basis van studies die de toegevoegde waarde ervan aangetoond hebben.


2.2. Terrorisme

De Europese Raad onderstreept dat een effectieve preventie en bestrijding van terrorisme, met volledige inachtneming van de grondrechten, vereist dat de lidstaten hun activiteiten niet beperken tot het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich tevens richten op de veiligheid van de Unie als geheel.

Voor dit doel is het nodig dat de lidstaten:

● de mogelijkheden van hun inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet alleen gebruiken om bedreigingen van hun eigen veiligheid tegen te gaan maar tevens, naargelang het geval, om de interne veiligheid van de andere lidstaten te beschermen; ● informatie waarover hun diensten beschikken betreffende dreigingen voor de interne veilig­heid van andere lidstaten, onmiddellijk onder de aandacht van de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaten brengen, en ● in gevallen waarin personen of voorwerpen vanwege terroristische dreigingen onder toezicht van veiligheidsdiensten staan, ervoor zorgen dat het toezicht niet wordt onderbroken wanneer de betrokken personen of voorwerpen een grens overschrijden.

Op korte termijn moeten alle onderdelen van de verklaring van de Europese Raad van 25maart2004 en het EU-actieplan voor de strijd tegen het terrorisme volledig worden uitgevoerd -met name dient een zo goed mogelijk gebruik te worden gemaakt van Europol en Eurojust- en de EU-coördinator voor terrorismebestrijding wordt aangemoedigd dat te stimuleren.

In deze context memoreert de Europese Raad zijn verzoek aan de Commissie om een voorstel in te dienen voor een gemeenschappelijke EU-aanpak van het gebruik van passagiersgegevens ten behoeve van grensbeveiliging en luchtvaartbeveiliging, alsmede voor andere wetshandhavings­doeleinden.-

Het hoge niveau van informatie-uitwisseling tussen veiligheidsdiensten moet worden gehandhaafd. Niettemin zijn verdere verbeteringen nodig, met inachtneming van het onder punt2.1 hierboven beschreven alomvattende beginsel van beschikbaarheid en met bijzondere aandacht voor de bijzondere omstandigheden die gelden voor de werkmethodes van de veiligheidsdiensten, bijvoor­beeld de noodzaak de methoden voor gegevensverzameling en de bronnen van de informatie te beveiligen, alsmede de vertrouwelijkheid van de gegevens na de uitwisseling te waarborgen.

Met ingang van 1januari2005 zal SITCEN de Raad een strategische analyse van de terroristische dreiging verstrekken welke gebaseerd is op inlichtingen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de lidstaten en, eventueel, op informatie van Europol.

De Europese Raad benadrukt het belang van maatregelen ter bestrijding van de financiering van het terrorisme. Hij ziet uit naar de bespreking van de samenhangende algemene aanpak die de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie tijdens de bijeenkomst in december2004 zullen presenteren. Deze strategie moet voorstellen behelzen voor methoden om de doeltreffendheid van de bestaande instrumenten -zoals de bewaking van verdachte geldstromen en het bevriezen van activa- te vergroten, alsook nieuwe instrumenten voorstellen met betrekking tot transacties in contanten en de daarbij betrokken instellingen.

De Commissie wordt verzocht voorstellen in te dienen ter verbetering van de veiligheid van de opslag en het vervoer van explosieven en ter waarborging van de traceerbaarheid van industriële en chemische precursoren.

De Europese Raad benadrukt tevens dat slachtoffers van terrorisme passende bescherming en bijstand moeten krijgen.

De Raad moet met de hulp van de EU-coördinator voor terrorismebestrijding tegen eind 2005 samen met de Commissie en deskundigen van de lidstaten een langetermijnstrategie ontwikkelen om de factoren aan te pakken die bijdragen tot radicalisering en recrutering voor terroristische activiteiten.

Alle instrumenten waarover de Europese Unie beschikt moeten op consistente wijze worden gebruikt zodat alles gericht is op het hoofddoel: de bestrijding van terrorisme. Hiertoe moeten de ministers van JBZ binnen de Raad het voortouw nemen, rekening houdend met de taak van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. De Commissie dient de communautaire wetgeving te evalueren binnen een termijn die het mogelijk maakt deze parallel met de vast te stellen terrorisme bestrijdingsmaatregelen aan te passen.

De Europese Unie zal haar inspanningen in verband met de externe dimensie van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht verder intensiveren en toespitsen op de bestrijding van terrorisme. In dit verband wordt de Raad verzocht samen met Europol en het Europees Buitengrenzenagentschap een netwerk op te zetten van nationale deskundigen op het gebied van de preventie en de bestrijding van terrorisme en grenscontrole, die beschikbaar zijn om in te gaan op verzoeken van derde landen om technische bijstand bij de opleiding en instructie van hun autoriteiten.

De Europese Raad spoort de Commissie aan, de financiering van vermogensopbouwende projecten in verband met terrorismebestrijding op te voeren en te zorgen voor de noodzakelijke expertise om zulke projecten daadwerkelijk uit te voeren. De Raad roept de Commissie tevens op om bij de geplande herziening van de bestaande instrumenten die de externe bijstand regelen, erop toe te zien dat passende voorzieningen worden getroffen om snelle, flexibele en doelgerichte hulp bij terrorismebestrijding mogelijk te maken.


2.3 Politiële samenwerking

Een effectieve bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde en andere ernstige criminaliteit en terrorisme vereist een intensievere praktische samenwerking tussen politie- en douaneautoriteiten van de lidstaten onderling en met Europol, en een beter gebruik van de bestaande instrumenten op dit gebied.

De Europese Raad spoort de lidstaten aan Europol in staat te stellen in samenwerking met Eurojust een sleutelrol te spelen bij de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende (georganiseerde) criminaliteit en terrorisme door:


·de nodige rechtsinstrumenten vóór eind 2004 te ratificeren en daadwerkelijk te implementeren- ;
·tijdig alle nodige hoogwaardige informatie aan Europol te verstrekken;
·goede samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten en Europol aan te moedigen.

Met ingang van 1 januari 2006 moet Europol zijn situatieverslagen over criminaliteit hebben vervangen door jaarlijkse "dreigingsevaluaties" over ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit, zulks op basis van door de lidstaten verstrekte informatie en van bijdragen van Eurojust en de Task Force van hoofden van politie. De Raad moet deze analyses gebruiken voor de vaststelling van jaarlijkse strategische prioriteiten die als richtsnoeren voor verdere actie zullen dienen. Dit dient de volgende stap te zijn naar het opzetten en implementeren van een methodologie en voor door inlichtingen gestuurde wetshandhaving op EU-niveau.

Europol moet door de lidstaten worden aangewezen als centraal bureau van de Unie voor vervalsingen van de euro, in de zin van het Verdrag van Genève van 1929.

De Raad dient zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van het Constitutioneel Verdrag en uiterlijk op 1januari2008 de in artikelIII-276 van het Constitutioneel Verdrag voorgeschreven Europese wet inzake Europol aan te nemen, rekening houdend met alle taken die aan Europol zijn opgedragen.

Tot dat tijdstip moet Europol de eigen werking verbeteren door ten volle gebruik te maken van de samenwerkingsovereenkomst met Eurojust. Europol en Eurojust moeten jaarlijks aan de Raad verslag uitbrengen over hun gemeenschappelijke ervaringen en over specifieke resultaten. Voorts dienen Europol en Eurojust het gebruik van, en hun eigen deelname aan, de gemeenschappelijke onderzoeksteams van de lidstaten te stimuleren.

De ervaring in de lidstaten met het gebruik van gemeenschappelijke onderzoeksteams is beperkt. Om het gebruik daarvan aan te moedigen en ervaringen inzake beste praktijken uit te wisselen, dient elke lidstaat een nationale deskundige aan te wijzen.

De Raad moet op basis van gemeenschappelijke principes grensoverschrijdende politie- en douane­samenwerking ontwikkelen. De Europese Raad verzoekt de Commissie voorstellen aan te reiken voor de verdere ontwikkeling van het Schengenacquis met betrekking tot grensoverschrijdende operationele politie samenwerking.

De lidstaten dienen met de hulp van Europol de kwaliteit van hun wetshandhavingsgegevens te verbeteren. Voorts dient Europol de Raad van advies te dienen over methoden ter verbetering van de gegevens. Het Europol-informatiesysteem dient onverwijld operationeel te worden.

De Raad wordt verzocht de uitwisseling van beste praktijken inzake opsporingstechnieken aan te moedigen als eerste stap naar de ontwikkeling van gemeenschappelijke opsporingstechnieken overeenkomstig artikelIII-257 van het Constitutioneel Verdrag, met name op de gebieden van forensisch onderzoek en beveiliging van de informatietechnologie.

De politiesamenwerking tussen de lidstaten kan in een aantal gevallen efficiënter en effectiever gemaakt worden door de weg te effenen voor specifieke samenwerkingsverbanden tussen de betrokken lidstaten, in voorkomend geval door de invoering van gemeenschappelijke onderzoeks­teams en waar nodig ondersteund door Europol en Eurojust. In specifieke grensgebieden kunnen criminaliteit en dreigingen voor de openbare en nationale veiligheid alleen worden aangepakt middels nauwere samenwerking en betere coördinatie.

Versterking van de politiesamenwerking vereist gerichte aandacht voor het opbouwen van wederzijds vertrouwen. In een uitgebreide Europese Unie moet nadrukkelijk gewerkt worden aan het verbeteren van het inzicht in de werking van de rechtsstelsels en -organisaties van de lidstaten. De Raad en de lidstaten dienen vóór eind2005 in samenwerking met de EPA normen en modules te ontwikkelen voor opleidingscursussen voor nationale politiefunctionarissen met betrekking tot praktische aspecten van de samenwerking op het gebied van wetshandhaving in de EU.

De Commissie wordt verzocht in nauwe samenwerking met de EPA vóór eind 2005 programma's voor systematische uitwisseling tussen politieautoriteiten te ontwikkelen die gericht zijn op het verbeteren van het inzicht in de werking van de rechtssystemen en -organisaties van de lidstaten.

Ten slotte moet ook rekening worden gehouden met de ervaringen van externe politieoperaties om de interne veiligheid van de Europese Unie te verbeteren.


2.4 Beheersing van crises binnen de Europese Unie met grensoverschrijdende effecten

De Europese Raad heeft op 12december2003 de Europese veiligheidsstrategie aangenomen, waarin de wereldwijde uitdagingen, de belangrijkste dreigingen, de strategische doelstellingen en de beleidsimplicaties voor een veilig Europa en een betere wereld worden omschreven. Een essentiële aanvulling daarop bestaat in het bieden van interne veiligheid binnen de Europese Unie, vooral in geval van grotere interne crises met grensoverschrijdende effecten die gevolgen hebben voor onze burgers, onze essentiële infrastructuur en onze openbare orde en veiligheid. Alleen dan kunnen de Europese burgers en onze essentiële infrastructuur optimaal worden beschermd in geval van bijvoorbeeld een CBRN-incident.

Een effectieve beheersing van grensoverschrijdende crises binnen de EU vereist niet alleen versterking van de huidige initiatieven inzake civiele bescherming en essentiële infrastructuur, maar ook een effectieve aanpak van de openbare orde-aspecten en veiligheidsaspecten van dergelijke crises en de coördinatie daartussen.

Daarom verzoekt de Europese Raad de Raad en de Commissie om binnen de bestaande structuren een, uiterlijk 1juli2006 te implementeren, geïntegreerd EU-mechanisme voor de beheersing van crises met grensoverschrijdende effecten binnen de EU op te zetten voor deze coördinatie, waarbij de nationale bevoegdheden ten volle worden geëerbiedigd. Dit mechanisme moet minimaal een nadere beoordeling van de capaciteiten van de lidstaten, voorraadvorming, opleiding, gezamenlijke oefeningen en operationele plannen voor civiele crisisbeheersing bestrijken.

2.5 Operationele samenwerking

De operationele activiteiten van wetshandhavings- en andere instanties in alle segmenten van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moeten worden gecoördineerd en de door de Raad vastgestelde strategische prioriteitenmoeten worden bewaakt.

Daartoe wordt de Raad verzocht de instelling van het in artikel III-261 van het Constitutioneel Verdrag bedoelde comité voor binnenlandse veiligheid voor te bereiden, met name door het werkterrein, de taken, de bevoegdheden en de samenstelling ervan te bepalen, zodat het zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van het Constitutioneel Verdrag kan worden ingesteld.

De Raad wordt verzocht in de tussentijd al coördinatie-ervaring op te doen door om de zes maandeneen gezamenlijke vergadering te beleggen van de voorzitters van het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel (SCIFA) resp. het Comité van artikel36 (CATS) en vertegen­woordigers van de Commissie, Europol, Eurojust, het EBA, de Task Force hoofden van politie, het SITCEN.

2.6 Misdaadpreventie

Misdaadpreventie is een onmisbaar onderdeel van de werkzaamheden om een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te creëren. Daarom heeft de Unie een doeltreffend instrument nodig om de inspanningen voor criminaliteitspreventie van de lidstaten te ondersteunen. Daartoe dient het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie te worden geprofessionaliseerd en versterkt. Aangezien preventie een zeer breed gebied bestrijkt, is het van essentieel belang de inspanningen toe te spitsen op maatregelen en prioriteiten die voor de lidstaten de meeste vruchten afwerpen. Het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie dient de Raad en de Commissie deskundigheid en kennis te verstrekken bij de ontwikkeling van effectief misdaadpreventiebeleid.

In dit verband is de Europese Raad verheugd over het initiatief van de Commissie om te komen tot Europese instrumenten voor het verzamelen, analyseren en vergelijken van informatie inzake misdaad, slachtofferschap en hun respectieve tendensen in de lidstaten, met gebruikmaking van nationale statistieken en van andere informatiebronnen als erkende indicatoren. Eurostat zou zich moeten belasten met het formuleren van criteria voor en het verzamelen van deze gegevens bij de lidstaten.

Het is van belang overheidsinstanties en privé-bedrijven door middel van administratieve en andere maatregelen te beschermen tegen georganiseerde criminaliteit. Bijzondere aandacht moet gaan naar systematisch onderzoek naar vastgoedbezit als instrument in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit. Partnerschap tussen de particuliere en de openbare sector vormt een essentieel instrument. De Commissie wordt verzocht daartoe in 2006 voorstellen in te dienen.

2.7. Georganiseerde criminaliteit en corruptie

De Europese Raad juicht de ontwikkeling toe van een strategisch concept met betrekking tot de strijd tegen grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit op het niveau van de EU en verzoekt de Raad en de Commissie dit concept verder te ontwikkelen en operationeel te maken, samen met andere partners als Europol, Eurojust, de Task Force hoofden van politie, het ENCP en de EPA. In dat verband moeten punten met betrekking tot corruptie en de banden daarvan met de georganiseerde criminaliteit worden onderzocht.

2.8 Europese drugsstrategie

De Europese Raad benadrukt hoe belangrijk het is het drugsprobleem aan te pakken in een alom­vattende, evenwichtige en multidisciplinaire benadering waarbij het beleid van preventie, bijstand en reïntegratie van drugsverslaafden spoort met het beleid van bestrijding van illegale handel in drugs en precursoren en van het witwassen van geld, inclusief de versterking van de internationale samenwerking.

De Europese drugsstrategie 2005-2012 zal aan het programma worden toegevoegd nadat het door de Europese Raad in december 2004 is goedgekeurd.


3. VERSTERKING VAN JUSTITIE

De Europese Raad onderstreept dat er harder moet worden gewerkt aan het Europa van de burger, en benadrukt de cruciale rol die de totstandkoming van een Europese Rechtsruimte in dit opzicht zal spelen. Een aantal maatregelen is al uitgevoerd. Er moeten verdere inspanningen worden gedaan om de toegang tot de rechter en de justitiële samenwerking te vergemakkelijken, en dit geldt ook voor de volledige benutting van wederzijdse erkenning. Het is bijzonder belangrijk dat de grenzen tussen Europese landen niet langer een hinderpaal vormen voor de regeling van burgerrechtelijke zaken, of voor een beroep op de rechter, en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken.

3.1. Europees Hof van Justitie

De Europese Raad onderstreept het belang van het Europees Hof van Justitie in de betrekkelijk nieuwe ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en is ervan overtuigd dat het Constitutioneel Verdrag de bevoegdheden van het Europese Hof van Justitie op dit gebied aanzienlijk verruimt.

Teneinde in het belang van zowel de Europese burgers als de werking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te garanderen dat aan het Hof voorgelegde rechtsvragen snel worden beantwoord, moet het Hof in staat worden gesteld snel te reageren, overeenkomstig het bepaalde in artikel III-369 van het Constitutioneel Verdrag.

In dit verband dient met het oog op het Constitutioneel Verdrag, te worden nagedacht over een oplossing voor de snelle en adequate behandeling van verzoeken om prejudiciële uitspraken betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, voorzover nodig door het statuut van het Hof te wijzigen. De Commissie wordt verzocht ­ na raadpleging van het Hof van Justitie ­ met een voorstel in die zin te komen.

3.2. Het opbouwen van wederzijds vertrouwen

De justitiële samenwerking op zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk gebied kan verder worden verbeterd door het wederzijdse vertrouwen te versterken en door geleidelijk een Europese justitiële cultuur te ontwikkelen die gebaseerd is op diversiteit van de rechtsstelsels van de lidstaten en uniformiteit ingevolge het Europees recht . In een uitgebreide Europese Unie moet het wederzijdse vertrouwen gebaseerd zijn op de zekerheid dat alle Europese burgers toegang hebben tot een justitieel stelsel dat voldoet aan hoge kwaliteitsnormen. Teneinde de volledige toepassing van het beginsel van weder­zijdse erkenning te vergemakkelijken moet een stelsel worden ingevoerd dat voorziet in een objectieve en onpartijdige evaluatie van de uitvoering van het EU-beleid op het gebied van justitie, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht ten volle respecteert en spoort met alle bestaande Europese mechanismen.

De versterking van het wederzijds vertrouwen vergt een nadrukkelijke inspanning om het weder­zijdse begrip tussen justitiële autoriteiten en verschillende rechtsstelsels te verbeteren. In dit verband dient de Unie steun te geven aan netwerken van justitiële organisaties en instellingen, zoals het netwerk van de Raden voor de rechtspraak, het Europees netwerk van Hoge Raden en het Europees netwerk voor justitiële opleiding.

Uitwisselingsprogramma's voor justitiële autoriteiten zullen de samenwerking vergemakkelijken en bijdragen tot het ontwikkelen van wederzijds vertrouwen. Er moet systematisch een EU-component worden opgenomen in de opleiding van justitiële autoriteiten. De Commissie wordt verzocht zo spoedig mogelijk een voorstel tot oprichting, op basis van de bestaande structuren, van een echt Europees opleidingsnetwerk voor justitiële autoriteiten op zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk gebied te formuleren, zulks overeenkomstig de artikelenIII-269 en III-270 van het Constitutioneel Verdrag.

3.3. Justitiële samenwerking in strafzaken

Er moet worden gestreefd naar verbetering van de justitiële samenwerking door vermindering van de bestaande juridische belemmeringen en door versterking van de coördinatie bij onderzoek. Met het oog op efficiëntere vervolging moet bijzondere aandacht worden besteed aan de mogelijk­heden om in grensoverschrijdende multilaterale zaken de vervolging in één lidstaat te concentreren, waar­bij garanties worden geboden voor een correcte rechtsbedeling. De verdere ontwikkeling van de justitiële samenwerking in strafzaken is essentieel voor een adequate follow-up van onderzoek door de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en van Europol.

De Europese Raad herinnert in dit verband aan de noodzaak om de rechtsinstrumenten die gericht zijn op verbetering van de justitiële samenwerking in strafzaken te bekrachtigen en daadwerkelijk -zonder verwijl- uit te voeren, zoals ook reeds gezegd is in het punt over politiële samenwerking.

3.3.1. Wederzijdse erkenning

Het brede programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken, dat betrekking heeft op rechterlijke beslissingen in alle fasen van de strafprocedure of beslissingen die anderszins relevant zijn voor dergelijke procedures, zoals het verzamelen en de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal, jurisdictie­geschillen, het ne-bis-in-idem-beginsel en de uitvoering van definitieve gevangenis- of andere (alternatieve) straffen- - moet worden aangevuld, en nadere aandacht moet worden geschonken aan bijkomende voorstellen op dit gebied.

De verdere verwezenlijking van wederzijdse erkenning als de hoeksteen van justitiële samen­werking impliceert dat gelijkwaardige normen betreffende procedurele rechten in strafzaken worden ontwikkeld op basis van studies naar het bestaande niveau van waarborgen in de lidstaten en met gepaste aandacht voor hun rechtstradities . In dit verband moet het ontwerp-kaderbesluit over bepaalde procedurele rechten in strafzaken binnen de gehele Unie vóór eind 2005 zijn goedgekeurd.

De Raad dient vóór eind2005 het kaderbesluit betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel- aan te nemen. De Commissie wordt verzocht haar voorstellen inzake verbetering van de uitwisse­ling van informatie uit de nationale registers van veroordelingen en ontzettingen, met name van seksuele delinquenten, vóór december2004 in te dienen, zodat zij uiterlijk eind 2005 door de Raad kunnen worden aangenomen. Vervolgens moet er in maart 2005 nog een voorstel worden ingediend voor een geautomatiseerd informatie-uitwisselingssysteem.

3.3.2. Onderlinge aanpassing van de wetgeving

De Europese Raad herinnert eraan dat de vaststelling van minimumregels voor procesrechtelijke aspecten genoemd wordt in de verdragen, teneinde de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grens­overschrijdende dimensie te vergemakkelijken. De onderlinge aanpassing van het materieel straf­recht heeft hetzelfde doel en betreft gebieden van ernstige criminaliteit met een grens­overschrijdende dimensie. De prioriteit moet uitgaan naar criminaliteitsgebieden die concreet vermeld worden in de verdragen.

Met het oog op een effectiever implementatie binnen de nationale stelsels, dienen de ministers van JBZ binnen de Raad verantwoordelijk te zijn voor het definiëren van strafbare feiten en het bepalen van straffen in het algemeen.

3.3.3. Eurojust

Een effectieve bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde en andere ernstige criminaliteit en terrorisme vereist samenwerking bij en coördinatie van onderzoek en, waar mogelijk, gebundelde vervolgingen door Eurojust, in samenwerking met Europol.

De Europese Raad spoort de lidstaten aan Eurojust in staat te stellen zijn taken uit te voeren door:


·het besluit van de Raad betreffende Eurojust- vóór eind 2004 effectief uit te voeren, met bijzondere aandacht voor de aan de nationale leden te verlenen justitiële bevoegdheden; en


·te zorgen voor volledige medewerking van hun bevoegde nationale autoriteiten aan Eurojust.

De Raad dient op basis van een Commissievoorstel, na de inwerkingtreding van het Constitutioneel Verdrag maar niet later dan 1januari2008, de in artikelIII-273 van het Constitutioneel Verdrag voorgeschreven Europese wet inzake Eurojust aan te nemen, daarbij rekening houdend met alle taken die aan Eurojust zijn opgedragen.

Tot dat tijdstip zal Eurojust zijn werking verbeteren door zich te concentreren op de coördinatie van multilaterale, ernstige en complexe zaken. Eurojust dient in zijn jaarverslag aan de Raad de resultaten en de kwaliteit van zijn samenwerking met de lidstaten te vermelden. Eurojust dient maximaal gebruik te maken van de samenwerkingsovereenkomst met Europol en te blijven samen­werken met het Europees Justitieel Netwerk en andere partners op dit gebied.

De Europese Raad verzoekt de Raad zich na de inwerkingtreding van het Constitutioneel Verdrag te beraden op de verdere ontwikkeling van Eurojust aan de hand van een voorstel van de Commissie.

3.4. Justitiële samenwerking in civiele zaken

3.4.1. Vergemakkelijking van grensoverschrijdend burgerlijk procesrecht

Het civiele recht, waaronder het familierecht, raakt burgers in hun dagelijks leven. Daarom hecht de Europese Raad groot belang aan de verdere uitbouw van de justitiële samenwerking in civiel­rechtelijke aangelegenheden en de voltooiing van het in 2000 aangenomen programma van weder­zijdse erkenning. De voornaamste beleidsdoelstelling op dit gebied is dat grenzen tussen Europese landen niet langer een hinderpaal vormen voor de regeling van burgerrechtelijke zaken of voor een beroep op de rechter en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerrechtelijke zaken.

3.4.2. Wederzijdse erkenning van beslissingen

De wederzijdse erkenning van beslissingen is een effectief middel om de rechten van de burgers te beschermen en de handhaving van dergelijke rechten over de Europese grenzen heen te verzekeren.

De verdere uitvoering van het programma van maatregelen inzake wederzijdse erkenning- moet derhalve een hoofdprioriteit voor de komende jaren zijn zodat de uitvoering ervan uiterlijk in 2011 voltooid kan worden. Aan de volgende projecten moet voort­varend verder worden gewerkt: wets­conflicten inzake niet-contractuele verbintenissen ("RomeII") en contractuele verbintenissen ("RomeI"), een Europese betalingsopdracht en instrumenten betreffende alternatieve geschillen­beslechting en betreffende kleine vorderingen. Bij het plannen van de voltooiing van deze projecten dient terdege rekening te worden gehouden met lopende werkzaamheden op aanverwante gebieden.

Bestaande instrumenten inzake wederzijdse erkenning moeten effectiever worden gemaakt door standaardisering van procedures en documenten en door de ontwikkeling van minimumnormen voor aspecten van het procesrecht, zoals de betekening van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken, de inleiding van gerechtelijke procedures, de tenuitvoerlegging van uitspraken en trans­parantie van kosten.

Op het stuk van het familierecht en het erfrecht, wordt de Commissie verzocht de volgende voor­stellen in te dienen:


·in 2005, een ontwerp-instrument over de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen over levensonderhoud, met inbegrip van bewarende maatregelen en voorlopige tenuitvoer­legging;
·in 2005, een groenboek over wetsconflicten inzake erfopvolging, met inbegrip van de kwestie van de jurisdictie, wederzijdse erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op dit gebied, en een Europese verklaring van erfrecht plus een mechanisme dat het mogelijk maakt exacte informatie te hebben over het bestaan van laatste wilsbeschikkingen en testamenten van inwoners van de Europese Unie;
·in 2006, een groenboek over wetsconflicten inzake het huwelijksvermogensregime, met inbegrip van de kwestie van de jurisdictie en wederzijdse erkenning;
·in 2005 een groenboek over wetsconflicten inzake scheiding (Rome III).

De instrumenten op deze gebieden moeten uiterlijk in 2011 klaar zijn. Zij moeten aspecten van het internationale privaatrecht regelen en behoeven niet gebaseerd te zijn op geharmoniseerde concepten van "gezin", "huwelijk" of andere. Uniforme materieelrechtelijke regels zouden alleen bij wijze van begeleidende maatregel moeten worden ingevoerd, voorzover nodig om wederzijdse erkenning van beslissingen te bewerkstelligen of de justitiële samenwerking in burgerrechtelijke zaken te verbeteren.

De uitvoering van het programma voor wederzijdse erkenning moet vergezeld gaan van een zorg­vuldige evaluatie van de werking van recent aangenomen instrumenten. Het resultaat van een dergelijke evaluatie moet de nodige aanknopingspunten voor nieuwe maatregelen bieden.

3.4.3. Verbetering van de samenwerking

Met het oog op een vlotte werking van instrumenten waarbij samenwerking van justitiële of andere organen aan de orde is, zouden de lidstaten in eigen land gevestigde verbindingsmagistraten of andere bevoegde autoriteiten moeten aanwijzen. Waar passend kunnen zij hun nationale contact­punten binnen het Europees justitieel netwerk in civiele zaken gebruiken. De Commissie wordt verzocht EU-workshops inzake de toepassing van het EU-recht te organiseren en de samenwerking tussen de juridische beroepsbeoefenaren (zoals deur­waarders en notarissen) te bevorderen, met het doel beste praktijken vast te stellen.

3.4.4. Waarborgen van de samenhang en verbeteren van de kwaliteit van de EU-wetgeving

Op het gebied van het contractenrecht moet de kwaliteit van het bestaande en toekomstige Gemeenschapsrecht worden verbeterd door maatregelen ter consolidatie, codificatie en rationalisatie van de vigerende rechtsinstrumenten en door de ontwikkeling van een gemeen­schappelijk referentiekader. Er moet een kader worden ingesteld voor het verkennen van de mogelijkheden voor het opstellen van voor de gehele Unie geldende standaardvoorwaarden in het contractenrecht die door ondernemingen en handelsverenigingen in de Unie kunnen worden gebruikt.

Maatregelen moeten worden genomen om de Raad in staat te stellen de kwaliteit en de coherentie van alle instrumenten van het Gemeenschapsrecht betreffende de civielrechtelijke samenwerking systematischer te evalueren.

3.4.5. Internationale rechtsorde

De Commissie en de Raad worden aangespoord om de coherentie tussen de rechtsorde van de EU en de internationale rechtsorde te waarborgen en te blijven streven naar nauwere betrekkingen en samenwerking met internationale organisaties zoals de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en de Raad van Europa, vooral teneinde initiatieven te coördineren en de synergie tussen de activiteiten en instrumenten van deze organisaties en de EU-instrumenten te maximaliseren. De toetreding van de Gemeenschap tot de Haagse Conferentie moet zo spoedig mogelijk worden geregeld.


4. EXTERNE BETREKKINGEN

De Europese Raad beschouwt de ontwikkeling van een coherente externe dimensie van het Unie­beleid inzake vrijheid, veiligheid en recht als een steeds grotere prioriteit.

Naast de aspecten die reeds in de vorige hoofdstukken aan bod zijn gekomen, verzoekt de Europese Raad de Commissie en de secretaris-generaal / hoge vertegenwoordiger om uiterlijk eind 2005 aan de Raad een strategie voor te leggen betreffende alle externe aspecten van het Uniebeleid inzake vrijheid, veiligheid en recht, zulks op basis van de in dit programma beschreven maatregelen. Deze strategie moet een weerspiegeling zijn van de speciale betrekkingen die de Unie met derde landen, groepen van landen en regio's onderhoudt, en zich toespitsen op de specifieke behoeften aan JBZ-samenwerking daarmee.

Alle bevoegdheden waarover de Unie beschikt, ook op het stuk van externe betrekkingen, moeten op een geïntegreerde, consequente wijze worden aangewend voor de totstandbrenging van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. De volgende richtsnoeren- moeten daarbij worden gehanteerd: het bestaan van intern beleid of interne acties als voornaamste parameter waardoor een externe actie gerechtvaardigd wordt; er moet toegevoegde waarde zijn ten aanzien van de actie van de lidstaten; er moet een bijdrage zijn tot de algemene politieke doelstellingen van het extern beleid van de Unie; de doelstellingen moeten binnen een redelijke termijn kunnen worden verwezenlijkt en er moet op lange termijn kunnen worden gewerkt.


- COM(2000) 401 def.


- P6 TA-PROV (2004) 0022 A6-0010/2004.


- COM (2004) 401 def.


- Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG

PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.


- P6_TA-PROV (2004) 0022 A6-0010/2004


- COM (2004) 410 def.


- COM(2004) 628 def.


- Het ontwerp-kaderbesluit betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, met name ten aanzien van zware misdrijven, zoals terroristische daden. COM (2004) 221 def.


- Verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme, goedgekeurd op 25maart2004, doc.7906/04, punt6.


- Protocollen van Europol: het Protocol tot wijziging van artikel 2 en de bijlage bij de Europol-Overeenkomst van 30 november 2000, PB C 358 van 13.12.2000, blz. 1, het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van Europol, de leden van zijn organen, zijn adjunct-directeuren en zijn personeelsleden van 28 november 2002, PB C 312 van 16.12.2002, blz. 1, en het protocol tot wijziging van de Europol-Overeenkomst van 27november2003, PB C 2 van 6.1.2004. De Overeenkomst van 29mei2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, PB C 197 van 12.7.2000, blz. 1 en het bijbehorende Protocol van 16oktober 2001, PB C 326 van 21.11.2001, blz. 2, en het Kaderbesluit 2002/465/JBZ van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams, PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1.


- PB C 12 van 15.1.2001, blz. 10-22.


- COM(2003) 688.


- PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1-3.


- PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1-9.


- zoals vastgelegd tijdens de Europese Raad van Feira van 2000.